Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2977. 1637 maart 2. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mijn Heer, Tusschen den ses ende sevenentwintychsten Februari hebbe ick ontfangen de | |
uwe van den 6Ga naar voetnoot1, 12Ga naar voetnoot2, 19Ga naar voetnoot3 van deselve maent, daerop niet anders dient tot antwoort als dat ick, aleer AelianusGa naar voetnoot4 van uwen outstenGa naar voetnoot5 te spreecken, op mijne consideratie nader schrijven sal verwachten, gelijck mede ronder verclarynge, wat met CrayenburchGa naar voetnoot6 sijt geresolveert. De gepresenteerde conditie dunckt mij niet te verwerpen, te meer alsoo degene, die se doet, niemant heeft hem bestaende, daervoor hij soude willen sorgen. Dat van de reine-mère van SophiGa naar voetnoot7, soo niet met al sijn omstandycheden, weet ick dat ten principalen vastgaet, hoewel hier ook weynych off niet daervan wert gesproocken. AismaGa naar voetnoot8 meenen veele, dat bij CimonGa naar voetnoot9 niet weder comen sal; dat hij met CalaberGa naar voetnoot10 niet wel en is, soude ick durven verseeckeren. Van VilmarusGa naar voetnoot11 wachte ick niet anders als seer goede correspondentie met GolilasGa naar voetnoot12; hij is IovinianiGa naar voetnoot13 out confident vrient, een seer goet naturel, excepto communi nobilitatisGa naar voetnoot14 malo. Bij occasie wilde ick, dat FelixGa naar voetnoot15, nevens aenbiedynge van dienst, de memorie van vrienschap ververste. HumultGa naar voetnoot16 mirabiliter inescatGa naar voetnoot17 homines cibo, potu, argentoGa naar voetnoot18, ende met siluerGa naar voetnoot19 te aesen mocht wel goutGa naar voetnoot20 vangen. Den heer rijxcancelierGa naar voetnoot21 comt in Pomeren met volle macht om te oorlogen ofte te handelen. Den marckgraeff SigismundusGa naar voetnoot22, oom van den marquis van BrandenburchGa naar voetnoot23, heeft versocht een pasport om te Statyn te commen, hetwelck geïnterpreteert wert een voorbereydynge tot handelynge, dewelcke in Engelant seer wert | |
geapprehendeert ende hier niet garen soude werden gesien. Den heer SpierynckGa naar voetnoot1 dese occurrentie menagerende presseert seer het subsidie, tot welcke eynde saterdach in de Generaliteyt, sondach bij sijn HoocheytGa naar voetnoot2 propositie heeft gedaen, waervan de provintiën met recommandatie rapport sal werden gedaen. Wt hetgene OgerGa naar voetnoot3 in Engelant rapporteert schijnt, dat hope genomen wert tusschen Vranckerijck ende Engelant wat mochte werden gesloten, alwaer Engelant meer toe sal haesten om Sweden te beter te animeren. Een vlote scepen, van Nantes commende naer dese landen van in(?) de twintych seylen is aen Engelants eynde beiegent van 8 Dunckerckers, 4 conynxscepen, 4 fregatten. De vier conynckxscepen attaqueerden twee ende twee de twee convoyers, die bij de Nantes-vaerders waren. Ontseylde scepen tot Rotterdam ingecomen relateren, dat sij vier uyren dapper hebben hooren schieten, daernaer niet meer, waerwt sij vreesen de oorloochscepen sijn vermeestert en een groot deel van de vlote, waer naer toe de fregatten haer hadden begeven, genomen. Wederom een groot verlies voor dese landen, die niet als dagelijckx te veel werden beschadycht in de principale zenuwe van haer welvaren. Wat tusschen denGa naar voetnoot4 