Alle de brieven. Deel 12: 1696-1699
(1989)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||
Korte inhoud:Honingdauw, die volgens L. afkomstig is uit bomen, blijkt een zoete, stroperige stof te zijn. Op lindebomen vindt L. veel honingdauw, bij andere boomsoorten weinig of geen. Vocht uit wijnranken brengt L. tot een theorie over lakproduktie bij tropische boomsoorten. L.'s Delftse kennis is diens vermogen tot het hanteren van de wichelroede verloren. | ||
Opmerking:De hier afgedrukte tekst is die uit de Boekzaal. | ||
Letter No. 171
| ||
Published in:
| ||
Summary:Honey-dew, which according to L. comes from trees, is found to be a sweet, syrupy substance. On lime-trees L. finds a good deal of honey-dew, on other trees little or none. Moisture from vine tendrils induces L. to form a theory on the production of lacquer in tropical kinds of trees. L.'s Delft friend has lost the capacity to handle the divining-rod. | ||
Remark:The text as here printed is that from the Boekzaal. | ||
Mijn HeerGa naar voetnoot1),
Ik hebbe onze Landluiden veel malen hooren spreken van het vallen van den HonigdauwGa naar voetnoot2), ende wanneer die komt te vallen, dat dan het ongedierte, als Ruspen, enz. moet sterven. Ga naar margenoot+Dit zeggen van de Boeren, ontrent het vallen van den Honigdauw, heeft nooit eenige ingang by my gehad, want zoo het waar was, datter een soort van Dauw neder viel, die men om zijn dikte een Honigdauw zoude mogen noemen, zouden we die zoo wel in de steden als ten platte lande gewaar werden, en ik hebbe veel malen verlangt, dat men my den zoo genaamden Honigdauw, eens mogt aanwijsen. Waar van UE. na alle apparentie mede wel hebt hooren spreken. 't Is zulks, dat ik veel jaren hebbe waar genomen, datter veel vogtige kleine droppeltjens van de Linde-boomen op de straatsteenen vielen, die als een olyagtige stoffeGa naar voetnoot3) wel voornamentlijk op de blaauwe steenen bleeven leggen, zonder dat ze wegwaassemden, schoon 'er een warme zonneschijn was. Nu ontrent half Juny zie ik dat daarGa naar voetnoot4) de Linde-boomen staan, de straatsteenen met de verhaalde stoffe zoo bedropen zijn, als of 'er groote droppelen uit de boomen waren gevallen, ende daar benevens dat de bladeren zoo blinkende waren, even als of zy met een sterke gom waren bestreken geweest. Dit deed my eenige takken van een Lindeboom snijden, om, was het doenlijk, na te speuren, de oorzaak van den glans der bladerenGa naar voetnoot5), als ook van de olyagtige stoffe die op de steenen lag. t'Huis komende ende de bladeren beschouwende, zag ik, dat alleen de bovenzijde van de bladeren door-nat waren als of die met een sterke gom waren besmeert, maar de vogtige stoffe lag op verscheide plaatsen zoo dik, dat ik eenige weinige stoffe daar van konde nemen; en vele bladeren haar uiterste einden waren daar mede zoo beladen, dat ze door de zwaarte van de stoffe, meer als gemeenGa naar voetnoot6) na omlaag hingen, ook heb ik veel maal gezien dat gansche droppelen aan de uiterste om laag hangende bladeren hingen, dieGa naar voetnoot7) dan ook voor een klein gedeelte aan de onderste zijde van de bladeren waren als omgeloopen, en alzoo voor een klein ge- | ||
Dear SirGa naar voetnoot1),
I have often heard our Country-people speak of the falling of the Honey-dewGa naar voetnoot2) and that, when it falls, vermin such as Caterpillars, etc. must die. Ga naar margenoot+This saying of the Farmers concerning the falling of the Honey-dew has never found any acceptance with me, for if it were true that a kind of Dew were falling which might be called Honey-dew because of its thickness, we should observe it in the towns as well as in the country, and I often desired that people should show me the so-called Honey-dew, of which to all appearances You have also heard. It is a fact that I have observed for many years that many moist little droplets fell from the Lime-trees on to the cobbles, which droplets remained like an oily substanceGa naar voetnoot3) mainly on the blue cobbles without evaporating, though the sunshine was warm. Now about the middle of June I saw that where the Lime-trees