| |
| |
| |
| |
Brief No. 173
28 Augustus 1696
Gericht aan: Antonio Magliabechi.
Manuscript: Biblioteca Nazionale Centrale Firenze, Mss. Magl., Classe VIII, Codice 547, fol. 10r-v en 13r-v; octavo.
Niet gepubliceerd.
| |
Korte inhoud:
Bevestiging van de ontvangst van een brief van Magliabechi. L. informeert naar de reactie van de groothertog op zijn werken en bedankt voor de toezending van drukwerk en boeknieuws uit Italië.
| |
Opmerkingen:
De tekst van de brief bevindt zich op fol. 10r-v en 13r. L. heeft de brief niet ondertekend. Op fol. 13v staat boven een rood lakzegel het eigenhandig door L. geschreven adres, dat luidt: Illustri Magnifico ac Stupenda Eruditione Inclyto Viro. Do Antonio Magliabechi. Florencen. Franco Mantova.
| |
| |
| |
Letter No. 173
28 August 1696
Addressed to: Antonio Magliabechi.
Manuscript: Biblioteca Nazionale Centrale Firenze, Mss. Magl., Classe VIII, Codice 547, fol. 10r-v and 13r-v; octavo.
Not published.
| |
Summary:
Acknowledgment of the receipt of a letter from Magliabechi. L. inquires about the reaction of the grand duke to his works and thanks M. for sending him printed matter and book news from Italy.
| |
Remarks:
The text of the letter is to be found on fol. 10r-v and 13r. L. has not signed the letter. On fol. 13v, above a red wax seal, there is the address, written by L. himself, which reads: Illustri Magnifico ac Stupenda Eruditione Inclyto viro. Do Antonio Magliabechi. Florencen. Franco Mantova.
| |
| |
| |
Illustri, [Magnifico]Ga naar voetnoot1), ac Stupenda
Eruditione Inclyto Viro
Do Antonio MagliabechiGa naar voetnoot2),
Serenissimi MagnaeGa naar voetnoot3) Etruriae Ducis
Bibliothecae Praefecto.
Antonius a Leeuwenhoek S: D.Ga naar voetnoot4)
Ex litteris tuis, Vir Illustris, datis pridie Nonas Martias, et haud vulgaris erga me benevolentiae signis refertis, accepi libros meos, Nobilissimo Baroni Bettino RicaroliGa naar voetnoot5), commissos, Tibi traditos esse, Teque exemplar Serenissimo DuciGa naar voetnoot6), Pisis Florentiam reduci facto, oblaturum.
Ex eo tempore magno ductus fui desiderio sciendi, quo loco res meae sint habitae, cum apud Serenissimum Ducem, tum apud PrincipesGa naar voetnoot7).
Atque etiam scire desideravi, num fascis librorum, a me Liburnum, ad Amplissimum rerum Hollandicarum Procuratorem, missorumGa naar voetnoot8), ad Te pervenerit, simul etiam an non Theses meae multis obnoxiae sint oblocutionibus, quae communis omnium rerum novarum sors esse solet.
Paucis ab hinc diebus [ac]cepiGa naar voetnoot1) humanissimas ac gratissimas mihi Litteras tuas, datas VIII. Idus Quintiles; atque etiam paginas Mutinae impressasGa naar voetnoot9); qua liberali communicatione me semper Illustri Tuo Nomini obstrictum, et gratissimum reperies.
Ex posterioribus hisce litteris Tuis, inter alia, didici, te jam antea litteris mihi significasse, fascem illum librorum, Liburnum ad Virum Amplissimum missorum, Tibi jam esse acceptum.
| |
| |
| |
To the Illustrious, [Distinguished]Ga naar voetnoot1) Gentleman
famed through his Stupendous Erudition,
Mr Antonio MagliabechiGa naar voetnoot2),
Prefect of the Library
of the Most Serene Grand Duke of Tuscany,
respectful greetings from Antoni van Leeuwenhoek.
From your letter, Illustrious Sir, of the sixth of March, full of signs of extraordinary benevolence towards me, I learned that my books, which I had entrusted to the Most Noble Baron Bettino RicaroliGa naar voetnoot3), have been handed to You and that You will present one copy to the Most Serene DukeGa naar voetnoot4) upon his return from Pisa to Florence.
From that moment I was very anxious to know how my work has been received, by the Most Serene Duke as well as by the PrincesGa naar voetnoot5).
