Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1200. 1627 november 27. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot11.Mon frère, D'uwen sonder dach, waerbij was den brieff van den coning van Polen aen Dansick, ende de andere van den VIIe Novembris sijn mij op eenen tijdt behandight. De wegh over Brabant can uE. wel gebruycken, maer most gepast zijn op de bode, dye daer arriveert, ....., eer de brieven nae hyer afgaen. Ick bemercke uyt uE. schrijven ende oock uyt de advysen van Van MedeGa naar voetnoot12, dat de saecken van ClaudiusGa naar voetnoot13 niet heel quaelick en gaen ende dat de wederpartije | |
in benauwtheyt is. Maer gelijck uE. wel seyt, alles is te vergeefs, soo 't landt niet en werdt geconserveert. UE. wil mijn opinie verstaen. 't Is quaet op 't landt zijnde te stuyren. Dye den staet van de finantiën weten, connen beter van alles oordelen. 't Verlyesen van de Sondt soude groot quaed connen doen. Ick heb advys uyt Emden, dat dye stadt de protectie van de Ansen moede is ende staet nae neutraliteyt. De Anzesteden verlangen oock nae rust ende nae 's keysers gunste. Ons dyeper met Engelant te engageren waer mijns bedunckens schadelick. Sij en hebben de middelen niet om groot secours te doen te lande ende wat zij ter zee doen, heeft geen naedruck, maer bestaet meest in roverije. Sij waernemen ons de Oost-Indische traffyck ende de visscherije, soo van de walvisschen als van de haering, een groot deel van ons onderhoudt. Over Vranckrijck vallen wel dye bedenckinge niet, maer houden geen steeck. De massacre van ParijsGa naar voetnoot1 - men vreest noch alle dage hyer voor dyergelijcke -, de ongevoullicheyt (?) van de Franschoysen ten tijde van den hertogh van PlessisGa naar voetnoot2 geven groot bedencken. Ende als nu dye opinie haer waer ingesteylt, soude lichtelijck haer accoord maecken ende de proye deelen t'onsen naedeel. Sonder naerder handeling de saecke blijvende bij het beloofde secours can ons niet redden. 't Is te weynich nae ons gebreck. Het trefves sage ick garen ende heb waergenomen de inclinatie, dye de coninginne-moederGa naar voetnoot3 daertoe hadde. Maer monsr. de HayesGa naar voetnoot4, dye sij daertoe gebruyckt hadde, is syeck ende in peryckel van sterven. Staet oock te vresen, dat den cardinaelGa naar voetnoot5, sonder dewelcken niet en geschiet ende wyens overgroote authoriteyt van nieuws is gewassen door het goede succes in het eylant van Ré, tot de trefves niet en sal genegen zijn door de onderichting van monsr. d'EspesseGa naar voetnoot6, dye onsen staet stercker voorschildert dan hij is ende soo ick wel weet altijdt in zijne brieven van de trefves ende trefvesmaeckers quaelijck spreeckt. Veele weten wel, dat hij niet meer bequaem is om daer dyenst te doen, hebbende hemselve gestelt buyten credyt. Mair 't particulier gaet boven het publyck ende de authoriteyt van monsr. DefiatGa naar voetnoot7 overweeght alles. Daerentusschen gaet den tijdt voorbij. Een geduyrige paix met Spaignie te besluyten sonder eenige erkentenisse, zye ick niet wel doenlijck in dese hare prosperiteyt. Ende wat staert seecker erkentenisse soude hebben in een staet, dye vol is van eersuchtige ende geldsuchtige menschen, can ick wel bevroeden. Men heeft eertijds gesproocken van onsen lande te brengen onder het rijckGa naar voetnoot8. Wilde de coning van Spaignie sulx toestaen, 't waire goedt, want de constitutie van het rijck is soodanig, | |