are standing, the cobbles were so covered with the said substance as if big drops had fallen from the trees, and likewise that the leaves were glistening as if they had been smeared with a strong gum. This induced me to cut some branches off a Lime-tree in order to find out, if possible, the cause of the glistening of the leavesGa naar voetnoot4) and also of the oily substance lying on the cobbles. When I came home and examined the leaves, I saw that the leaves were wet through only on the upper side, as if they had been smeared with a strong gum, but in several places the moist substance lay so thick that I could take a little of the substance. And the extremities of many leaves were so laden with it that through the weight of the substance they hung down more than usual. I also saw many times that whole drops were hanging on the leaves hanging down excessively, which had also flowed for a small part to the lower side of the leaves, and thus covered for a | ||
deelte de onderste zijde van de bladeren met de gezeide stoffe bezetteden, daarGa naar voetnoot8) anders de onderste zijden van de bladeren gans droog waren. Ja niet alleen dat de bladeren zoo bezet waren met de vogtige stoffe, maar de jonge scheuten of takjens, die van dat jaar gemaakt waren, waren doorgaansGa naar voetnoot9) zoo nat, als of ze rondomme bestreken waren geweest, en op vele plaatsen hingen aan het nieuwgemaakte hout kleine droppeltjens. Deze stoffe was zoo aanklevendeGa naar voetnoot10), even als of we ons inbeelden, dat de bladeren met water daar suiker in te smelten hadde gelegen, waren besmeert geweest; want als ik mijn vingeren op het blad leide, vernam ik niet alleen een aankleventheid, maar in 't afnemen van de vingers, maakte de stoffe tusschen de vingers ende het blad, wel zoodanige draadagtige deelen, ter lengte van vier vingers breette, als of het dunne spinnekops-draden waren geweest. Ik proefde de verhaalde stoffe op mijn tong, en bevond die zoo zoet, als of water met suiker was vermengt geweest. Kort na dat ik de bladeren en takken hadde beschouwt, komt daar op een zwaren slagregen, ende den volgende dag regende 't ook, en na dat het droog weder was geworden ging ik de bladeren aan de boomen bezigtigen, en zag toen dat derzelver blinkenheid weg was, als mede dat de in het oog olyagtige stoffe, die op de straatsteenen hadde gelegen, mede gansch weg was, waar uit we moeten besluiten, dat de olyagtige stoffe, door het veel regenen van de bladeren, en steenen, was afgespoelt. Ik hadde een tak met bladeren op mijn komptoirGa naar voetnoot11) gestelt, en zag na eenige dagen, dat de vogt uit de bladeren was weg gewaassemt, en dat de boven zijden van de bladeren nog zoo blinkende waren, even als of die met dik gom-water waren oversmeert geweest, en als ik doen nog mijn vingeren op de blinkende stoffe drukte, kleefden de vingeren nog aan de bladeren, ende daar ging ook een weinig stoffe van de bladeren tot de vingeren over. Ik hadde ook eenige van de zoo genaamde olyagtige stoffe, zoo zuiver als ik konde, van de bladeren afgenomen, en leide die op zuivereGa naar voetnoot12) glaasjens, omme te vernemen, of dezelve niet zoodanig zoude weg waassemen dat ze tot een stijf lichaam zoude werden. Ga naar margenoot+Na dat deze glaasjens drie of vier dagen op mijn komptoir hadden gestaan, konde ik in dien tijd, geen de minste weg waasseming gewaar werden, en zag alleen dat inde gezeide stoffe gestremtGa naar voetnoot13) lagen een overgroote menigte van lange dunne deeltjens, die ik vast steldeGa naar voetnoot14) zoutdeelenGa naar voetnoot15) te zijn, en die my voor quamen door | ||
