Alle de brieven. Deel 3: 1679-1683
(1948)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrecht onbekendGepubliceerd in:
| ||||||||
Korte inhoud:Uiting van Leeuwenhoecks dankbaarheid voor de benoeming tot lid der Royal Society. Vervolg van de observaties uit den brief van 5 April 1680 over levende wezens in het uit de ranken van een wijnstok druipende sap; proefondervindelijk onderzoek naar het voorkomen van levende wezens in de lucht. | ||||||||
Figuren:In de Phil. Trans. Vol. XVII. No. 196. is als Fig. 5, slechts één der drie ‘popkens’ afgebeeld. | ||||||||
Letter No. 60 [31].
| ||||||||
Published in:
| ||||||||
Summary:Leeuwenhoeck expresses his gratitude for his having been elected a Fellow of the Royal Society. Continues his observations in the letter of April 5th 1680 concerning living creatures in the sap dripping from vinebranches. Experimental investigation of the question whether living animalcules exist in the air. | ||||||||
Figures:Only one of the three chrysalises appears as fig. 5 in the Phil. Trans., Vol. XVII. No. 196. | ||||||||
D'Heer To: GaleGa naar voetnoot1)
Delft den 13e. Meij 1680.
Mij (!) Heer.Ga naar voetnoot2)
UEd: seer aengenamen vanden 26e Febr: O.S.Ga naar voetnoot3) is mij onder covert vande Heer Hooke wel geworden, ende daer inne gesien de overgroote eer die de Roijale Societeit ende UEd: mij aen doet, en die ick op verre na niet en meriteer, blijve alle de dagen van mijn leven verplicht. Alsoo de Heer Hooke in desselfs missive vanden 12 April O.S.Ga naar voetnoot3) mij schrijft, dat UEd: de buijte lantse correspondentie hebt aen genomen,Ga naar voetnoot4) en mij voortaen sult antwoorden, op mijne missiven,Ga naar margenoot+ soo dient desen,Ga naar voetnoot2) tot vervolg van mijn missive vanden 5. April, alwaer ick seg hoe dat ick in het sap, dat uijt de wijngaert rancken op mijn plaets sijpelde,Ga naar voetnoot5) levende dierkens hadde waergenomen, en in het sap dat uijt de wijngaerd rancken in mijn thuijnGa naar voetnoot6) droop, geen levend schepsel hadde konnen ontdecken. Hier over heb ick verscheijde malen mijn gedachten laten gaen, en heb mijn selven met geen andere redenen konnen voldoen, als | ||||||||
Mr. Th. GaleGa naar voetnoot1).
Delft, May 13th 1680.
Your very welcome letter of February 26th, O.S.Ga naar voetnoot3), reached me under cover from Mr. Hooke. From it I saw the very great honour conferred upon me by the Royal Society and yourself. I shall remain obliged for it all the days of my life, but do not merit it at all. As Mr. Hooke in his letter of April 12th O.S.Ga naar voetnoot3) tells me that you have taken over the foreign correspondenceGa naar voetnoot4), and will hence-forward answer my lettersGa naar voetnoot2), this serves to continue my letter ofGa naar margenoot+ April 5th, in which I noted that I had observed living animalcules in the sap dripping from the vine-branches in my court-yard, whereas in the sap that dripped from the shoots of the vine in my gardenGa naar voetnoot5), I could not discover a living creature. I have several times given my mind to this subject, and have not been able to find a more satisfactory explanation than the | ||||||||
dese.Ga naar voetnoot7) Het Hemel water, dat door de beweging vande SonGa naar voetnoot8) om hoogh werd gestoten,Ga naar voetnoot9) ende de wolcken maeckt, is vermengd met het saet van dese dierkens, en alsooGa naar voetnoot10) het verscheijde dagen achter den anderen hadde geregent, voor dato van mijn eerste observatien, van het wijngaerd sap, soo sijn de stuckiens leer, waer mede de wijngaerd ranken, die tegen een stene muijer waren vast gespijckerd, seer doorwaterd geweest, en daer op is gevolgt een warme sonneschijn, waer door de wijngaerd rancken hebben gedropen,Ga naar voetnoot11) en alsoo sijn de verhaelde leeren door het uijt sijpelen vande wijngaerd, continueel nat gebleven, waer door uijt dit Hemel water niet alleen sijn voort gecomen, verscheijde soorten van dierkens, maer sijn selfs (beeld ick mij in) daer in voort geteeld, en geswommen langs de wijngaerd rancken, tot aen het opperste vande wijngaerd, daer het nat uijt sijpelde. Omtrend 24. uren na dat ick mijne observatien aende Heer Hooke hadde overgesonden, droopen de wijngaerd ranken, op mijn plaets niet meer, en het was boven gemeen warm weder, soo dat de wijngaerd ranken, als oock de leeren gansch droog waren, Hier na regende het bij na een gantsche nacht, en des morgens was het Sonneschijn, ende des na de middags weder regen, en siende dat de leren weder door watert waren, heb ick het water, dat op de leren lagh, (en waer mede de wijngaerd ranken, als boven geseijt waren vast gespijckerd) geobserveert, en daer in gesienGa naar voetnoot12) verscheijde dierkens vande grooste soort, voor dato in het meer genoemde sap gesien, en eenige kleijnder soort, sag ick doot leggen, en wanneer ick dese dierkens na der examineerde; bevond ick dat het twee | ||||||||