dat men de vrijheyt van de religie eenichsins soude connen verseckeren. Mair alsoo het rijck is electyff ende de electie, hoewel niet apparent en is te gaen uyt het huys van Oostenrijck, evenwel daer niet vast aen en is, staet te bedencken, dat den coning van Spaignie, jae den keyser selff het rijck niet en sullen soecken te verpooten met interest van haere familie. Dit alles overleyt hebbende sal ick een ding seggen, dat ick zye, dat het uytstel veeltijds quaed doet. Den palsgraeffGa naar voetnoot1 heeft over eenigen tijdt met voordeel connen handelen, oock den coning van Denemarcken. Nu is voor haer niet ten beste. Hyer moet hem den prins van Orangie aen spyegelen, dye meest bij het landt heeft te verliesen. Wist ick zijne intentie, ick soude dye soucken te seconderen, jae soo sulcx nodigh gevonden wierd ende met 's conincx goede wille conde geschieden mijne woonplaetse daernae veranderen. Wat d'ambassade alhier te senden belanght, ick heb voor desen geschrevenGa naar voetnoot2, dat ick dyenst sal doen nae de luyden sullen zijn, dye hyer comen. Daer blijff ick bij. Nopende 't gepasseerde van de schepen van den coningGa naar voetnoot3 heeft monsr. d'Espesse hyer geadviseert vrij wat tot naedeel van de onsen, insonderheyt van dye van NumerianusGa naar voetnoot4, op denwelcken oock SeverusGa naar voetnoot5 zeer gebeten is, soowel als op GallusGa naar voetnoot6, gelijck ick uyt zijn eygen propoosten wel heb gemerckt. Dat CaracallaGa naar voetnoot7 blijft daer hij is, vinde ick niet vremdt. D(aer) mocht een arger comen. Evenwel sal ick uE. in 't seecker advisen doen secretelijck, dat hij ......... duysent gulden nu versch van AntoninusGa naar voetnoot8 heeft genoten ende aen twee parthijen beleydt. Dat ....... om wel te advyseren 'tgunt meer tot voordeel van DeciusGa naar voetnoot9 als VerusGa naar voetnoot10 soude dyenen, daer dyent wel een vaster ordre te zijn op dyergelijcke saecken, insonderheyt in dese conjuncture. Hyer is men blijde, omdat d'Engelschen oock het eyland van Oye verlaeten hebbende zijn getrocken in zee. BuckingamGa naar voetnoot11 rust op zijn vertreck, sondt BeaulieuGa naar voetnoot12, een Fransch edelman, vrij aen den coning met vyer ofte vijff andere slechte gevangenen ende alsoo Beaulieu ontwapent was, gaff hem zijn rapier ende banderol, hem biddende aen den coning te seggen, dat hij scheyde met contentement, paert hebbende in de glorie van den coning, als overwonnen zijnde van soo treffelijcken prins. Dese Engelsche courtoisie heeft den coning afgeperst, dat hij oock den baron de MontjoyeGa naar voetnoot13 ende andere gevangenen, dye hij hadde | |
in groot getal ende veele van qualiteyt, sonder rantsoen heeft losgelaeten, haer vermaenende voortaen geen coning van Vranckrijck aen te tasten. Magis haec fuit infirmitas frontis quam beneficium. Maer in Lorraine is gevangen MontaiguGa naar voetnoot1 ende vandaer gebracht in Vrancrijck niettegenstaende het mescontentement van den hertogh van LorraineGa naar voetnoot2 over dit stuck. Dese persoon is bij den coning van Groot-Bretaigne gebruyckt geweest om Lorraine ende Savoye tegen Vranckrijck op te rockenen ende sijn alrede veel secreten door zijne papieren ontdeckt. Men twijffelt, off men hem sal traiteren als een gevangen van oorlogh ofte als een espion. Den coning blijft voor Rochelle. De intelligentie, dye hij daerbinnen heeft, opereert nock niet sonderling, nochte oock het canon, dat op de haven is geplant, mids de groote wijtte. 