small part the lower side of the leaves with the said substance, whilst otherwise the lower sides of the leaves were quite dry. Indeed, not only were the leaves thus covered with the moist substance, but the young shoots or sprigs that had been formed that year were always as wet as if they had been smeared all round, and in many places small droplets were hanging on the newly formed wood. This substance was so sticky as if we imagined that the leaves had been smeared with water in which sugar had lain melting; indeed, when I put my fingers on the leaf, I not only perceived stickiness, but when I moved the fingers away, the substance made such threadlike parts, four fingers long, between the fingers and the leaf as if they had been thin cobweb threads. I tasted the said substance on my tongue and found it so sweet as if water had been mixed with sugar. Shortly after I had examined the leaves and branches, there was a heavy down-pour and the next day it also rained, and when it had become dry weather, I went to look at the leaves on the trees and then saw that the glistening on them was gone and also that the apparently oily substance that had lain on the cobbles was also quite gone, from which we must conclude that the oily substance had been washed away from the leaves and the cobbles by the abundant rain. I had put a branch with leaves in my studyGa naar voetnoot5) and saw after a few days that the moisture had evaporated from the leaves and that the upper sides of the leaves were still glistening as if they had been smeared with thick gum water, and when I then pressed my fingers on the glistening substance, the fingers stuck to the leaves and some substance also passed from the leaves to the fingers. I had also taken some of the said oily substance off the leaves in as pure a state as I could and put it on clean glasses in order to find out whether it would not evaporate so much that it would become a stiff mass. Ga naar margenoot+When these glasses had stood in my study for three or four days, I could not perceive the least evaporation in that time and only saw that in the said substance there lay curdled a very large number of long thin particles, which I was persuaded were salt particles and which, when examined through the magnifying glass, ap- | ||
het vergroot glas te beschouwenGa naar voetnoot16), even als of wy geraseert hair van een baart zagen leggen, dat over hoopGa naar voetnoot17) in een weinig water was geworpen. Na verloop van agt dagen was de vogtige stoffe zoo weg gewaassemt, dat boven op de zelve een gerimpelt vlies lag, zonder dat nogtans de vogt een stijf lichaam hadde aangenomen, door welk gerimpelt vlies, de verhaalde zoutdeelen zoo wel niet te kennenGa naar voetnoot18) waren, als van te vooren. Als mede zag ik verscheide vierzijdige zoutdeelen leggen, die zeer dun waren, ja zoo dun, dat die naauwlijks waren te bekennen. Na dat de zoo genaamde olyagtige stoffe, ontrent vier weken op het glas hadde gelegen, was het verhaalde vlies nog met meerder rimpels in getrokken, en het scheen my toe dat het nu tot een stijf lichaam was geworden, maar als ik het met een dun instrumentje quam van een te separeren, vernam ik dat het veel stijver was geworden, maar egterGa naar voetnoot19) een natte stoffe was, waarin ik toen de verhaalde lange dunne en kleine zoutdeeltjens, netterGa naar voetnoot20) en in grooter getal quam te zien, als ik voor dezen hadde gedaan. Gelijk het nu veel dagen agter den anderenGa naar voetnoot21) regende, zoo nam ik de dagen waar, wanneer de zon scheen, en doen ging ik de bladeren van de Linde-boomen bezigtigen, en zag doorgaansGa naar voetnoot22) dat met warm weder op nieuw uit de bovenste zijde van de bladeren de verhaalde vogt wierd uitgestooten, ende dat ze metGa naar voetnoot23) de geheele bladeren over, maar op vele plaatsen uit quam, die ook met kleine droppeltjens van de bladeren af viel. Vorders ging ik beschouwen de Else-boomen, daar ik mede vogt op de bladeren vond, dog op verre na zoo veel niet als op de Linde-bladeren, en welke vogt ik op mijn tonge smaakte, als een zoete smaak met bitter vermengt. Ik beschouwde ook de Kersse-bladeren, die ik mede met een weinig vogt bezet vond, en welke vogtigheit ook zoetagtig was. Maar als ik tot de bladeren van den Olm-, Noten Appel-, en Peere-boomen, en den WijngaartGa naar voetnoot24) mijn oog liet gaan, konde ik geen de minste vogtige stoffe op dezelve gewaar werden. Ga naar margenoot+Bezag ik de van dit jaar gewasse Wijngaartranken, daar vond ik een menigte van ronde bolletjesGa naar voetnoot25) op zitten, die al tot een redelijke stijfte waren gekomen, en | ||