I was also desirous to know whether the packet of books sent by me to LeghornGa naar voetnoot6), to the Most Excellent Consul of the Netherlands, has reached YouGa naar voetnoot7), and at the same time whether my Theses are not exposed to many objections, which is usually the common lot of all new things.
A few days ago I received Your very kind and welcome Letter of the 8th of July and also the pages printed at ModenaGa naar voetnoot8); through this generous communication you will always find me indebted and most grateful to Your Illustrious Name.
From this later letter of Yours I learned, inter alia, that you had already notified me before in a letter that the said packet of books, sent by me to Leghorn to the Most Excellent Gentleman, had already been received by You.
| |
| |
| |
Quas litteras me non accepisse vehementer doleoGa naar voetnoot10). Quapropter obnixe rogatum Te velim, ut, si imposterum me litteris Tuis honorare Tibi placuerit, eas (hoc modo inscriptas
Aan Antonij van Leeuwenhoek
Tot Delft
in Holland.)
tantum ordinario committas veredario, non dubitans, quin sic mihi ad manus sint venturae, quoniam ex Urbe nostra litterae per universam Germaniam ac Italiam mittuntur, ac etiam secure ex iis regionibus eo transferentur.
Sed hisce finio, post actas denuo gratias cum pro singulari Tua erga me benevolentia, ac humanitate, tum pro paginarum illarum, caeterorumque ex Italia novorum communicationeGa naar voetnoot11).
Vale, Vir Illustris, et mihi meisque fave.
Dabam Delfis Hollandorum
Quinto Kalendas Septembris
1696.
| |
| |
| |
I greatly regret not having received said letterGa naar voetnoot9). For this reason I would urgently request You to entrust any letters You might in the future be pleased to honour me with (addressed as follows:
To Antonij van Leeuwenhoek
at Delft
in Holland.)
only to the ordinary postman, not doubting but they will thus get into my hands, since from our City letters are sent all over Germany and Italy and are also safely conveyed hither from those regions.
But here I conclude, after having thanked you once more both for Your extraordinary benevolence and kindness towards me and for the sending of those pages and other novelties from ItalyGa naar voetnoot10).
Farewell, Illustrious Sir, and be favourably disposed towards me and mine.
Given at Delft, Holland
the 28th of August
1696.
|
-
voetnoot1)
- De brief is in hetzelfde duidelijke handschrift geschreven als die van 16 augustus 1695 (zie aant. 1 bij de Latijnse tekst van deze Brief 153, Alle de Brieven, Dl. 11, blz. 50). Aan de fotokopie van het manuscript is duidelijk te zien, dat deze brief in het verleden een ruwe behandeling heeft ondergaan. Het papier is zwaar gekreukt en gevlekt; aan de bovenrand van de bladzijden 1 en 2 is een stukje afgescheurd. De tekst is echter slechts op twee plaatsen geschonden. Van Magnifico is alleen het onderste stukje van de letters Mag... o overgebleven, maar op grond van de ruimte tussen de g en de o en op grond van het adres op de omslag is er geen twijfel aan het woord. Van accepi (bovenaan blz. 2, al. 4 van de brief) is de a geheel, de c ten dele uitgewist. [Dam.]
-
voetnoot2)
-
Antonio Magliabechi (1633-1714) was bibliothecaris van de groothertog van Toscane, Cosimo III de' Medici. Zie het Biogr. Reg., Alle de Brieven, Dl. 6, blz. 390.
-
voetnoot3)
-
Magnae, blijkbaar een verschrijving voor Magni.
-
voetnoot5)
- Over deze boeken had L. reeds geschreven in Brief 158 van 18 oktober 1695, (Alle de Brieven, Dl. 11, blz. 112-114), Brief 159 van 31 oktober 1695 (ibid., blz. 116-122) en Brief 162 van 22 december 1695 (ibid., blz. 152-156). Zie voor de naam van baron Bettino Ricasoli aant. 2 bij Brief 158 van 18 oktober 1695 (ibid., blz. 114) en het Biogr. Reg., ibid., blz. 340. Zie voor L.'s contacten met Magliabechi: Van Runberk, ‘Briefwisseling’; Van der Saag, ‘Rabus’, blz. 361-366; en Van Veen & McCormick, Tuscany, blz. 54-56.
-
voetnoot6)
- Bedoeld is Cosimo III de' Medici. Zie het Biogr. Reg., Alle de Brieven, Dl. 11, blz. 338.
