Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2926. 1637 januari 20. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mijn Heer, Den snellen oostenwint doet mij desen senden den ordinaris wech, anders soude hij hebben gegaen onder couverte van AelianusGa naar voetnoot7. Het cijfer heb ick op gisteren wel ontfangen, waervan ick mij voortaen sal dienen. Met CaesarGa naar voetnoot8 ben ick noch even naer; dan naer het scheyden van de vergaderynge sal ick trachten een eynde te crijgen. Met NumerianusGa naar voetnoot9 yet te doen vinde ick in dese constitutie van saecken t'eenemael ongeraden. Op CalaberGa naar voetnoot10 is geen fundament te maken, cinqGa naar voetnoot11 off sixGa naar voetnoot12 van CimonsGa naar voetnoot13 | |
volckGa naar voetnoot1 ende UffoGa naar voetnoot2 doen allesGa naar voetnoot3. SuennoGa naar voetnoot4 denckt op niemant als op siin selvenGa naar voetnoot5. Apud NordianumGa naar voetnoot6 plus quaerimoniarum quam virium. Indien AsmundusGa naar voetnoot7 yet van UrbanusGa naar voetnoot8 verneempt, heeft belooft het met GolilasGa naar voetnoot9 te communiceren. Wat DagerusGa naar voetnoot10 VilmerusGa naar voetnoot11 heeft raeckende MagogGa naar voetnoot12 geproponeert, sal uEd. hebben verstaen; de propositie heeft HumultGa naar voetnoot13 aengenomen te senden. Veele vresen het daerGa naar voetnoot14 niet door (?) salGa naar voetnoot15 blivenGa naar voetnoot16. Off het crijsvolck sal werden gecontinueert, is noch niet finalijck geresolveert, doch twijfele niet, ofte sal geschieden, hoewel Hollant liever anders hadde gesien ende tot het gelt geen raet en weet. Den generael WrangelGa naar voetnoot17 heeft Brandenburge moeten quiteren, Berlin ende Sweits verlaten, ende sijn de keyserscheGa naar voetnoot18 seer sterck wt Slesiën onder het commandement van den grave van MansveltGa naar voetnoot19 in Pomeren gecommen. GallasGa naar voetnoot20, HatsveltGa naar voetnoot21, GotsenGa naar voetnoot22, PicolominiGa naar voetnoot23, Ian de WaertGa naar voetnoot24 sijn in aentocht naer den generael BannierGa naar voetnoot25, die in ende ontrent Erffurt met sijn leger leyt, sterck, soo men gist, in de twintych duisent mannen, ende hoewel ongelijck minder als de keysersche, die hem gaen besoucken, apparent nochtans haer sal verwachten, alsoo hem retirerende gebreck soude vinden van alles ende sijn leger vanselffs dissiperen. De ministres van de Croon hebben weynych contentement, nu sij met haer | |
macht de keyserse wt Vranckerijck ende van elders hebben doen retireren ende op haren hals gehaelt, andere dat aensien sonder eenyge hulpe te toonen. Veele vinde ick hier mede van opinie, dat Engelant hem op d'een ofte d'ander wijse sal laten contenteren, ende meenen, den Nederpals sal werden gerestitueert ende een nieuw electoraetschap gegeven met eenyge landen, bij den keyser te assigneren. Voor desen staet is van dat rijck niet goets te wachten. Wat resolutiën hier daertegens sijn genomen, sal BeriaGa naar voetnoot1 uEd. mede deelen, op wien ick mij voortaen diergelijcke saecken aengaende t'eenemael sal verlaten, want hij door intercessie van SagillusGa naar voetnoot2 aen alles ende seer tijdelijck wert geholpen. Hij en versuympt oock niet bij alle occasiën TanansiusGa naar voetnoot3 te gebruycken, die bij veele heel goet acces vint. GertGa naar voetnoot4 gaet met IovinianusGa naar voetnoot5 in groote confidentie, ende toont in allen deele GolilasGa naar voetnoot6 wel te willen ende groote opinie van hem te hebben. Ende alsoo ick nu uyt verscheyde van uEd. brieven hebbe