ambassadeurGa naar voetnoot5 vanGa naar voetnoot6 EngelantGa naar voetnoot7 ende Humullus'Ga naar voetnoot8 volckGa naar voetnoot9 is gepasseert heeft GolharGa naar voetnoot10 Iovinianus verhaelt ende verstaet wel, dewijle SigthuniusGa naar voetnoot11 de last heeft, die hij aen EngelantGa naar voetnoot12 heeft verclaert te hebben, niet anders heeft connen doen. Evenwel sal dese rencontre geen goet doen om nader correspondentie tusschen Sophi ende de LelieGa naar voetnoot13 te maecken. SuennoGa naar voetnoot14 was curieux te weten, wat mijn brieven daervan hielden; seyde niet te hebben. Gestillus' manGa naar voetnoot15 heeft een lanck verhael van alle particulariteyten daervan gemaeckt. Van Savoye hoorde MagogGa naar voetnoot16 nieuw toe, meent de Lelie de eerste v[i]siteGa naar voetnoot17 niet sal willen doen. Dat Venetië formaliteyt gebruyckt, hout men hier vremt, ende wert mij geseyt, den ambassadeurGa naar voetnoot18 hier is te verstaen gegeven, dat, indien het niet wert ge- | |
repareert, men geen ambassadeur van dese staet naer Venetiën senden sal. Laet mij eens weten, hoe tsedert de gevallen dispute de Engelsche ambassadeursGa naar voetnoot1 haer in uwe Ed. regard dragen, ende continuelijck hetgene in die ende andere saecken soo veel weetbaer is. Ick sal niet versuymen Felix' diensten aen Golhar bij alle gelegentheyt te presenteren. De quade officiën, die de LatouwGa naar voetnoot2 tegens Gohlar bij Sophi doet, meen ick niet, dat van AristotelesGa naar voetnoot3 commen. Calaber heb ick geseyt de aenbiedynge bij den conynck van VranckerijckGa naar voetnoot4 gedaen. Laudabat constantiam et fidem et fatebatur eiusmodi hominum magnam esse penuriam. PicolominiGa naar voetnoot5 is vertrocken. Den lantgraveGa naar voetnoot6 doet nieuwe lichtynge. Aisma wert geseyt tot Franckfort te sijn ende op commende wech. Dat van Amelant sal noch moyte geven. BeriaGa naar voetnoot7 verseeckert van sijn goede genegentheyt. Van BurnoGa naar voetnoot8 gelove ick noch hetgene ick voor desen hebbe geschreven. De stucken van Calaber sal uEd. nu hebben ontfangenGa naar voetnoot9; soo uEd. yet nader derhalven dient te weten, ofte soo wanneer die wederom sent, sult gelieven hetselve door mijne handen te doen gaen. Tis apparent, ende Vranckrijck doet daertoe instantie, dat men dit iaer vrouch in het velt sal gaen. Tot Ceulen ende int graefschap Emden wert voor den keyserGa naar voetnoot10 sterck geworven. In de Generaliteyt is met meerderheyt van stemmen, tegens protest van Hollant, geconcludeert den handel in Brasil aen de Compagnie te behouden; dan op nader aenhouden van Holland wert die resolutie gesurcheert tot bijeencomste van de vergaderynge. Met CaesarGa naar voetnoot11 niettegenstaende alle devoiren ben ick, mits de sieckte van den eenen burgemeesterGa naar voetnoot12, niet nader connen commen, doch AlgelsusGa naar voetnoot13 heeft aengenomen een tijt te doen bestemmen, hetwelck, alsoo de Staten morgen sijn beschreven, voor het eerste niet sal vallen. Den MetersmanGa naar voetnoot14 is op sijn wonynge. Voor de pampieren sal werden gesorcht ende voor al, daerin uEd. dienst kan geschieden. Desen 2 Martii 1637. | |
In dorso schreef Grotius: 2 Martij 1637. N. Reigersberg. En boven aan de brief: Rec. [1] 8 MartijGa naar voetnoot1. |
|