Alle de brieven. Deel 12: 1696-1699
(1989)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||
Korte inhoud:Rabus spreekt zijn tevredenheid erover uit, dat L. aannemelijk heeft gemaakt dat honingdauw niet uit de lucht komt vallen. Beschrijving van het blijvende vermogen van de wichelroedeloopster uit Rotterdam (R.'s echtgenote, zie aant. 8) om met de wichelroede goud en zilver op te sporen. | ||
Opmerkingen:De hier afgedrukte tekst is die uit de Boekzaal. Boven de aanhef staat: ‘Antwoord op den voorgaanden brief. Eenige nader aanmerkingen over de zoo genaamde WICHCHELROEDE’. Rabus verwijst hier naar L.'s Brief 171 van 23 juli 1696, in dit deel. | ||
Letter of Pieter Rabus
| ||
Published in:
| ||
Summary:Rabus expresses his satisfaction about the fact that L. has made it plausible that honey-dew does not fall from the air. Description of the permanent capacity of the female dowser from Rotterdam (R.'s wife; see note 4) to trace gold and silver with the divining-rod. | ||
Remarks:The text as here printed is that from the Boekzaal. Above the beginning it says: ‘Antwoord op den voorgaanden brief. Eenige nader aanmerkingen over de zoo genaamde WICHCHELROEDE’. (Answer to the preceding letter. Some further remarks about the so-called divining-rod.) Rabus refers here to L.'s Letter 171 of 23 July 1696, in the present volume. | ||
Mijn HeerGa naar voetnoot1),
UWe ondervindingGa naar voetnoot2), na een keurlijkGa naar voetnoot3) onderzoek, wegens de vette en klevendeGa naar margenoot+ vogt, uit de bladen van sommige boomen uitgestooten, verzekert my, by voorraadGa naar voetnoot4), dat het vallen van den Honigdauw uit de lugt mag gesteld worden op de lijst van ettelijke hondert praatjes, die de gemeene man elkanderen op hooren zeggen plagt voort te vertellen, en waar van ik hier ligtelijkGa naar voetnoot5) een gedeelte zoude aanhalen, by aldien ik niet bewust was, dat ze by UE zoo wel als by my voor valsch te boek staan.
Wech woorden! wech vertellingen! wech boeken!
Als 't Waarheid geld.
De boodschap is, de dingen 't onderzoeken.
Bevinding kneltGa naar voetnoot6).
Ik worde daar in te meer gesterkt, om dat men den zoogenaamden Honigdauw, als ze uit de lucht quam vallen, juist niet van sommige, maar van allerley bladen van boomen zoude zien afdruipen. Mijne gedagten liepen d'er op, toen ik de laatste reis aan Uw huis ben geweest, ziende, in mijn doorgang door Delft 's morgens vroeg, de droppelen, uit de boomen gevallen, als een olyachtige stoffe overal op de straten en stoepen leggen. Dat ook dergelijk een lijmachtige vogt by wijlen in de sloten en veenwateren, zig uit den groene vertoonendeGa naar voetnoot7), gevonden word, gelijk my voorstaat gehoort te hebben, is wel te begrijpen. Ga naar margenoot+Maar met verwondering hoore ik, dat de hazelare rijsjes niet meer in de Delfsche handen willen werken. Toen ik het... voorlas, meende...Ga naar voetnoot8) dat ik boertender wijze een klugtje uit | ||
Dear SirGa naar voetnoot1),
Your conclusion, after a careful examination, about the fat and sticky moisture expelled from the leaves of some trees assures me, without any doubt onGa naar margenoot+ my part, that the dropping of the Honey-dew from the air may be placed on the list of several hundreds of rumours which common people on hearsay tend to pass on to each other and some of which I might cite here, were it not that I am aware that they are considered false by You as well as by me.
Away with words! away with tales! away with books!
If the Truth is at issue.
The task is to examine things.
Experience is bindingGa naar voetnoot2).