gesien, dat SigthuniusGa naar voetnoot7 wel genegen soude sijn bij HumultGa naar voetnoot8 sijn outsten soneGa naar voetnoot9 als edelman te laten gebruycken, ende mogelijck hij dan, onder de oogen van SibdagerusGa naar voetnoot10 leevende, dit hoff ende den staet kennen, hem tot neersticheyt ende meerder opmerckynge soude begeven, soo hebbe ick goet gevonden hetselve in sulcker vougen smaeckelijck te maecken, dat hij lust daertoe crijgende ick garen SigthuniusGa naar voetnoot11 het soude voorder dragen seggende wel te weten, dat SigthuniusGa naar voetnoot12 HumultGa naar voetnoot13 sooveel estimeert, hij hem niet garen yet soude weygeren, ende te meenen, hij seer soude connen werden door den soon gedient in de Franse ende latijnsche tale. Waerop oock is gevolcht, dat HumultGa naar voetnoot14 heeft getoont wel daertoe gesint te sijn, ende ick hebbe geseyt sulckx uEd. over te sullen schrijven, alsoo ick hem in alles vrienschap wil doen, soodat uEd. Sigthunius daervan sal konnen spreecken ende, in gevalle van die meenynge noch is, gelijck niet vremt soude wesen, soo mach hij mij door uEd. laten weten van mij te hebben verstaen de goede genegentheyt, die Humult hem toedraecht, ende dat ick oordeele, dat hem niet onaengenaem soude sijn, indien Sigthunius sijn soon eenygen tijt als edelman bij hem wilde laten ende dat hij, Sigthunius, hem, Humult, vrienschap souckende te doen, sijn soon presenteert tot sijnen diensten, te weten om te gebruycken in qualiteyt als Sigthunius sal verstaen te behooren. Wat nu CraeyenburchGa naar voetnoot15 belanckt, dan bekenne ick dat ick mede ben ver- | |
legen. UiitGa naar voetnoot1 dat vanGa naar voetnoot2 CampeGa naar voetnoot3 kan FelixGa naar voetnoot4 oordeelen, watGa naar voetnoot5 vanGa naar voetnoot6 GelharGa naar voetnoot7 is te wachten. Bij NordianusGa naar voetnoot8 ende CimonGa naar voetnoot9 is niet te doen; dan met SuennoGa naar voetnoot10 kan het wederom veranderen, maer wat seeckerheyt heeft dat om daerop te raden? KnuytGa naar voetnoot11 disponeert van DomalderGa naar voetnoot12; reliqui volitant sicut umbraeGa naar voetnoot13. IrenaeusGa naar voetnoot14 is evenwel van opinie, dat men SuennoGa naar voetnoot15 moet onde[r]houdenGa naar voetnoot16. De voorleden weecke heeft den raetpensionaris CatsGa naar voetnoot17 twee notable misslagen gedaen, die hem weynych reputatie ende gunste sullen veroorsaecken; want alsoo hij in de vergaderynge van Hollant, met goetvinden, soo hij seyde, van sijn Ex.tieGa naar voetnoot18 - die ick voordaen Hoocheyt sal noemen, alsoo de Staten van Hollant hebben geresolveert sulckx de collegiën aen te schrijven - dat goet waer ordre te stellen, dat niemant voortaen twee politycke ampten gesamentlijck souden bedienen, ende oock, dat Hollant behoorde in de Generaliteyt te beletten de resignatie, die den heer thesaurier GochGa naar voetnoot19 - gaende met een teerynge - op sijn schoonsoon, den raet van sijn Hoocheyt BeaumontGa naar voetnoot20, voor hadde te doen, is hij in de vergaderynge datelijck bij den heer pensionaris BeaumontGa naar voetnoot21 tegens gesproocken, seggende daer noyt op was gedacht ende hij niemant soude connen noemen, daeraen deshalven was gesproocken. Den heer Goch is oock bij sijne Hoocheyt geweest, om deselve te onderrechten sulckx noyt in den sin te hebben gehadt; heeft oock sijne Hoocheyt geseyt den pensionaris Cats geen last tot sulcke propositie te hebben gegeven. Alle hetwelcke den heer Goch de notabelste leden van de vergaderynge heeft genotificeert ende den heer Cats willende bewimpelen, dat soo breet van de last van sijn Hoocheyt niet hadde gesproocken, is daerin gecontrolleert bij de notulen, die de pensionarissen daervan hadden gehouden. Hetselffde is hem in alles nopende de combinatie van ampten mede wedervaren, alsoo den heer | |
