Alle de brieven. Deel 12: 1696-1699
(1989)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||||||
Korte inhoud:Eikehout, dat op zolder opgeslagen was en van buiten gaaf leek, bleek keverlarven te bevatten. Enkele daarvan verpopten zich en ontwikkelden zich tot volwassen kevers. Deze bleken evenals hun larven hout als voedsel te kunnen gebruiken. Veronderstellingen over de oorzaak van de verschillen in kwaliteit van eikehout. | ||||||
Opmerking:De hier afgedrukte tekst is die van uitgave A. | ||||||
Letter No. 174 [105]
| ||||||
Published in:
| ||||||
Summary:Oak-wood, which had been stored in the garret and outwardly appeared sound, was found to contain larvae of beetles. Some of them pupated and developed into adult beetles. The latter, like their larvae, appeared to be able to feed on wood. Suppositions about the cause of the differences in quality of oak-wood. | ||||||
Remarks:The text as here printed is that of edition A. | ||||||
Delft desen 29 aug: 1696.
Wel Edele Gestrengen HeerGa naar voetnoot1),
IN de voorledene Winter sag ik dat myn Eyke Brant-hout, dat men tel-houtGa naar voetnoot2) noemt, en welk Hout ontrent ses Jaren op myn Solder hadde gelegen, veel beset was, met een witte stof, overeenkomende met de Couleur van het Hout, en welke stoffelyke deelen, ik my vastelyk inbeeldeGa naar voetnoot3), dat door Wormen, die in't Hout waaren, veroorsaakt wierden. Ik nam dan onder anderen een Eyken-Houtge, daar veel stof op lag, en welk Hout in de lengte doorklooft was, en welkers diameter was ontrent een duymbreetGa naar voetnoot4), en het was seer na een en een half voet langGa naar voetnoot5), en daar by van een vyf jaarig gewas. Aan dit verhaalde Hout en konde ik geen WormGa naar voetnoot6) gaatgens, die men in veel Hout komt te sien, bekennen, schoon ik het selvige van alle opleggende stoffe hadde gereynigt. Ga naar margenoot+Ik kloofde het geseyde Houtge, na dat ik het alvoorens in twee deelen hadde verdeelt, en ik haalde uyt de helft van het Houtge seventien witte levende Wormen, die alle van een ende deselvige grootte waren. Dese wormen waren kort van lighaam, die haar in de rondte toe trokken als ik deselvige uyt het Hout hadde genomen, en welkers voortste gedeelte wel tweemaal soo dik was als haar agterlyf, en waren ook onbequaam om buyten het Hout zynde, voort te kruypen, ze hadden seer korte pooten, die met veel hairtgens beset waren, en hadden aan yder poot een regt uyt staande klaeuwtgeGa naar voetnoot7). Ik sag met verwondering, hoe dese wormkens de stoffe, die ze van het Hout hadden afgeknaagt, nevens haar excrementen agter haar in de lange reeten, ofte wegen, die ze in't Hout hadden gemaakt, ofte daar ze door gearbeyt waren, weder soo vast wisten te samen te pakken, te meer, om dat hare lighamen zoo sagt waren, uytgesondert de werktuygen voor aan het hooft, die niet wit, maar uyt den geele warenGa naar voetnoot8). Ik sag verscheyde reetenGa naar voetnoot9) in't Hout die groenagtig, of een weynig beschimmelt waren, dog op geen andere plaatsen, als daar de wormkens lagen, waar uyt ik een besluyt maakteGa naar voetnoot10), dat dese wormkens in de winter stil bleven leggen, ende dat | ||||||
Delft, the 29th of August 1696.