My opinion about this is confirmed even more by the fact that the so-called Honey-dew, if it fell from the air, would be seen to drip not from some, but from all sorts of leaves of trees. I was thinking about it when last I visited Your home and saw, in my passage through Delft, in the early morning, that the drops which had fallen from the trees lay everywhere in the form of an oily substance on the streets and pavements. It is quite understandable that such a gluey moisture, which has a greenish appearance, is also found sometimes in the ditches and bog-waters, as I seem to have heardGa naar voetnoot3). Ga naar margenoot+But I am astonished to hear that the hazel twigs are no longer active in the hands of people at Delft. When I read this to..., ...Ga naar voetnoot4) thought that I was making up a farce by way | ||
mijn hoofd verzon. Men zou gelooven, dat de gesteltenisse des lichaamsGa naar voetnoot9) 't eeniger tijd wel weêr zal komen. Hier te Rotterdam is de eigenschap tot nog toe onfeilbaar. Want waarlijk mag zeGa naar voetnoot10) onfeilbaar genoemd werden, dewijl ik, en andere mijne vrienden, op ontallijke wijzen de persoon, en zy haar zelven (laat de wereld slegts weten dat het een ZY is) ten toets gesteld hebbende nooit in onze verwagting bedrogen, maar altijd, zelfGa naar voetnoot11) boven verwagting, voldaan zijn. UE kan getuigen, na hoe veelerley verzoekingenGa naar voetnoot12), de zake, zoo zeldzaam als ze schijnt, waarachtig is bevonden; en ik kan UE nader bevestigen, niets nagelaten te hebben, omme haar, ware het mogelijk geweest, te misleiden: maar het rijsje, of Wichchelroedje, zoo haast het in hare handen is, en omtrent goud of zilver komt, gaat zijn gang, en wil na geen bedrog nog verzoekingGa naar voetnoot13) luisteren. Hoe d'er meer van die edele muntstoffe by een is, hoe het harder word bewogen, wijzende met zijn voorste spits achter om, of voor over, na het middelpunt daar de schat legt. Indien de stoffe hooger op boven het bereik der handen is gelegen, dan trekt, en lilt, en zwoegt het om opwaarts te steigeren, hoe vast het ook van de handen gehouden werd, want meer vermag het dan niet; maar zoo ze om laag legt, straksGa naar voetnoot14) keert het zig benedenwaarts. Van zoo vele menschen, als aan welke het vertoond is, hebben we tot nog toe niemand, nogGa naar voetnoot15) man nog vrouw, gezien, in wiens hand het ook beweging maakte, als alleenlijk dan, wanneer het, zoo vliegens na de gedane werking, uit hare handen in die van een ander overging: als dan hebben we bevonden, dat 'er nog merkelijkeGa naar voetnoot16) beweging in was; maar als die zelve persoon dan een versch roedje nam, dat zy op dien stond niet behandeltGa naar voetnoot17) had, dan bleef het in zijn handen zoo stijf als een bezemstok. Hoe hare handen meer aan 't werk geweest, en van het gewoel der houtjes rood geknepen, en warm gewrongen zijn, hoe de beweging kragtigst is: en ik neme 'r dikwils mijn vermaak van, dan met dit, dan met dat onderzoek. De rijsjes, gesneden van dien tijd af, toen we deze natuerlijke toovery eerst ondervondenGa naar voetnoot18), hebben we, behalven ettelijke die verbroken zijn, tot nog toe behouden, en we bespeuren, dat ze dor en droog geworden zoo sterk niet draaijen, als versch van den boom gesnedene: maar 't is nog een lust om te zien, hoe deze verdroogde takjes gelijk als geperst werden, zig na die hoogwaardige bergstoffeGa naar voetnoot19) te | ||
of a joke. One would be inclined to believe that the physical condition will return at some future time. Here at Rotterdam the property has so far been infallibleGa naar voetnoot5). It may indeed be called infallible, since I and others, friends of mine, having tested the person, as she has done herself (may the world only know it is a SHE), in numerous ways, were never deceived in our expectations, but were always satisfied, even beyond expectation. You may bear witness after many tests that the matter, however curious it may seem, has been found true. And I can further attest that I have omitted nothing to mislead her, if it had been possible. But the twig or Divining-rod, as soon as it is in her hands and gets into the neighbourhood of gold or silver, suits itself and does not respond to deceit or attempts to mislead it. The more of that precious coin-metal there is present in a place, the more vigorously it is moved, pointing with its foremost tip backward or forward, towards the centre of the treasure. If the material is situated at a