Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdDouwes Dekker, Eduard-,(Multatuli) Amsterdam (Korsjespoortsteeg 20) 2 maart 1820 - Nieder-Ingelheim 19 februari 1887. Zoon van Engel Douwes Dekker en Sietske Eeltjes Klein. Van 1832 tot 1835 bezocht hij de Latijnse school en van 1835 tot 1838 was hij werkzaam in de textielhandel van de heer *Van de Velde. Met het schip *Dorothea vertrekt hij op 23 september 1838 naar Indië. Op 4 januari 1839 kwam hij te Batavia aan waar hij op 14 februari voorlopig wordt aangesteld als volontair op de Algemene Rekenkamer; in 1840 wordt hij bevorderd tot tweede kommies (*Caroline Versteegh). In november 1842 wordt hij controleur te *Natal op Sumatra's Westkust. Na zijn suspendering vanwege het *kastekort verblijft hij gedwongen te *Padang, waar hij zijn eerste toneelstuk, De Eerlooze, later getiteld *De Bruid daarboven schrijft (het op 14-jarige leeftijd geschreven drama in verzen, getiteld *Hector, is verloren geraakt). Bij besluit van 13 september 1845 wordt dd. tot eind december van dat jaar ter beschikking gesteld van de resident van Krawang en toegevoegd aan de assistent-resident Dickelman te *Poerwakarta. Op 10 april 1846 treedt hij te Tjiandjoer in het huwelijk met *Everdina Huberta baronesse van Wijnbergen (Tine). Op 18 mei 1846 wordt hij kommies op het residentiekantoor te *Poerworedjo; op 27 oktober 1848 wordt dd. benoemd tot gewestelijk secretaris, tevens vendumeester, van *Menado. Op 8 oktober | |
[pagina 128]
| |
1851 wordt hij benoemd tot assistent-resident, tevens ‘Magistraat en Kommandant der Schutterij’, te *Amboina. Eind februari 1852 komen dd. en Tine op Ambon aan. Op 24 juli vertrekt dd. echter met ziekteverlof met zijn vrouw naar Europa; op eerste kerstdag gingen ze in Hellevoetsluis aan land. Vanuit Holland maakt dd. in 1853 diverse reizen naar België en Frankrijk. Op 1 januari 1854 wordt zijn zoon Eduard (*Edu) geboren. *verlof In mei 1855 zeilt dd. terug naar Batavia, waar hij op 10 september arriveert. Op 22 januari 1856 aanvaardt hij het ambt van assistent-resident van *Lebak, waar *Brest van Kempen resident van Bantam is. Na de affaire in *Lebak wordt hij overgeplaatst naar Ngawie. Op 29 maart 1856 dient hij een aanvraag om eervol ontslag in. Dit wordt op 4 april verleend. Omstreeks 20 april vertrekken Tine en dd. met hun zoontje uit Rangkas-Betoeng naar Serang, logeren er korte tijd bij de resident, en reizen door naar Batavia. Een jaar lang probeert dd. nog werk op Java te vinden. Hij probeert bijvoorbeeld in het najaar van 1856 aan de slag te komen als huurder van een rijstpelmolen, maar dit mislukt (*Van Son). Na een kort verblijf bij broer Jan te Kedong, gaat dd. op 3 april 1857 aan boord van het stoomschip Koningin der Nederlanden, dat hem van Soerabaja naar Singapore zal brengen, waarna hij met een Brits schip naar Suez zal varen. Tine blijft in Soerabaja achter en op 1 juni wordt daar hun dochter Elisabeth Agnes Everdine (*Nonnie) geboren. dd. zou pas maanden later haar geboorte vernemen. Ondertussen verblijft hij in Marseille, vertoeft enkele maanden in Duitsland en vertrekt in het najaar van 1857 naar Brussel, waar hij zijn intrek neemt in Au Prince Belge. Tine verblijft bij Jan tot zij in 1858 ook naar Europa komt. dd.'s geldnood neemt in deze periode toe, en hij schrijft de *‘Brief aan den Gouverneur-Generaal in ruste’, *Duymaer van Twist. Deze antwoordt niet; dd.'s schulden worden uiteindelijk betaald door Jan. Daarop vertrekt dd. in oktober 1858 naar Duitsland, waar hij te *Kassel *Ottilie Coss ontmoet. In augustus 1859 ontmoet hij Tine met de kinderen in Luik, waarna het gezin achtereenvolgens naar Visé, Maastricht en Antwerpen gaat. Hierna logeert Tine met de kinderen eerst bij haar zuster en zwager in Den Haag, later bij Jan