Right Honourable SirGa naar voetnoot1),
Last Winter I saw that my Oak Firewood, which is called billets and which had lain on my Loft for about six Years, was thickly covered with a white substance, whose Colour resembled that of the Wood and which particles of matter I firmly believed were produced by WormsGa naar voetnoot2) that were present in the Wood. I then took, amongst others, a Piece of Oak which was covered with a good deal of this substance and which was cleft lengthwise, and whose diameter was about one inchGa naar voetnoot3); and it was about one and a half feetGa naar voetnoot4) long and five years old. In this Wood I could not detect any Worm-holes, such as they are seen in many kinds of Wood, even though I had cleaned it of all the substance lying on it. Ga naar margenoot+After having first divided it into two parts, I cleft the said piece of Wood and I took out of one half of the Billet seventeen living white Worms, which were all the same size. These worms had short bodies, which contracted to a circle when I had taken them out of the Wood and whose front part was at least twice as thick as their abdomen, and they were also unable to crawl when they were outside the Wood; they had very short legs, which were covered with a great many little hairs, and on each leg they had an erect little clawGa naar voetnoot5). I saw to my astonishment how these little worms managed to compact the substance they had gnawed off the Wood, together with their excrements, very tightly again behind themselves in the long chinks or passages which they had made in the Wood or through which they had worked, the more so because their bodies were so soft, except for the organs at the front of the head, which were not white, but yellowish. I saw several chinks in the Wood which were greenish or somewhat mouldy, but in no other places except those where the little worms lay, from which I concluded that in winter these little worms lay still and that the exhalation from their | ||||||
de uytwaseminge van haar lighamen, de schimmel verwekte, als wanneer ik ook een weynig beweginge aan hare lighamen kondeGa naar voetnoot11) bekennen, dog als ik deselvige in een doosje hadde gedaan, ende eenige uren by my hadde gedragen, en zy dus warm waren geworden, hadden deselvige veel meerder beweginge, maar geen andere, als dat ze haar agter lyf soo voor-waarts toeboogen, dat ze daar mede voor een gedeelte haar hooft bedekten, ende dan weder een weynig uytrekten. Alhoewel ik geen andere gedagten hadde, of dese wormkens souden in de somer in vliegende schepsels veranderen, soo heb ik nogtans veertien van dese wormkens, in een schroef-doosje gedaan, en die by my gedragen, om te ondersoeken hoe lang dese wormkens dus zouden in 't leven blyven. In deze myne waarneminge stond ik verstelt, als ik sag dat soodanige Eyken-Houtgens, daar men van buyten niets, dat na eenige doorknaginge geleek, aansag, zoo doorgeeten waren, ja zoodanig dat men die konde ontstukken breeken, als of het een kennip-stokjenGa naar voetnoot12) hadde geweest. Den Gemeene Man nu, siende dat soodanigen Hout van buyten seer gaaf is, en in 't breeken soo onstark, en soo veel meelagtige stoffe in heeft, noemt soodanigen Hout vermollemt Hout, als haar inbeeldendeGa naar voetnoot13) dat het Hout in sig selven soo heeft leggen vergaan, en andereGa naar voetnoot14), dat de Wormkens die in 't Hout gevonden werden, uyt sig selven in 't Hout groeyen. Om dat ze, als hier vooren is geseyt, van buyten geen de minste gaaten vernemen. Maar als we gedenken, hoe kleyn een Eytge van soo een kleyn dierke moet zyn, dat uyt een Wormke by veranderingGa naar voetnoot15) voortkomt, ende dat de jonge worm uyt het Eytge voortkomende, tusschen de reeten, ofte in de grootte vaatenGa naar voetnoot16) die in 't Hout zyn, kan inbooren, en alsoo gaatgens in 't Hout komen te maken, die in 't eerst ons gesigt ontwyken, soo konnen wy dien aangaande ons voldoenGa naar voetnoot17). Ik beeldde my ook inGa naar voetnoot18), dat de geseyde Wormkens niet alleen in vliegende schepsels souden veranderen, maar dat die ook schildekens op haar lyf souden hebben, om daar mede haar wiekjens te bedekken. Omme myn selven hier in te voldoenGa naar voetnoot19), heb ik genomen ontrent een derdendeel van het geseyde telhoutge, waar uyt ik geen wormen hadde gehaalt, nog ook van buyten geen gaatgens in te bekennen waren, en hebbe dit selvige opgeslooten in een glase tuba, ende de tuba aan beyde de eynden toegedaan met kurk, ende het | ||||||