peared to me like shaved hair of a beard, which had been thrown on a heap in some water. After the lapse of eight days the moist substance had evaporated to such a degree that a wrinkled film lay on it, but without the moisture having formed a stiff mass, through which wrinkled film the said salt particles could not be perceived as well as before. I also saw several quadrilateral salt particles, which were very thin; indeed, so thin that they could hardly be discerned. When the said oily substance had lain on the glass for about four weeks, the said film had become even more wrinkled and it seemed to me that it had now grown into a stiff mass, but when I separated it with a thin little instrument, I found that it had become much stiffer, but still was a wet substance, in which I then saw the aforesaid long, thin, and small salt particles more accurately and in larger numbers than I had done before. As it now rained many days in succession, I took advantage of the days when the sun was shining; then I went to see the leaves of the Lime-trees and always saw that in warm weather again the said moisture was extruded from the upper side of the leaves and that it came out not all over the leaves, but in many places, the moisture also falling off the leaves in small droplets. I then examined the Alder-trees, where I also found moisture on the leaves, but not nearly so much as on the Lime leaves, which moisture I tasted on my tongue as a sweet taste mixed with bitter. I also examined the Cherry leaves, which I likewise found covered with some moisture, which was also sweetish. But when I turned my eyes to the leaves of the Elm-trees, Walnut-trees, Apple-trees, and Pear-trees, and the Vine, I could not detect the least moist substance on them. Ga naar margenoot+When I looked at the Vine tendrils that had grown this year, I found on them a great many round globulesGa naar voetnoot6) which had already become reasonably stiff and of | ||
welke deelen wij zekerlijk moeten vast stellenGa naar voetnoot26), dat uit de Wijngaart-rank gestooten zijnde zeer vloeybaar zijn geweest, ende dat het zelve natGa naar voetnoot27), bestaande uit een gomagtige stoffe, het vloeybaarste is weg gewaassemt: want als ik zoodanige bolletjes voor het vergrootglas bragt, zag ik op de superficie van de bolletjens, dat ze door het weg waassemen van de vogt zoo waren in gekrompen, dat die wel aardige roosjes verbeelddenGa naar voetnoot28), uit welk gezigt ik my quam in te beeldenGa naar voetnoot29), of niet welGa naar voetnoot30) in de Oostersche landen de lak-deeltjens uit de jonge scheuten van boomen mogten gestooten werden, en eindelijk zoo stijve lichamen aannemen, als wy de onbereide lak-deelen, die uit Indiën tot ons gebragt werden, komen te zienGa naar voetnoot31). Nu kan het wel wezen, dat eenige vrugten en kruidenGa naar voetnoot32) op het velt, in dien tijd alsser groote warmte en wasdom is, en meer sappen werden op gevoert, die tot grootmakinge van stam, vrugten, en bladeren konnen dienen, mede werden uit gestootenGa naar voetnoot33); waar uit dan de Boeren, die zig niet konnen te binnen brengenGa naar voetnoot34), dat het uitgestoote sappen zijn, oordeelen dat het een vogt is, die uit de lugt valt, en by haar Honigdauw genaamt werd. Zedert weinige dagenGa naar voetnoot35) komt my te ontmoeten een oud man, die zeer ervaren is in de Land-bouw, en nu zedert eenige jaren een stil burgerlijk leven heeft geleid. Dezen spreek ik aan, en vraag hem onder andere, of hy eenige kennisse had van den Honigdauw, waar op hy antwoorde, in zijn leven nooit zwaarder Honigdauw te hebben zien vallen, als van dit jaar, ja zoodanig dat de bladeren van den boom die voor zijn huis stond in der voegen daar mede bezet waren, dat Dauw van de bladeren afdroop, ende dat hy de bladeren aan zijn tonge gebragt hebbende, zoo een zoete smaak daar van gewaar wierd, als of het Honig was geweest. Hier op antwoorde ik, hoe hy in zijn meininge bedrogen was, dat zoodanig nat uit de lugt quam vallen, maar dat het uit de bladeren wierd gestooten, en wees 't hem aan op de bladeren van Noote-, Willige-, Olm-, boomen, WijngaartGa naar voetnoot24) enz. met byvoeginge dat hij gansch geen vogt daar op zoude vinden. Hier over stond die man verstelt, en zeide, nu twee en tagtig jaren oud geworden, tot nog toe niet beter geweten te hebben; en mijne reden nu te gelooven. | ||