nabij Brummen. dd. vertrekt op vrijdag 2 september naar Brussel en neemt opnieuw zijn intrek in Au Prince Belge. Daar schrijft hij tussen 17 september en 13 oktober 1859 de *Max Havelaar, die in 1860 onder het pseudoniem *Multatuli wordt gepubliceerd. Ook zijn toekomstige werken zullen onder dit pseudoniem verschijnen. Al op 18 januari schrijft dd. een rekest aan de koning, op 5 mei schrijft hij de tweede brief waarin hij zijn boek, dat op 14 mei in de handel wordt gebracht. In De Tijdspiegel van oktober 1860 wordt dd.'s ‘Brief aan den Gouverneur-Generaal in ruste’ gepubliceerd, in april 1861 *Wijs mij de plaats; in juni de *Minnebrieven en in januari 1862 Vrije Arbeid. De eerste bundel *Ideeën verschijnt in 1862. In februari 1862 houdt dd. zijn eerste voordracht in de grote zaal van Frascati te Amsterdam. Terug in Amsterdam, woont hij achtereenvolgens op de Botermarkt bij *Lobo, in de Kalverstraat bij *Knobel, in het Poolse koffiehuis, in het hotel Rondeel en op zolder bij *d'Ablaing van Giessenburg. Van april 1862 dagtekent de kennismaking met *Mimi Hamminck Schepel. In 1864-1865 verschijnt de tweede bundel Ideeën. In december 1865 deelt dd. een *klap uit in Salon des Variétés en wijkt vervolgens in januari 1866 uit naar Duitsland. Op 8 maart voegt Mimi zich bij hem; tot januari 1867 wonen ze te Koblenz, waar dd. zijn *Van den Rijn-berichten schrijft voor de Opregte Haarlemsche Courant. Van Koblenz trekken zij eerst naar Keulen en daarna naar Den Haag, waar op 22 februari 1869 Tine met de kinderen zich bij hen voegen. Na het mislukken van deze *ménage à trois vertrekken dd. en Mimi begin april 1870 naar Wiesbaden (vw xiv, p. 71). Na een kort verblijf aldaar verhuizen zij naar Mainz en Gustavsburg. In november 1870 keren zij weer terug naar Wiesbaden om er tot 1879 te blijven wonen. Na Tine's dood in 1874 trouwen dd. en Mimi op 1 april 1875 te Rotterdam. In augustus 1879 verhuizen ze naar Geisenheim, waar ze blijven tot ze op 21 mei 1881 het door *Zürcher betaalde huis in *Nieder-Ingelheim betrekken. Na 1870 heeft dd. alle plannen een politieke en maatschappelijk invloedrijke positie te verwerven, opgegeven. Hij beschouwt zichzelf voortaan als schrijver. Evenals de voorgaande jaren staat de periode 1870 in het teken van grote armoede en problemen met de publikatie van zijn werken: zo verschijnen de derde en vierde bundel Ideeën, Millioenen-studiën, Nog-eens: vrye arbeid, Over specialiteiten met grote moeite en inspanning. Pas wanneer *G.L. Funke vanaf augustus 1871 uitgever van het merendeel van zijn werken wordt, komt dd.'s leven, door diens voorbeeldige uitgevers-kwaliteiten, weer tot enige persoonlijke en financiële rust. Hij schrijft nog drie bundels Ideeën. Na de dood van Tine in 1874, wanneer ook *Van Vloten zijn felle aanvallen op dd. publiceert, stokt het *schrijverschap. De voornaamste bronnen van inkomsten vormen nu de herziening van vroegere uitgaven en verscheidene lezingen-tournees door Nederland. De laatste tournee eindigt op 31 maart 1881. Het jaar daarop wordt het voor dd. desillusionerende *Huldeblijk opgezet, waaruit nog eens blijkt dat hij in Holland nu voor goed is ‘geklassificeerd als 'n byna-niemendal’ (vw xxii, p. 298). Zijn laatste jaren brengt hij, in een zelfverkozen kluizenaarsbestaan in familiekring, te Nieder-Ingelheim door, waar hij veel tijd besteedt aan het voeren van correspondenties met zijn vrienden. | |
[pagina 129]
| |
(Lit. De meest gedetailleerde biografie (tot 1860) is Het leven van Multatuli, door Paul van 't Veer, Amsterdam, 1979; zie voor deze periode ook E. du Perron, De man van Lebak, Amsterdam, 1937. De raadselachtige Multatuli van W.F. Hermans (tweede druk 1987, Amsterdam) geeft een beeld van m.'s gehele leven; een wetenschappelijke biografie ontbreekt nog) |
|