-
voetnoot7)
- Bedoeld zijn Ferdinand de' Medici en diens broer Gian Castone, de latere groothertog. Zie het Biogr. Reg., Alle de Brieven, Dl. 11, blz. 338, onder Cosimo III de' Medici.
-
voetnoot1)
- De brief is in hetzelfde duidelijke handschrift geschreven als die van 16 augustus 1695 (zie aant. 1 bij de Latijnse tekst van deze Brief 153, Alle de Brieven, Dl. 11, blz. 50). Aan de fotokopie van het manuscript is duidelijk te zien, dat deze brief in het verleden een ruwe behandeling heeft ondergaan. Het papier is zwaar gekreukt en gevlekt; aan de bovenrand van de bladzijden 1 en 2 is een stukje afgescheurd. De tekst is echter slechts op twee plaatsen geschonden. Van Magnifico is alleen het onderste stukje van de letters Mag... o overgebleven, maar op grond van de ruimte tussen de g en de o en op grond van het adres op de omslag is er geen twijfel aan het woord. Van accepi (bovenaan blz. 2, al. 4 van de brief) is de a geheel, de c ten dele uitgewist. [Dam.]
-
voetnoot9)
- Mogelijk zijn hier enkele bladzijden uit een aflevering van het Giornale de' Letterati uit Modena bedoeld. Zie ook aant. 3 bij Brief 152 van 1695, Alle de Brieven, Dl. 11, blz. 44.
-
voetnoot1)
- The letter is written in the same clear handwriting as that of 16 August 1695 (see note 1 to the Latin text of this Letter 153, Collected Letters, vol. 11, p. 50). From the photocopy of the manuscript it can clearly be seen that in the past this letter was roughly handled. The paper is badly creased and stained; from the top edge of pages 1 and 2 a small piece has been torn off. The text, however, is disfigured only in two places. From Magnifico only the bottom part of the letters Mag... o has remained, but in view of the space between the g and the o and in view of the address on the envelope the word is not to be doubted. From accepi (top of p. 2, para 4 of the letter) the a has been blotted out altogether, the c partly. [Dam.]
-
voetnoot2)
-
Antonio Magliabechi (1633-1714) was librarian to the grand duke of Tuscany, Cosimo III de' Medici. See the Biogr. Reg., Collected Letters, vol. 6, p. 391.
-
voetnoot3)
- About these books L. had already written in Letter 158 of 18 October 1695 (Collected Letters, vol. 11, pp. 113-115), Letter 159 of 31 October 1695 (ibid., pp. 117-123), and Letter 162 of 22 December 1695 (ibid., pp. 153-157). For the name of Baron Bettino Ricasoli see note 2 to Letter 158 of 18 October 1695 (ibid., p. 115) and the Biogr. Reg., ibid., p. 341. For L.'s contacts with Magliabechi: see Van Rijnberk, ‘Briefwisseling’; Van der Saag, ‘Rabus’, pp. 361-366; and Van Veen & McCormick, Tuscany, pp. 54-56.
-
voetnoot4)
- The person meant is Cosimo III de' Medici. See the Biogr. Reg., Collected Letters, vol. 11, p. 339.
-
voetnoot5)
- The persons meant are Ferdinand de' Medici and his brother Gian Castone, the later grand duke. See the Biogr. Reg., Collected Letters, vol. 11, p. 339, sub Cosimo III de' Medici.
-
voetnoot8)
- It is possible that this is a reference to some pages from the Giornale de' Letterati from Modena. See also note 3 to Letter 152 of 1695, Collected Letters, vol. 11, p. 45.
-
voetnoot10)
- Uit de aan Magliabechi gerichte Brief 175 van 7 september 1696, in dit deel, blijkt dat L. deze brief door bemiddeling van Jacobus Gronovius toch nog heeft ontvangen.
-
voetnoot11)
- Door Pieter Rabus gepubliceerd als ‘Italiaansch Boeknieuws’ in de Boekzaal van Europe (September en October 1696), blz. 363-365.
-
voetnoot9)
- From the Letter 175 to Magliabechi of 7 September 1696, in this volume, it appears that L. after all received this letter through the intermediary of Jacobus Gronovius.
-
voetnoot10)
- Published by Pieter Rabus as ‘Italiaansch Boeknieuws’ (Italian Book News) in the Boekzaal van Europe (September and October 1696), pp. 363-365.
|