bodies gave rise to the mould; I could then also detect some movement in their bodies, but when I had put them in a little box and had carried them with me for some hours, so that they had grown warm, they moved much more, but only in such a way that they so bent their abdomen forwards that they partly covered their head therewith and then again stretched it out a little. Although I did not doubt but these little worms would change in summer into flying creatures, still I put fourteen of these little worms in a little box with a screwcap and carried them with me so as to find out how long these little worms would live in this way. In these my observations I was amazed to see that such Oak Billets, on the outside of which there could not be seen anything suggesting that they had been gnawed, had been eaten through so thoroughly that they could be broken to pieces as if they were hemp-stalks. Now the Common Man, seeing that such wood is quite sound on the outside and is so fragile when it is broken and contains so much mealy matter, calls such Wood mouldered Wood because he thinks that the Wood has been decaying of itself, while others think that the little worms that are found in the wood grow in the wood of themselves. Because, as said hereinbefore, they do not perceive any holes on the outside. But if we bear in mind how small must be an Egg of so small an animalcule which comes out of a little Worm through metamorphosis, and that the young worm coming out of the little Egg can penetrate between the chinks or into the large vesselsGa naar voetnoot6) in the Wood and thus make holes in the Wood which first escape our sight, we can be satisfied with this explanation. I also thought that the said little Worms not only would change into flying creatures, but that theyGa naar voetnoot7) would also have wing-covers on their bodies to cover therewith their little wings. In order to gain certainty about this, I took about one third of the said billet from which I had got no worms and in which no holes could be detected on the outside, and I enclosed this in a glass tube, stoppered the tube at both ends with cork, | ||||||
selvige op myn comptoirGa naar voetnoot20) in myn gesigt geplaatst, om waar te nemen, wat uytwerkinge de wormen, die in 't Hout mogten wesen, souden te weeg brengen. Sedert welke tyd ik verscheyde malen het verhaalde opgeslooten Houtge hebbe beschout, dog geen verandering konnen gewaar werden, als dat'er een weynig verbryselde stoffe van het Hout in't glas lag, ende dat een wormke, dat uyt het Hout gekropen was, gestorven lag. Ga naar margenoot+Op den 21. Mey geen verandering ziende, nam ik drie bysondereGa naar voetnoot21) dunne Eyken Tel-Houtgens, die ik ontstukken brak, en haalde uyt deselvige ontrent dertig Dierkens, of wormkens, die nu alle in Popkens waren verandert, en nog zeer wit waren. Dese Popkens waren van een zeer aardig maaksel, want aan deselvige konde men de nette oogjens, die uyt druyfs gewyse maaksels bestonden, niet alleen seer klaar bekennen, maar na myn oordeel bestond yder oog meer dan uyt twee hondert gesigtenGa naar voetnoot22), en men sag ook de kerfs gewyse ledekensGa naar voetnoot23), waar mede het Wormke was begaaft geweest, als ook de hoornenGa naar voetnoot24), die aan 't hooft stonden, de Pootgens, en de schildekens, waar mede de Vlerkjens zouden bedekt werden, in 't kort men sag zoo vele volmaaktheden aan zoo een veragt schepsel, dat wy daar over verstelt stonden. Ik dede vyf van dese Popkens in een glase tuba, en ik droeg die by dag by my, om te sien, ofGa naar voetnoot25) door de warmte van myn lighaam niet vaardigerGa naar voetnoot26) in vliegende schepsels souden veranderen, dan de Popjens, die in een doosje waren opgeslooten. Na dat ik nu dese Popjens drie dagen by my hadde gedragen, sag ik dat hare lighamen al een roode couleur begonden aan te nemen, en na verloop van seven dagen, waaren alle haar huytgens verwisselt, en vier van deselvige waren hare lighamen bruyn en blinkende rootGa naar voetnoot27), en bleven met weynig beweginge haar op de kurk, waar mede het glas was toegestopt, onthoudenGa naar voetnoot28). Ga naar margenoot+Het vyfde popje, schoon het mede zyn huytge verwisselt hadde, was het voorste lighaam roodagtig, en het agterste gants wit, en was zoo gestorven. Den 1: Juni sag ik dat een vande Popkens, die ik in een doosje hadde op geslooten, in een vliegent schepsel was verandert, ende dat desselfs agterlyf nog wit was. Den 2: Juny vernamGa naar voetnoot29) ik dat nog twee vande popkens in vliegende schepsels waren verandert. Alsoo ik eenige dagen uyt de stad hadde geweest, beschoude ik eerst op den 10 Juni de popkens, die ik in het doosje hadde op geslooten, dewelke alle in vliegende | ||||||
