Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2933. 1637 januari 25. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mijn Heer, Vier dagen geleden heb ick ontfangen uwen van den 26 Decemb.Ga naar voetnoot5 ende op gisteren die van den XV Jann.Ga naar voetnoot6, drie die tusschen beyden gaenGa naar voetnoot7, weet ick niet, off noch op wech sijn. Het cijfer is mij wel behandycht. De Staten van Hollant, nietiegenstaende groote devoiren bij haer gedaen, hebben tot noch toe niet connen resolveren tot continuatie van alle de troupes, hoewel mijnheer den prinsGa naar voetnoot8 haer versouck(t), dat sij boven degene, die staen op de drie staten van oorloge: vijftych compangiën, het regiment van den heer Van CharnasséGa naar voetnoot9 ende vijffhondert man in garnisoen tot Emden, geen lasten sullen dragen, maer deselve werden betaelt wt de Franse penyngen. Veele steden soucken haer wel te accommanderenGa naar voetnoot10, maer met reserve dat het maer soude wesen voor | |
ses maenden ende dat van nu aff, dien tijt verlopen sijnde, men deselve soude houden voor gecasseert. Andere houden aen om die datelijck te doen casseren, opdat de aenblijvende wel mogen werden betaelt, wel gemonstert ende de finantiën gesuesteneert. UffoGa naar voetnoot1 ende andere gebruycken bij Aristoteles'Ga naar voetnoot2 volck inductiën, oock comminatiënGa naar voetnoot3, hetwelcke bedencken geeft, cur tanto studio hoc agatur. Dat AismaGa naar voetnoot4 met ambassadeurGa naar voetnoot5 van SpierinckGa naar voetnoot6 heeft gesproocken, hadde hij geschreven, alsoff bij geval was geschiet. Ons NeeffGa naar voetnoot7 heeft de beste opinie van die manGa naar voetnoot8 nietGa naar voetnoot9. FelixGa naar voetnoot10 mocht daer noch wel van hooren. AelianusGa naar voetnoot11 maeckt het met NumerianusGa naar voetnoot12 wel, met ValeriusGa naar voetnoot13 qualijck. Men heeft hier opinie wt het schrijven van den heer Aisma, dat de croone van Sweden staet om apart met den keyserGa naar voetnoot14 te handelen; den graeff van BrandesteynGa naar voetnoot15, in dienst van Sweden, soude sulckx hebben laten weten aen WeerdenberchGa naar voetnoot16, secreten raet van den keyser. De tijdyngen, dat GallasGa naar voetnoot17 [en] Ian de WaertGa naar voetnoot18 haer souden bij HatsveltGa naar voetnoot19, GotsenGa naar voetnoot20 ende PicoliminiGa naar voetnoot21 hebben gevoucht om BannierGa naar voetnoot22 te gaen besoucken, continueren soo breet niet. Wij crijgen wt Duytslant tijdyngen, dat den generael Bannier L(a)uwenburch ende Leipsich heeft verovert. Wat ick voor CrayenburchGa naar voetnoot23 alreede hadde gedaen, sal uEd. sien wt mijn schrijvens van den drie ende twintychstenGa naar voetnoot24, ende alsoo ick ende den vrient, daer ick mede hebbe gecommuniceertGa naar voetnoot25, dien voet den beste ende seeckerste vinden ende verde den profijtelijcksten ende corsten, ende uEd. concept licht soude haperen off int begin off int progres, soo heb ick, . ch .. ende .. horende inh .. ende de presen- | |
tatie aen mij gedaen, oock met CalaberGa naar voetnoot1 gesproocken vertonende, wat occasie SuennoGa naar voetnoot2 heeft om Crayenburch elders voordeel te doen hebben, doch hebbende hem gedestineert tot dienst van GelherGa naar voetnoot3, dat hij, alvoren eenyge ander occasie waer te nemen, Crayenburch aen hem wil presenteren ... oft hij hem soude gelieven te gebruycken, vertonende de gunste van CimonGa naar voetnoot4 ofte AristotelesGa naar voetnoot5 spade soude bij commen ende hij daerop met tijtverlies niet mocht wachten. Waerop Gelher, vlijtelijck advouerende, dat het van CimonGa naar voetnoot6 off AristotelesGa naar voetnoot7 niet moste werden gewacht, aengeboden heeft hem, Crayenburch, te favoriseren, waer hij kan; dat hij dese somer een maent drie, viere het leger soude volgen; hem begeven in dienst te voet ofte te paerde ende dat hij bij mijnheer den prins alles sal doen om hem bij de eerste voorval te avanceren. Vraechde, off Crayenburch hier was. Ick seyde, hij was in Vranckerijck ende daer alle exercitiën leerde, dat hij was van goet fatsoen, goede studiën, in mathematicis wel ervaren, wel opgebracht, van goede hope, goede apparentie. Begeerde ick uEd., ten eynde het de vrienden van Crayenburch mededeelt, soude laten weten. Deselve zullen nu moeten beraden, off sij hem te voet ofte te paerde willen laten dienen ende wanneer over behoort te commen. Ick soude van opinie sijn, dat hij met eenyge goede advisen moste commen, om hem dan met eenen te presenteren. Den wech, die uEd. voorstaet, valt seer lanck ende costelijck. Mijn oogemerck is hem een compangie te doen hebben, sonder welcke Van den BoschGa naar voetnoot8 seyt die professie niet en heeft te beduyden. De vraechstucken sullen eerstdaechs werden gesondenGa naar voetnoot9. Desen 25 Jann. 1637. Verte. Ons Neeff seyt mij, dat het daer wert verdicht, dat sijn Hoocheyt gelt aen den grave van SoisonsGa naar voetnoot10 soude hebben geleent, dat met weten van ZosimusGa naar voetnoot11 aen hem is geschreven, dat, indien sijn Altesse hier gelieffde te commen met voorweten van den conynckGa naar voetnoot12, dat hij niet alleen soude wellecom wesen, maer oock ontfangen naer men die van de extractie behoor(t) te ontfangen; indien het was sonder des conynckx goetvinden, dat men wenste accommodatie met den conynck conde werden gevonden ende wel soude doen middelertijt in een neutrale plaetse als Luyck hem te retireren. Van Chavigny'sGa naar voetnoot13 discredyt was verwondert. Gallas seyt men, dat marcheert. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer De Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. | |
In dorso schreef Grotius: 25 Ian. 1637. N. Reig. En boven aan de brief: Rec. 20 Febr. 1637. ap .... d .. |
|