Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Amboina, (Ambon)eiland in het noordoosten van Indië met gelijknamige hoofdplaats, onderafdeling van de residentie Amboina, afdeling van het gouvernement der Molukken. dd. werd er bij besluit van 8 oktober 1851 aangesteld als assistent-resident, magister en commandant van de schutterij (vw ix, p. 230). Hij arriveerde er eind februari 1852; op 24 juli van datzelfde jaar vertrok hij met Europees verlof naar Nederland. Pas in 1855 keerde hij terug naar Indië, waar hij tot assistent van Lebak benoemd werd. dd.'s verhouding tot zijn superieuren en ondergeschikten was er uitstekend (*Visser), met de Ambonezen kon hij het echter minder goed vinden. In zijn ogen waren zij twistziek: ‘Ja zelfs, 't kwam my voor dat velen twist maakten óm te twisten, en dat ze 't in zeer afgelegen dorpen beschouwden als iets eervols: “met een zaak voor de Heren geweest te zyn”. (...) de halfwekelykse politie-rol was altyd voor drie-vierdedeel opgevuld met hal makki makki d.i. scheldzaken. (...) Myn vonnis?... Heel eenvoudig: - Gy beiden hebt volkomen gelyk, o Jozef en Abraham - of Ezechiël - gaat nu maar welgemoed naar huis!’ (Minnebrieven, vw ii, p. 121-122) Het werd een tijd van teleurstellingen: ‘Amboina toch was in onrust en spanning. (...) Ik heb te Amboina niet kunnen doen wat ik wilde. Ik had te kampen met oproer onder my, met lauwheid of timiditeit boven my. Ergernis over het laatste heeft my ziek gemaakt. Ik werd in 1852 bewusteloos ingescheept naar Europa.’ (‘Brief aan den Gouverneur-Generaal in ruste’, vw i, p. 401-402) Ook in de Max Havelaar brengt dd. zijn tijd op Ambon te berde: Havelaar trof er de bevolking aan in ‘een gistende en oproerigen toestand’ als gevolg van ‘de vele verkeerde maatregelen die in den laatsten tyd genomen waren’ (vw i, p. 96; ook noot 45 uit 1881, p. 330). Deel ix van de Volledige Werken bevat de brieven en dokumenten uit deze periode, alsmede een beschtijving van het Ambon uit die dagen (vw ix, p. 245 e.v.). In dit deel is ook de brief van dd. aan den Gouverneur der Molukse Eilanden te Amboina van 12 juni 1852 opgenomen (p. 255-257). Hierin dringt d.d. onder meer aan op een goede voedselvoorziening voor de bevolking. (Lit. W.F. Hermans, De raadselachtige Multatuli, 2e druk 1987, p. 31; P. van 't Veer, Het leven van Multatuli, 1979, p. 246 e.v.) |
|