higher level, beyond the reach of the hands, it pulls, and shakes, and strains to rear upward, however firmly it is held by the hands, for then it can do no more; but if itGa naar voetnoot6) is situated at a low level, it turns at once downward. Among a great many people to whom it was demonstrated we have so far seen no one, neither man nor woman, in whose hand it also moved, except only when, in less than no time after the activity, it passed out of her hands into those of someone else. In such a case we found that there was still perceptible movement in it; but when this same person then took a fresh rod, which she had not had in her hands at that time, it remained as stiff as a broomstick in his hands. The more her hands have been at work and are reddened and twisted until they are warm, as a result of the tumbling of the twigs, the more vigorous the movement. And I often divert myself now with this, then with that test. We have so far kept the twigs cut since the time when we first became acquainted with this natural magic, except for some which are broken, and we perceive that, now that they have become withered and dry, they do not twist as vigorously as twigs freshly cut from the tree. But it is still a pleasure to see how these withered twigs are as it were forced to bend towards the valuable mineral and | ||
buigen, en haar eerbiedigheid voor de zelve te toonen: tot zoo verre, dat niet alleen vele zig den bast hebben afgewrongen, maar nog meer onder het buigen aan stukken geknapt en gebroken zijn. Ik moet hier by zeggen, dewijl men my dikwils vraagt, of'er aan de wijze van de takjes te snijden veel gelegen is, dat we, hoewel des vermaandGa naar voetnoot20), nooit de minste opmerking op derzelver juiste lengte of evengelijkheid der knorvenGa naar voetnoot21) (anders quasten) genomen hebben. 't Is genoeg, dat... versch gesnedene tweesprankelde rijsjes heeft, van een tamelijke jeugd; niet te jong, op dat ze niet breken, niet te oud, op dat ze niet te sappeloos en te stijf zijn. Zoo het roedje dun en teederGa naar voetnoot22) is, het zal, tusschen twee vingeren gevat, zijn werking doen, maar zoo 't al te zwaar en dik is, dan doet het hare handen wee. Ze heeft het eenige weinige reizenGa naar voetnoot23) voor my met zulk een grof ding bezogtGa naar voetnoot24), en was genoodzaakt, wilde ze geen vel uit de holte van hare handen verliezen, 't zelve te laten vallen. Wonderlijk scheen het my dezer dagen, dat goud of zilver, verborgen onder porcelein, 't welk vast om den rand sloot, de roede zoo ligtelijk niet gaande maakte, als onder andere stoffe of steen gelegen; maar is'er eenige de minste opening, dan gaat het als na gewoonte. Mijne verdere bevindingen, die ik voor my beware, zullen op onze eerste samenkomst een gedeelte van onze byzonderen onderhoudGa naar voetnoot25) verstrekken. Ik steuite hier de vlugt mijner penne, die tot ander werk word geroepen, na alle heilwensch blijvendeGa naar voetnoot26),
Mijn Heer,
UE Vriend en Dienaar,
P. RABUS.
Rotterdam den 30sten van
| ||
show their reverence for it, to such an extent that not only have many of them wrung off their rind, but even more of them have cracked to pieces and broken while bending. I must add here, because I am often asked whether the way in which the twigs are cut is material, that although we were incited to do so, we never made the least observation about their correct length or the equal distribution of the knots. It is sufficient for... to have freshly cut forked twigs, fairly young: not too young, in order that they may not break, not too old, in order that they may not be too lacking in saps and too stiff. If the rod is thin and flexible, it will be active when seized between two fingers, but if it is too heavy and thick, it hurts her hands. She tried it a few times with such a coarse thing, and was obliged to drop it to prevent losing some skin from the hollow of her hand. It appeared curious to me, the other day, that gold or silver hidden under porcelain which fitted firmly about the rim did not set the rod moving as readily as when it lay under some other material or stone; but if there is only the least opening, the activity will be as usual. My further findings, which I keep to myself, at our next meeting will form part of our private conversation. I here stop the flight of my pen, which is called to other work, and remain, with best wishesGa naar voetnoot7),
Dear Sir,
Your Friend and Servant,
P. RABUS.
Rotterdam the 30th of
|
|