followingGa naar voetnoot6). The rain-water which is driven upward by the motion of the sunGa naar voetnoot7), and forms the clouds, is mingled with the seed of these animalcules; and as it had been raining for several days running before the date of my first observations on the vine-sap, the tags of leather, with which the branches of the vine were nailed fast against a brick wall, had become wet through. Afterwards there followed a warm sunshine causing the vine-branches to dripGa naar voetnoot8) and thus the above-mentioned leathern tags were kept continually wet by the dripping of the vine, owing to which several sorts of animalcules have not only originated in this rain-water, but, I imagine, even bred in it, and swam along the vine-branches as far as the topmost part of the vine, where the moisture oozed out. About 24 hours after I had dispatched my observations to Mr. Hooke the vine-branches in my court-yard dripped no longer and the weather had become uncommonly warm, so that the vine-branches and the leathern tags as well were quite dry. After this it rained nearly the whole night, but in the morning the sun shone and in the afternoon there was once more rain. Seeing that the leathern tags were again wet through I examined the water on these tags (with which the vine-branches, as remarked above, were nailed to the wall) and saw in it several little animals of the biggest sort, previously seen in the aforesaid sap, and I saw some of a smaller sort, lying dead; and when I examined these animalcules more closely I found that they were two kinds of | ||||||||
soorten van dierkens waren, die ordinarie in gemene wateren sijn.Ga naar voetnoot13) Na de verhaelde tijt, omtrent half April, regende het een gantse dag, en volgende nacht, en des morgens als wanneer het sonneschijn was, ben ick gegaen na mijn thuijn, en heb het uijtsijpelende sap van een wijngaerd rank,Ga naar voetnoot14) die ick eenige dagen te vooren hadde af gesneden, op dat deselvige druijpen soude, en alsdoen daer aen gebonden, off om gewonden, een seem lere lapie, uijt consideratie, datGa naar voetnoot15) wanneer het regenen soude, het hemel water daer in soude blijven hangen, en niet licht wegh drogen, ende alsoo des te beter soude vermengen met het verhaelde uijtsijpelende sap, en heb int selfde ontdeckt eenige weijnige dierkens vande selvige soort als hier vooren is geseijt, ick heb oock geobserveert het sap van een tweede wijngaerd, alwaer ick insgelijckx mede hadde gehandelt, en heb daer inne mede de dierkens vernomen. Jck heb mij begeven tot een derde wijngaerd, waer van ick mede voor dato de rank hadde afgesneden,Ga naar voetnoot16) maer ick hadde deselvige met geen leer omwonden, ick heb het sap genomen dat bij de ranck neder liep en daer het meest was, te weten in een mickGa naar voetnoot17) daer de eene rank uijt de andere was geschoten, maer heb daer inne geen levende dierkens konnen vernemen, maer sagh int selfde, metGa naar margenoot+ verwonderingh, veel popkens, off tonnekens, als fig: A.A. en alhoewel deselvige meer dan een milioen kleijnder waren, dan een groff santge, soo kon ick echter seer naecktGa naar voetnoot18) sien, dat deselvige met 5. ledekens versien waren,Ga naar voetnoot19) dit quam mij seer vreemt voor, na de mael ick bij mij vast stelde, dat uijt die figuertgens geen water dierkens soude voortcomen, en noeijt in gedachten hadde gehadt, dat soo danige kleijne dierkens inde lucht soude konnen leven, Jck heb eenige vanGa naar voetnoot20) dese popkens thuijs gebracht, ende dieGa naar voetnoot21) inde lucht gestelt,Ga naar voetnoot22) omme de uijtcomst daer van te sien, | ||||||||
little animals that are commonly present in ordinary watersGa naar voetnoot9). After this time, about the middle of April, it rained a whole day and the night following, and the next morning when the sun shone I went into my garden and examined the sap dripping from a vinebranch which I had cut a few days before in order to make it drip, tying a strip of chamois to it or twining it around it, so that when it rained, the rain-water would be retained in it, and not easily dry up, and thus get better mixed with the above-mentioned dripping sap; and in this (water) I discovered a few animalcules of the sort described above. I also examined the sap from a second vine, which I had treated in the same way, and in this also discovered the animalcules. I also went to a third vine, from which I had also previously cut off a branchGa naar voetnoot10), but had not tied round with chamois. I took the sap that ran down the branch where it was most plentiful, namely in a fork where one shoot sprang from another, but I could perceive no living animalcules in it, but was astonished to see inGa naar margenoot+ it many little chrysalises or puppae as in fig. AA. And although these were more than a million times smaller than a coarse sandgrain, yet I could very distinctly see that they were furnished with 5 jointsGa naar voetnoot11). This appeared very strange to me, as I was convinced that no water-animalcules would proceed from such forms, and as I had never imagined that such little animalcules could live in the air. I took some of these chrysalises home and put them in the airGa naar voetnoot12) to see what would be the result; but within a few days they | ||||||||
maer deselvige sijn binnen weijnich dagen soo verdroogt, dat haer voorgaende FiguerGa naar voetnoot23) naulijcx te bekennen waren, en die gene die ick int water meende te bewaren sijn mijn ontfallen,Ga naar voetnoot24) Dit ist geringe dat ick UEd: voor dees tijt heb mede te delen, blijve onder des.
Mijn Heer
UEd: onderdanige Dienaer
Antonj Leeuwenhoeck.
Mijn Heer Mijn Heer To: Gale
| ||||||||
became so dry that their former figure could hardly be discernedGa naar voetnoot13); and those that I had meant to keep in water got lost. These triflesGa naar voetnoot14) are all that I have to tell you for the present. Meanwhile I remain, Sir, Your obedient servant
Antoni Leeuwenhoeck.
Mr. Tho. Gale Secretary to the Royal Society,
|
|