Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2925. 1637 januari 15. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Nae lang verwachten heb ick vandage ontfangen uwer E. bryeven van den XIGa naar voetnoot2 ende XVI decemberGa naar voetnoot3, wenschende wel, dat de ordre beter waer in t'bestellen van de brieven gintsch ende weder. Ick heb uE. weeckelijck geschreven ende daerenboven door S.r GraswinckelGa naar voetnoot4 gesonden een verbreed cijfer ende daerom sal blijde sijn van den ontfanck wel onderrecht te zijn. Ick hoor een fregatte te Calis is geweest met bryeven, apparentelijck verscher dan dye ick heb ontfangen, dewelcke de brieven ophoudt, omdat zij met den postmeester te CalisGa naar voetnoot5 op het deelen van het port, dat te Parijs betaelt werdt, nyet en connen accorderen. 't Waer goed, dat daerop ordre werd gestelt tot soulagement van de coopluyden ende dyenst van de gemeene saecke. Ick verwonder mij, dat de winden ons van beyde zijde soo lang belet hebben 't genut van de correspondentie, ende gelooff vastelijck, dat het niet is gebreck van goede ordre. Sal garen weten, hoe het AelianusGa naar voetnoot6 met NumerianusGa naar voetnoot7 maeckt. Recommandere als voor desen te arbeyden tot een eynd te comen CesarGa naar voetnoot8 ende van mijne papieren tot mijnheer BasiusGa naar voetnoot9, daeraen mij merckelijck is gelegen. Van de saecke van HannibalGa naar voetnoot10 ende CimonGa naar voetnoot11 heb ick uE. verscheyde advysen gegeven, dye van goede handt comen. UE. gelieve mij te doen weten, wye van Aristoteles'Ga naar voetnoot12 volck beneficiën van VindexGa naar voetnoot13 hebben genoten quantum et quo colore; waeren zij wijs, sij souden tegen sulcke corruptelen ordre stellen. De Engelschen, hoor ick, equiperen sterck tegen de visscherije. Men seit hier, dat mijnheer den prins van OrangieGa naar voetnoot14 gelt heeft geleent aen de | |
graeff van SoissonsGa naar voetnoot1 ende dat hem oock presentatie is gedaen van sich te mogen retereren tot Maestricht; misschien is sulcx geschyet om hem van alle correspondentie met Spaignie te diverteren, maer hyer werdt alles lichtelijck geduyt tegen den prins van Orangie. Den cardinaelGa naar voetnoot2 is perplex, heeft MombasonGa naar voetnoot3 gesonden aen monsieurGa naar voetnoot4, BotruGa naar voetnoot5 aen den graeff van Soissons. Sij versochten tot haere verseeckertheyt frontiersteden, monsieur Nantes, Blavet off Brest ende tot passagie Saumur. Ick hoor, men wil hem presenteren Saumur ende Angers ende aen den graeff de plaetse van Verdun ende Stenay, S.t Menehou ende Vitry le Fransois, onseeckere plaetse ende onbequaem tot hetgunt, waertoe dye werden versocht. GallasGa naar voetnoot6, dye op eenige beroering in Vrancrijck hadde gewacht, schijnt nu te gaen over Rijn. Hij werdt verwacht te Basel ende eenige van sijne trouppes zijn gezyen bij Strasburg. Den hertogh van WeymaerGa naar voetnoot7, als hij zijn volck in goede winterquartieren sal hebben geleyt, meent hyer te comen. Soude garen nae Duytschlant passeren, maer ick en meene nyet, dat Vrancrijck sulcx sal toelaeten. De tresves van Hanou tot May is bij den keiserGa naar voetnoot8 geratificeert. Middelertijdt gaet BannerGa naar voetnoot9 zeer voort ende is apparent meester te blijven van't velt, totdat Galas comt. In Swede delibereert men noch op de approbatie van de projecten van de tractaten met Vrancrijck ende opt senden nae Colen. Hyer heeft men de opinie, dat sij handelen, 'twelck apprehensie geeft nevens de inlandsche difficulteyten. Dat is seecker, dat de Sweden haere saecken in de Fransche handen nyet en sullen stellen. Den coning van SpaignieGa naar voetnoot10 heeft geen paspoorten alsnoch gesonden, maer seyt tevrede te zijn met hetgunt den keyser sal doen ende t'selve te sullen gestade doen. Uyt Engelant hebben wij, dat ArondelGa naar voetnoot11 geen volle contentement heeft gecregen van den keyser ende Spaenschen, maer soo eenigsins, dat is, soo ick gisse, belofte van de restitutie van den Nederpals datelijck, van de Opperpals refunderende eenige costen aen den vorst van BeyerenGa naar voetnoot12; midts herstellende de roomsche religie, nevens de evangelische ende de kerckelijcken in haere goederen; 't churfurstendom uytstellende, totdat het mansoor van Maximiliaen van BeyerenGa naar voetnoot13 soude mogen comen te ontbrecken. | |
Een edelman genaemt De RhodesGa naar voetnoot1 is gevangen, dye brieven bracht van monsieur aen den graeff van Soissons, waerop de cardinael nyet en sal naelaeten goede glossen te maecken. T'ijs heeft hier veel schepen in de revieren met de wijn, dye daerin was, geruïneert. ChavignysGa naar voetnoot2 credyt bij den coninckGa naar voetnoot3 begint te manqueren. De reste stel ick uyt tot advys van t'ontfangen van het cijfer. Vale. Den XV Jan. XVIcXXXVII.
Ick heb uE. gebeden t'advys van de vrunden te willen vernemen, off onse CrayenburghGa naar voetnoot4 soude connen zijn edelman bij mijnheer den prins van Orangie ofte in eenigh employ, dat wat gerelateert waer aengaende 't geschut ofte fortificatie; op andere plaetse can ick hem wel een compagnie doen hebben. Daer op onseeckere genade sijn tijdt te verlyesen is nyet geraeden, insonderheyt zyende, hoe weynigh werc men van mij maeckt. Mijn huysvrouw can nu nyet schrijven, vindt haer nyet heel wel ende moet onargen medicijne innemen. Van mijnheer den prins van Orangies vraechstuckenGa naar voetnoot5 heb ick noch niet vernomen. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den XV Ianu. 1637 wt Paris. |
|