't Landt rondom Rochelle is gedevasteert ende men belet den handel soo veel men can om de stadt tot gehoorsaemheyt te brengen. Middelertijdt monsr. de RohanGa naar voetnoot3, dye soo braeff hadde uytgegaen, dat hij 't was, dye de Engelschen hadde doen comen, is benauwt ende geretireert soo men seyt in 't landt van Foix. soo eenige meenen om, wanneer hij het te quaed sal hebben, nae Spaignie te vluchten. Verus' moederGa naar voetnoot4 heeft discoursen gevoert, alsoff dye van Tiberius'Ga naar voetnoot5 volck hyer selfs in dese stadt niet en waeren buyten peryckel. In somme, daer is veel perplexiteyt bij de swackste. Ende 't schijnt de luyden van MaximinusGa naar voetnoot6 op eenen tijdt hebben geruineert soo dye sij hebben willen helpen als dye sij niet en hebben willen helpen. Uyt een briefken van mevrouw van ValckenburchGa naar voetnoot7 uyt Orangie merck ick, dat sij daer maer tamelijck contentement en heeft. Wilt mij wat advyseren van HarsholtesGa naar voetnoot8 humeur, want van RandwijckGa naar voetnoot9 weet ick wat van ouds ende oock nu nieus uyt den heer van OosterwijckGa naar voetnoot10. Men doet ArsensGa naar voetnoot11 veel eer, dat men hem soo bidt. Als ick soude stellen 't latijn van GrolGa naar voetnoot12, soude ick caerten ende memoriën van noode hebben gelijck ick voor desen heb geschreven. Mij dunckt, dat nootelijck van de scheepstrijden ontrent denselven tijdt ter zee gevallen ende van de fortificatiën ten wederzijde ontrent Santvlyet, midsgaders van het canael bij | |
Venlo yet sal moeten geseyt worden. De onderrechting van ReaelGa naar voetnoot1 in 't eerste ende in de reste van monsieur WijtsGa naar voetnoot2 soude veel connen helpen. Ick weet niet, wye de heer van HeenvlyetGa naar voetnoot3 is. Mijn huysvrouw meent, dat het is Polyander. Soo 't soo is, ick wensch hem geluck ende doe mijne ende mijns huysvrouws gebiedenisse aen hem ende zijn huysvrouw, vooral aen broeder ende suster. Mijn huysvrouw heeft gesonden om monsr. van der Nat, maer de heele academie van monsr. BenjaminGa naar voetnoot4, daer hij bij woont, is wech te landewaert. Van permissie hyer uyt te voeren weet ick niet, off yet soude zijn te doen in absentie van 't hoff. Sal evenwel omhooren, wetende wat coopmanschap meest begeert werdt. De Spangnaerden beclaegen haer, dat haer schepen niet eer en zijn gecomen, doch seggen, dat dye op wegh waeren ende vougen daerbij nae haere gewoonlijcken rodomontade, dat dye schrick de Engelschen heeft doen vluchten. Den residentGa naar voetnoot5 van den keyser continueert mij te versoecken tot vrundschap. Ick heb tot noch toe beleefdelijck geëxcuseert bij hem te gaen. 't Huwelijck van 's conincx broederGa naar voetnoot6 met de dochter van Florence, waervan voor desen veel discours was geweest, werdt gehouden af te zijn, doordyen den prins van Parma, aen dewelcke zij was belooft, niet geïnduceert en can worden om van zijne pretensiën te desisteren. Ick verstae daer soo terstont, dat den cardinael de Richelieu boven het desseing van een drijvend fort, dat zij dominicatar noemen, in de haven van Rochelle te maeckenGa naar voetnoot7, noch een ander heeft, waertoe hij veertich schepen in Bretaigne heeft gecocht, dye hij met vastgemetste steenen wil doen laden ende .... ende deselve doen sincken. Mij wert verseckert, dat den autheur van dat boecxke, 't welck den tytel voerde van een brieff van den hertogh van Savoyen aen den coning van Enge- | |