va(n) HeenvlietGa naar voetnoot1, houtvester van Hollant, staende naer het ruwaertschap, mijnheer de(n) prins daerover hebbende aengesproocken, Cats gecregen heeft een desadv(eu). D'opinie is, dat Cats met particuliere insichten in dese saecke heeft gegaen, alsoo sijn schoonsoon WarnoutGa naar voetnoot2, soone van den drossae[r]t Aerssens, mede staet naer het ruwaertschap ende men meent, sij oock yemant tot het tresaurierampt, soo wanneer sal vaceren, meenen te helpen. Wt Sweden heeft IngellusGa naar voetnoot3 advysen, dat de reine-mèreGa naar voetnoot4 aldaer bij de rijxraden is geordonneert haer te retireren op haer douarie, ende de coninginneGa naar voetnoot5 onder de sorge van des coninx suster den hartoch[in] van TweibruchGa naar voetnoot6, is gestelt, wiens soonGa naar voetnoot7, een prins van 17, achthien iaren, veele meenen, dat opgevoet wert in spem regni. De roine-mère heeft voor haer vertreck van Stocholm de raden ter maeltijt - soo men seyt - genoot, alwaer meer tranen heeft geschreyt als wijn gedroncken. Wat de oorsaecke is van dese resolutie, hebbe ick niet vernomen. Den heer Spierynck seyt, dat, bijaldien het Franse gelt te lange soude wachten ende uEd. daer gebreck aen hebben soude, dat hij uEd. wel met eenyge partije hier soude accommoderen. Sijn Hoocheyt sal de stucken, daer ick uEd. voor desenGa naar voetnoot8 van hebbe geschreven, met den eersten senden. De Staten van Hollant sijn tegens haer gedeputeerde ter GeneraliteytGa naar voetnoot9 niet wel tevreden geweest, dat sij in de acceptatie van den gedefereerden titel soo verde sonder communicatie van haer principale waren gegaen, ende is daeruyt oorsaecke genomen van te resolveren, dat sij deselve een instructie souden doen concipieren, waertoe eenyge alreede sijn gedeputeert, maer daeronder is mede den heer Van NoortwijckGa naar voetnoot10, die in de vergaderynge van de Staten-Generael ordinaris compareert, die de armen sal soucken vrij te houden, gelijck mede den heer Cats niet garen sal sien, dat dien molen het coren werde onttrocken. Sijn Hoocheyt sijnde aengedient, dat de heeren Staten door gedeputeerden hare resolutie met congratulatie over den gedefereerden tytel souden connen te kennen geven, seyt Cats dat soude hebben geseyt hetselve onnodych was, alsoo alrede was in het gebruyck van deselve, ende de heeren Staten-Generael daerover alreede hadden geresolveert, hetwelcke een seer significative antwoorde is. | |
UEd. soon PieterGa naar voetnoot1 is van Amsterdam noch niet gecommen. Den oustenGa naar voetnoot2 sal wt Sweden met goet fatsoen dienen te scheyden, maeckende ende onderhoudende daernaer kennisse met de aensienlijckste van ionge iaren, mogelijck wat vrucht dat mettertijt geven sal. Ick sal hem hier hebbende niet laten sonder goede vermanyngen. Wensche uEd. selven te mogen sien, weet wel wij met nutte propoosten een vacantie ende meer souden connen passeren, maer den wech over zee is te vol difficulteyt ende peryckel ende die over lant niet te gebruycken, waerom ick den lust, die groot daertoe is, sal moeten speuren (?). Bidde om mijn gewoonelijcke recommandatie. Desen 20 Jann. 1637. | |
Adres (met andere hand): Aen Mevrou Mevrou De Groot tot Paris. In dorso schreef Grotius: 20 Ian. 1637. N. Reigersberg. En boven aan de brief: Rec. 12 febr. |
|