Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2922. 1637 januari 13. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Gisteravont naer eenyge dagen absentie eerst thuys gecommen sijnde weet ick niet, wat eenygen tijt herrewaerts hier is gepasseert. Den titel van Altesse bij den conynck van VranckerijckGa naar voetnoot2 sijn Ex.tieGa naar voetnoot3 gedefereertGa naar voetnoot4 wert aengenomen; is oock bij den heer Van CharnasséGa naar voetnoot5 alle Franse officieren gelast geen andere te gebruycken. Den vorst heeft niet toegelaten, de steden bijeen soude commen, soodat op het aenhouden ofte licentiëren van crijsvolck noch niet is geresolveert. Den heer van SomersdijckGa naar voetnoot6 is tot Haerlem geweest om die stat tot continuatie te disponeren. Den Roomsen Conynck is gemaecktGa naar voetnoot7. Men spreeckt van Engelant te contenteren met het creëren van twee nieuwe keurvorsten. In Engelant minuteert men nieuwe placaten tot het heffen van de recognitie van de vissers van dese landen. RenisGa naar voetnoot8 is met de meyt van de gevangenpoort ontcommen. AurelianusGa naar voetnoot9 staet heel wel bij CalaberGa naar voetnoot10, consequentelijck veel andere qualijck. AelianiGa naar voetnoot11 vrienschap dient wel onderhouden. Desen 13 Jann. 1637.
Den Roomsen Conynck is gemaeckt. Den generael BannierGa naar voetnoot12 heeft Erffort ingenomen, alwaer men meent, hij sijn winterquartier sal houden. WrangelGa naar voetnoot13 was naer Leipsich. | |
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot. In dorso schreef Grotius: 13 Ian. 1637. N. Reig. En boven aan de brief: Rec. 12 febr. |
|