lantGa naar voetnoot1 is eene Royssel, wonende tot Sedan ende in dyenst zijnde van den hertogh van Bouillon ende naedyen ick verstae, dat daervan copyen sijn in 't landt, soo can men daerop letten. Eenige voorsichtige personen alhier menen, dat nu de tijdt niet onbequaem en soude zijn voor Vranckrijck om de paix met Engelant te maecken ende dat den coning, dye genoech noch te doen heeft met Rochelle ende de steden van Languedoc, sulcx niet en behoort te verachten, al waer het maer om voor zijne ondersaeten de zee weder te openen. Doch ick twijffele, off desen raed sal werden gevolcht, considererende de groote verscheydenheyt van de humeuren alhier. Men bevindt meer ende meer, dat dit oorlogh is berockent geweest door madame de ChevreuseGa naar voetnoot2 dye over eenige tijdt uyt het hoff was versonden, wyens querelle desen chevalier d'Outremer als een getrouw serviteur heeft willen wreecken. Taeterrima belli causaGa naar voetnoot3. Ick heb aen mijn broeder de Groot gerecommandeertGa naar voetnoot4 het proces van de confiscatie. Hij ende mijn vader moveren mij eenige difficultyten over het publique van Delff, 't welck ick hyer bij mij niet en hebbe ende can daerom daerop niet particularizeren. Ick bid uE. de moeyte te nemen om het advertissement, als het gemaeckt sal zijn, te overzyen, gelijck ick oock wel wilde, dat het bij monsr. StryensGa naar voetnoot5 verders wierd overgezyen ende vooral wel gelet, dat daer niet gestelt en werde, dat mijn onschuldt te cort soude doen. Soo monsr. CouwenburgGa naar voetnoot6 daerover niet en sal seggen (?), waer het goed, dat hij 't mede sage. Soo hyervan yet goeds te verwachten is, sal het oorboir zijn te vorderen, maer soo onpartijdige oordeelen, dat de saeck peryckel loopt, sal het beter zijn op te houden ende te zyen, wat den tijdt sal geven, want het soude mij hyer oock quaed doen, soo men seyde - gelijck mijne vijanden alle occasie waernemen -, dat de sententie van de gedelegeerde rechters van nieus bij de ordinarisse justitie soo veel als geconfirmeert waere. Ick bidde uE. ende de anderen vrunden op alle dese consideratiën wel te letten. Het doet mij hyer veel quaed, dat men meent, dat ick in ons landt ben buyten consideratie. Evenwel doe ick wat ick can. Eenige slaen voor ter accommodatie van 't geschil over het schip bij de Engelschen van onse rede gehaeltGa naar voetnoot7, dat de Staten de coning vergelding soude doen, niet in gelt maer in schepen. Men houdt hyer, dat de Engelschen 't eenemael nae Engelant zijn, hebbende groot gebreck van vivres. Daer zijn hyer dye veele meenen te weten van de secreten ontdeckt door MontaiguGa naar voetnoot8, dye seggen, dat nevens Savoye ende Lorraine de infanteGa naar voetnoot9 oock is geweest van de parthije ende dat Spaignie met Engelant heymelijck genoechsaem was geaccordeert, dat noyt soo groote conspiratie geweest tot renversement van dese croon. Men noemt oock | |
Venegiën ende den graeff van SoissonsGa naar voetnoot1. Ick meen, dat ick uE. genoech moede gemaeckt heb met lesen. Maer op een ander tijdt sal ick dit alles houden voor gepresupponeert ende daerom wat spaeriger zijn. Den XXVII November XVIcXXVII tot Parijs. UE. dyenstwillige
| |
Adres: Ed. Erntfeste Hoochgeleerde Heere Mijnheer Mr. Nicolaes Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In 's Gravenhage. |
|