and put it in my studyGa naar voetnoot8) in full view in order to perceive what effect any worms that should be present in the Wood would produce. From that time onwards I repeatedly observed the said enclosed Billet, but I could not perceive any change except that some crushed matter of the Wood lay in the glass and that a little worm that had crept out of the Wood was dead. Ga naar margenoot+On the 21st of May, seeing no change, I took three different thin Oak Billets, which I broke to pieces, and I took out of them about thirty Animalcules, or little worms, all of which had now changed into Pupae and were still very white. These Pupae had a very pretty shape, for not only could the neat little eyes having the form of grapes be very clearly detected thereon, but in my opinion each eye consisted of more than two hundred facets, and one could also see the segments with which the little Worm had been provided, as well as the antennae on the head, the Legs, and the wing-covers with which the Wings were to be covered; briefly, so many perfections were seen on so worthless a creature that we were amazed at it. I put five of these Pupae in a glass tube and I carried this with me in the daytime so as to see whether they would not be changed more rapidly into flying creatures through the heat of my body than did the Pupae which were enclosed in a box. After I had carried these Pupae about with me for three days, I saw that their bodies were all assuming a red colour and after seven days had elapsed, the skins of all of them had been shed and the bodies of four of them were a deep and shining red colour and they stuck without much movement to the cork with which the glass had been stoppered. Ga naar margenoot+As to the fifth pupa, although it had also shed its skin, the front part of the body was reddish and the abdomen quite white, and this one had thus died. On the 1st of June I saw that one of the Pupae I had enclosed in a box had changed into a flying creature and that its abdomen was still white. On the 2nd of June I saw that two more of the pupae had changed into flying creatures. As I had been out of town for some days, it was only on the 10th of June that I observed the pupae I had enclosed in the box, all of which had changed into flying | ||||||
schepsels waren verandert, uytgeseyt twee â. drie die verdroogt waren, en welke verdroogde Popkens, ik oordeelde, dat in't uyt nemen van het Hout, door my gequetst waren geweest. Op den laast geseyden dag sag ik ook, dat agt vliegende schepsels uyt het stukje Eyke telhout, dat ik in de glase tuba hadde op geslooten, op het Hout liepen, ende datter nu verscheyde ronde gaatgens in't Hout waren gebeten, waar uyt ik vast steldeGa naar voetnoot30), dat de vliegende schepsels waren gekomen. Wanneer nu veele luyden gaaten in het Hout komen te sien, daar ze van te vooren geen de minste gaaten hebben vernomen, maken ze een besluytGa naar voetnoot31) dat zoodanige wormen van selfs voort-koomen, als hier vooren geseyt. Des anderen daags sag ik vyftien vliegende schepsels, waar van twee versamelt warenGa naar voetnoot32), en vernam doeGa naar voetnoot33) seventien ronde gaatgens in 't hout, waar uyt de vliegende schepsels waren gekomen. Dese vliegende schepsels sag ik dat veele weder in de ronde gaatgens van het Hout liepen, en ook weder uyt het selvige quamen, soo dat ik sedert die tyd maar vier â. vyf Dierkens te gelyk quam te sien. Ik hadde geen andere gedagten, of de verhaalde Dierkens souden in de glase buys voortgeteelt hebben, en wanneer ik nu oordeelde dat uyt der selver geseyde eyeren, al jongen mosten wesen, nam ik het Hout en snede het aan kleyne stukjens, dog ik vernam niet meer, dan twee â drie van de verhaalde Dierkens, soo dat ik vast steldeGa naar voetnoot30), dat ze my waren ontloopen, door een gaatge dat inde kurk was. Ik hadde ook eenige van de verhaalde Vliegende Schepsels in een glase tuba soodanig op geslooten, dat haar gront een stuk kurk was, met die gedagten, om te sien of die Dierkens de kurk tot spys souden gebruyken, gelyk geschiede, en loosden ook excrementen, die langagtigGa naar voetnoot34), ende de Couleur van kurk hadden. Waar uyt my bleek, dat de wormen niet alleen het Hout tot spys gebruyken, ende hare grootmakinge daar van genieten, maar dat deselvige, schoon al in vliegende Schepsels verandert zynde, nog het Hout door knagen, contrarie veele andere Vliegende Schepsels. Dit Vliegende Schepsel oordeel ik ses â. agt maal grooter te zyn, dan het Vliegende Schepsel, dat by verandering uyt het Wormke voortkomt, dat de Olyagtige stoffe uyt de Foulie op eetGa naar voetnoot35), welkers Schildekens die de Wiekjens bedekken, by na van een ende deselvige maaksels zyn. Ga naar margenoot+Als we nu sien, dat het jong eyken Tel-hout, meerder doorknaginge vande wormen onderworpen is, dan het swaar eyken Hout dat hier te lande, en nog minderGa naar voetnoot36) dat in warmer landen wast, zoo konnen we ons geen andere reden te binnen brengen, als dat het Tel-hout, dat meest doorgaansGa naar voetnoot37) op struyken wast, lang- | ||||||