which particles we must state with certainty that they were quite fluid when they were extruded from the vine tendril and that the most fluid part of this moisture, consisting of a gummy substance, has evaporated. For when I put such globules before the magnifying glass, I saw on the surface of the globules that through the evaporation of the moisture they had shrunk so much that they looked like pretty little roses, from which sight I considered whether in the Oriental countries the lacquer particles may not be extruded from the young shoots of trees and finally become such stiff masses as we see the untreated lacquer particles that are brought to us from the IndiesGa naar voetnoot7). Now it may very well be that in some fruits and herbs in the fields, in those days when there is great heat and growth and more saps are raised that will serve to nourish stem, fruit, and leaves, these saps are likewise extruded, and then the Farmers, who cannot understand that they are extruded saps, think that it is moisture which falls from the air and is called Honey-dew by them. A few days ago I met an old man who has much experience in Agriculture and for some years past has led the life of a retired citizen. I addressed him and asked him amongst other things whether he was acquainted with Honey-dew, to which he answered that in all his life he had never seen any heavier Honey-dew falling than this year, even so much so that the leaves of the tree standing before his house were so covered therewith that Dew dripped off the leaves, and that, when he brought the leaves to his tongue, he perceived so sweet a taste as if it had been Honey. To this I replied that he was deceived in his opinion that this moisture dropped from the air, but that it was extruded from the leaves, and I pointed out to him the leaves of Walnut trees, Willows, Elms, Vines, etc., adding that he would not find any moisture thereon. The man was amazed about this and said that though he had now grown to be eighty-two, he had not known any better so far and that he now believed what I said. | ||
Ga naar margenoot+De persoon hier ter stede in wiens hand de zoo genaamde Wichchel-roede onlangs na de metalen boog, heb ik zedert onze laatste zamenspraak, als my zelven geen volkomen genoegen konnende gevenGa naar voetnoot36), een en ander maal ten proeve gestelt, en eindelijk gezien, dat de Wichchel-roede, geen neiginge meer tot het gout of zilver hadde. De persoon was daar over verzetGa naar voetnoot37), oordeelende, schoon 't nu quam te missen, dat het wel weder zoude komen, als men versche roeden beschikteGa naar voetnoot38); dog het is daar mede wederom mislukt: zoo dat het hier zoo vastGa naar voetnoot39) niet is, als tot uwent, in de handen van...Ga naar voetnoot40) Dewijl UE na alle aparentie, mede wel zal hebben hooren spreken van den Honigdauw, wilde ik gaarne verstaan, of UE eenige opmerkinge daar ontrent heeft gedaanGa naar voetnoot41). Wij zullen enz. A. van Leeuwenhoek.
Delft den 23 July
| ||
Ga naar margenoot+The person in this city in whose hand the so-called divining-rod bent towards the metals the other day was put to the test by me a couple of times since our last conversation, because I was not perfectly satisfied, and finally I saw that the divining-rod no longer inclined towards gold and silver. The person was amazed about this and was of opinion that though the tests now failed, they would be successful again when fresh rods were available. But with these they failed again, so that the matter is not as certain here as in your city, in the hands of...Ga naar voetnoot8) As to all appearances You will probably also have heard of the Honey-dew, I should like to hear whether You have made any observations about itGa naar voetnoot9). We shall etc. A. van Leeuwenhoek.
Delft, the 23rd of July
|
|