Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1184. 1627 oktober 9. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mijne Heere, Desen morgen heb ick uE. door een ander wech geadviseert, die ick somwijlen sal gebruycken, soo uE. die goetvint. Tsedert is hier een tijdinge gecommen, die groote ontsteltenisse soo in de vergaderynge van Hollant als Generaliteyt heeft gegeven ende apparent daer geen cleyne maecken sal. Vijff Engelsche schepen met een jacht sijn donderdach avont ontrent sonnen onderganck het Texel in commen seylen, hebbende haer bouvenetten gespannen ende seylen tegens het inwerpen van vierwercken daerover gespreyt ende schansleeren gehangen, geschutpoorten toe; ende ontrent het coninginne schip, twelck wel een mijle binnen de tonnen lach, brengen sij haer schut eerst buten de poorten, beginnen gesamentlijck het schip te attaqueren. Hoe het is vergaen, weet men desen avont noch niet; het geschiet duurde noch vrijdage naermiddach. Vandage heeft de tijdinge geloopen, dat het Fransche schip in brant is geschoten ende de andere twee, die veel verder binnen lagen, genomen sijn. Dan wert niet gelooft, alsoo een visschuyte, die dit advis eerst tot Amsterdam bracht, seyt de schepen soo verde van den anderen lagen, dat se op een tije daerbij niet conden commen. Dese entreprinse siet verde, soo voor ons selven als om het misnoegen, dat den conynck daerover soude mogen nemen, want soo sijn Mteyt niet wel van de waerheyt geinformeert en wert, soude haer impressie connen werden gegeven, off wij sijne Mteyt min als de Engelsche gunstych waren; dat nochtans seer verde is. Het quaetste is, dat seven van onse oorloochschepen in het Texel lagen, oock eenyge Oostindische, die spectateurs van dit exploit sijn geweest; doch sonder last hebben sij haer daer niet mede connen vermengen ende was geen apparentie last te geven om te verhoeden een feyt soo ongerijmt, dat men niet meende dat conde gebeuren. Soo haest de tijdinge, bij expresse coopluyden bij de magistraet van Amsterdam affgesonden, hier wert gebracht, is terstont in de vergaderynge van Hollant geresolveert, dat in de Generaliteyt is geapprobeert commissarissen naer het Texel in alder spoet te senden, die de Engelsche, soo sij niet waren vertrocken, dat men meende niet conde sijn, de schepen van Vranckerijck souden doen restitueren ende daertoe gebruycken sulcke middelen als sij daer bij de hant | |
souden vinden. Int formeren van de resolutie hebben in VolusianoGa naar voetnoot1 verscheyde humeuren sich getoont: Dort, Haerlem, Leyde sijn AlexanderGa naar voetnoot2 gunstichGa naar voetnoot3, andere VeroGa naar voetnoot4, sonderlynge NumerianusGa naar voetnoot5. Een van de sijne seideGa naar voetnoot6 tegens GallienoGa naar voetnoot7, dat hij scheen advocatGa naar voetnoot8 te sijn van Alexander. Daerwt sal Verus sien, wie sijn vr(i)endenGa naar voetnoot9 sijn, ende dient daerop te letten. Ick kan uE. verseeckeren, soo men hier siideGa naar voetnoot10 conde kiesenGa naar voetnoot11 men soude het met Vero houden. Die van TiberiiGa naar voetnoot12 vrienden souden het anders verstaen. Gisteren sijn in de vergaderynge van Hollant genomineert om daer in ambassade te commen AerssenGa naar voetnoot13, VosbergeGa naar voetnoot14; naer Engelant te gaen PauwGa naar voetnoot15, HarsolteGa naar voetnoot16. Bidde uE. op mijn voryge advisen wel gelieve te letten. Tis nu tijt, dat elck voor het lant ende voor sijn selven sorge. Sijn Extie. sal maendage in den Hage sijn, sal sien, of voor ConstantioGa naar voetnoot17 yet is te doen; dat Constantius maer voor sijn selve mede en sorge. Met haest desen 9 Octob. 1627. Dat men op Vero staet conde maecken, Verus soude bij dese gelegentheyt van Volusiano ende ValerianoGa naar voetnoot18 nu grooten dienst connen geschieden. MaximinusGa naar voetnoot19 staet hier niet wel. | |
Adres: A madamoiselle madamoiselle Grotius. In dorso schreef Grotius: 10 oct. 1627 N. Reigersberg. rec. 4 nov. Op de achterzijde staat verder nog: den daghe nae te bestellen. |
|