creatures, except two or three, which had shrivelled, and these shrivelled Pupae I judged had been injured by me as I took them out of the Wood. On the last-mentioned day I also saw that eight flying creatures from the piece of Oak billet I had enclosed in the glass tube were crawling on the Wood and that several round holes had now been bitten in the Wood, from which I was persuaded the flying creatures had emerged. Now many people, when they see holes in the Wood where before they did not perceive any holes at all, draw the conclusion that such worms are generated spontaneously, as said hereinbefore. The next day I saw fifteen flying creatures, two of which were copulating, and then I saw seventeen round holes in the wood, from which the flying creatures had emerged. I saw that many of these flying creatures entered the round holes in the Wood again and also emerged again, so that from that time onwards I saw only four or five Animalcules at a time. I did not doubt but the said animalcules would procreate in the glass tube, and when I now thought that there ought to be young ones from their eggs, I took the Wood and cut it to small pieces, but I saw no more than two or three of the said Animalcules, so that I believed that they had escaped from me through a hole in the cork. I had also enclosed some of the said Flying Creatures in a glass tube in such a way that its bottom was a piece of cork, wishing to see whether those Animalcules would use the cork as food, and this happened. They also voided excrements, which were longish and had the Colour of cork. From this it appeared to me that the worms not only use the Wood as food and receive their growth from it, but that, even when they have already changed into flying Creatures, they still gnaw through the Wood, in contrast to many other Flying Creatures. I think that this Flying Creature is six or eight times bigger than the Flying Creatures emerging through metamorphosis out of the little Worm which eats the Oily substance from Mace, whose Wing-covers covering the Wings have almost the same formGa naar voetnoot9). Ga naar margenoot+If we now see that young oak Billets are more liable to be gnawed by the worms than heavy oak Wood growing in this country (and that growing in warmer countries is even less subject to it), we cannot think of any other reason but that Billets, which usually grow on bushes, slowly increase in thickness and conse- | ||||||
saam in dikte is toe nemende, en by gevolg, een broos en onstark Hout moet zyn, daar in tegendeel het eyken Hout dat schielyk in dikte is toe nemende, stark en vast van Hout is, waar op de worm niet veel schade kan doen, en welke starkte, en onstarkte, van het eyken Hout, by my voor desen is aangewesenGa naar voetnoot38). Ook mede is het Hout, waar aan men de bast laat, veel meer het door eeten van de wormen onderworpen, als het Hout, daar de bast is afgeschilt, om redenen, stel ik vastGa naar voetnoot30), dat de jonge Wormen, eerder de bast konnen doorknagen, dan het Hout, en wanneer ze nu eenig voetsel, en de grootmakinge uyt de bast hebben bekomen, zyn ze bequamerGa naar voetnoot39) om in het Hout in te booren, en dit zien we in het mande-werk, welker bast afgeschilt is, dat het minder doorknaginge van de worm onderworpen is, dan de mandens, welkers Hout met de bast bekleet isGa naar voetnoot40). Ook vind ik een zoort van Wormen die alleen haar voetsel uyt de bast halen, en niet in 't hout in dringen, en welke soort veel grooter zyn, als daar ik hier vooren van hebbe gesprookenGa naar voetnoot41). Hier hebt gy, wel Ed: Gestrenge Heer, myne aantekeninge die ik gehouden hebbe, ontrent het kleyne Wormke, dat hier te lande het Hout door knaagt, en bederft. Zien we nu dit in onse landen, wie weet wat een overvloet van diergelyke wormen in de heete Oosterse landen voortteelen, die niet alleen het hout, maar ook NootenGa naar voetnoot42) en Foulje beschadigen. Afbrekende blyve enz.
A van Leeuwenhoek.
De Supersc. was:
Aan den wel Edele Gestrengen Heere,
D'Heer Mr. Henrik van Bleiswyk,
In Middelburgh. | ||||||
quently must be brittle and fragile Wood, whereas oak Wood which quickly increases in thickness consists of strong and firm wood, to which the worm cannot do much damage, which strength and brittleness of Oak wood has previously been described by meGa naar voetnoot10). Furthermore the Wood on which the bark is left is much more liable to be eaten by the worms than Wood from which the bark has been peeled, for the reason, I believe, that the young worms are sooner able to gnaw through the bark than the Wood, and when they have received some nutrition and growth out of the bark, they are better able to penetrate into the Wood, and this we see in wicker work in which the bark has been peeled off, namely that it is less liable to be gnawed through by the worm than baskets whose Wood is covered with the barkGa naar voetnoot11). I also find a kind of Worms which get their nutrition only out of the bark and do not penetrate into the wood, a kind which is much bigger than that about which I have spoken hereinbeforeGa naar voetnoot12). Here, dear Sir, you have the notes I made about the small Worm which gnaws and ruins the Wood in this country. If we now see this in our countries, who knows what plenty of such worms may procreate in the hot countries of the East, which damage not only the wood, but also NutsGa naar voetnoot13) and Mace. Breaking off, I remain, etc.
A van Leeuwenhoek.
The Superscription was:
To the Right Honourable Sir,
Middelburg. |
|