Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2918. 1637 januari 9. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mijn Heer, Monsieur JustelGa naar voetnoot3 is wedergecomen van Sedan ende bij mij geweest. Seit dat de coninginne-moederGa naar voetnoot4 aen den graef van SoissonsGa naar voetnoot5 heeft geschreven ende dat tweemael bij hem edelluiden sijn geweest vanwegen den prince ThomasGa naar voetnoot6. Dat hier te hoof wat suspicie is dat den graef van Soissons te Sedan is gecomen met kennisse van den hertogh van BouillonGa naar voetnoot7, welck dan voort redundeert op CalaberGa naar voetnoot8. Hij heeft mevrouw van BouillonGa naar voetnoot9 mondeling, den hertogh van Bouillon - dien hij seit papist, jae jesuytisch te sijn - door brieven vermaent niet te gedoogen dat iet te Sedan geschiede tot prejudice van den coningGa naar voetnoot10 ende tegen de conditiën van de protectie waerbij Sedan niet alleen is verbonden vijant te sijn van s'coninx vijanden, maer oock de stadt open te houden voor s'coninx volck. De trouppes vanden cardinael de la ValetteGa naar voetnoot11 sijn al te voren naebij Sedan geweest ende blijven daer ontrent. FiescoGa naar voetnoot12, die men meende dat in Sedan soude blijven, is met MignetGa naar voetnoot13 ter sluyp hier door gepasseert. Men meent hij beide de princen inciteert. Sij blijven vast aen malcander ende seggen daertoe verbonden te sijn. ChavignyGa naar voetnoot14 is wedergecomen, maer brengt geen antwoord t'welck comen sal door ChaudebonneGa naar voetnoot15, ende sal sijn, soo men seit, dat monsieurGa naar voetnoot16 begeert sijn vrouwGa naar voetnoot17 ende een stadt van seureté conjunctim non disjunctim, seggende dat sijnen secretarisGa naar voetnoot18 in t'instellen vande acte, die ick uE. heb gesonden, hem heeft geabuseert, hoewel monsieur self die heeft geteickent. Den coning aen het parlement bij hem ontboden seggende, dat hij wel waer met sijn broeder ende dat hij t'huwelijck approbeerde ontviel onvroeds een woordt: on m'a constrainct de l'approuver, t'welck hij daernae corrigeerde ende seide on m'a obligé. | |
Den cardinaelGa naar voetnoot1 tracteert den coning vandage. Mijn huisvrouw is mede genoot op de comedie. Men seit het costen sa] 100m gulden. Middelertijdt is men in Bretagne besigh de Staten te houden om gelt te vinden. Den impost op de wijn werdt verhoogt un escu sur le muy t'welck te Parijs sal bedragen douze cent mille escusGa naar voetnoot2. De nuntiusGa naar voetnoot3 handelt dagelijcx met pater IosephGa naar voetnoot4. De SpaignaerdGa naar voetnoot5 schijnt t'verleng te soecken hopende eenigh proffijt te doen met de inlandsche dissentiën van Vrancrijck, waerop GalasGa naar voetnoot6 schijnt te wachten ende sijn reis nae Duitschlant uit te stellen tot naerder last. Veele meenen, soo den coning nae monsieur toe treckt, dat monsieur in Poictou hem sal begeven ende hulp vinden. Den prins van CondéGa naar voetnoot7 is hier, specimen partium. Den cardinael de la Valette heeft wederbecomen in Lorraine, Vaudrevangt, S.t Avo, Creangt, plaatsen van seer groote importantie. Te Mets is het parlement met den gouverneur - dat is den cardinael de la Valette - in dissente: hij willende dat sij nae Toul vertrecken, sij niet willende ende geven contrarie placcaten uit. Die voor Spaignie te Corbie laest heeft gecommandeertGa naar voetnoot8 wert geseit te Luick hem ende sijn gelt gesalveert te hebben. De geruchten in Duitschlant gaen, dat de Sweden Wurtzburg ingenomen ende met Erfurd sijn geaccordeert. Men seit ses millioenen uit Spaignien sijn gedestineert tot de saecken van Italië, dat is om den hertogh van ParmeGa naar voetnoot9 voorts te ruïneren ende de Valteline op t'lijf te vallen. Naedat ick dit had geschreven, heeft den cardinael mij oock doen bidden op de comedie, maer ick heb t'geëxcuseert. Ick meen den agent van EngelantGa naar voetnoot10 sal mij ende uE. wel het plaisir doen van de brieven aen mij over Engelant te doen gaen, t'welck bijwijlen wel noodigh waer, alsoo wij hier dicmael vier of vijf weecken sitten sonder advysen, daer die van VenegiëGa naar voetnoot11 altijd versche advysen heeft, t'welck mij in veele dingen hinderlijck is. Vale, den 9 Ian. 1637. | |
Adres: Mijn heer Mijn heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In Den Hage. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 8 (sic) Ianu. 1637 wt Paris. |
|