Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdKaïn & Abelwaren de twee eerste zonen van »Adam en Eva en werden geboren na de verdrijving uit het paradijs. Kaïn was landbouwer, Abel schaapherder. Jahwe zag genadig neer op het offer van de door Abel aangeboden lammeren; op de door Kaïn geofferde vruchten van de grond sloeg hij geen acht. Kaïn werd woedend en sloeg zijn broer dood. Jahwe trof de moordenaar met een vloek: zijn grond zou niets meer opbrengen en hij was gedoemd als een vagebond over de aarde te zwerven. Om te voorkomen dat Kaïn gedood zou worden, merkte Jahwe hem met een teken. Kaïn stichtte een stad, die hij naar zijn oudste zoon Henoch noemde. Uit Henochs geslacht stamde de trotse en gewelddadige Lamech, die zich twee vrouwen nam. Lamechs nakomelingen werden de voorouders van de veehoeders (Jabal), de muzikanten (Jubal) en de smeden (Tubal-Kaïn). Kaïns nageslacht staat in de bijbel tegenover dat van Set, de derde zoon van Adam en Eva. Via een lange rij aartsvaders, onder wie op de zevende en dus bevoorrechte plaats de rechtgelovige en door Jahwe opgenomen (tweede) Henoch, werd Set de voorvader van »Noach.
Passages uit latere, niet-bijbelse, joodse Kaïn-verhalen werden ook in het christendom van het Westen bekend, onder meer door Hieronymus en door de 12e-eeuwse auteur Petrus Comestor. Zo is er het verhaal dat Lamech en Tubal-Kaïn tijdens een jacht bij vergissing Kaïn doodden. Over Lamech gaat een middeleeuwse legende dat hij door zijn vrouwen werd gedood. Het verhaal van Kaïn en Abel toont voor de eerste maal in de bijbel de herhaaldelijk voorkomende bevoorrechting van de jongere boven de oudere broer (»Jakob, »Jozef, »David): Gods weg loopt anders dan die van de mensen. De afwijzing en acceptatie van het offer door Jahwe in deze oude stamoverlevering hebben alles te maken met de, tot in de oertijd teruggeprojecteerde, maatschappelijke en culturele tegenstellingen tussen herders en landbouwers, nomaden en gevestigde lieden. Helemaal duidelijk is de reden, waarom Jahwe het ene offer wel en het andere niet aanvaardt, niet. De joodse overlevering vermoedt tekorten bij rituele onderdelen van het offer; de christelijke vooral het gemis aan de goede instelling bij Kaïn. De moord is in de interpretatie van de bijbel zelf (Wijsh. 2,12-20 en 10,3; 1 Joh. 3,12) de consequentie van de eerste overtreding, de eerdere opstand van de mensen (Adam en Eva) tegen God, en de doodslag heeft geweld en demoralisering tot gevolg, afgestraft door de zondvloed (»Noach). Abels offer, een lam immers, werd al in het vroege christendom christologisch geduid als type van Jezus' offerdood. Vanaf | |
[pagina 154]
| |
Offer van Kaïn en Abel, façade van de abdijkerk in Saint-Gilles (Gard), 1150-79.
| |
[pagina 155]
| |
de vroege middeleeuwen, met als voorlopers de 6e-eeuwse afbeeldingen van Abel in het koor van de San Vitale en de San Apollinare in Classe in Ravenna, gold het offer ook als prefiguratie van de eucharistie. Soms hanteert Kaïn op westerse afbeeldingen van de broedermoord een in de bijbel niet genoemd ezelskakebeen. Het stamt ongetwijfeld uit een Angelsaksische traditie en wordt wel verklaard uit de klankovereenkomst van ‘cinban’ (ezelskakebeen) en ‘Cain bana’ (Kaïn-broedermoordenaar), hetgeen aannemelijker klinkt dan de ook wel gehoorde verklaring uit de associatie van het ezelskakebeen met een demonische, alles verslindende hellemuil. Misschien heeft ook het tegen de Filistijnen gehanteerde wapen van »Simson deze voorstelling beïnvloed. Doorgaans hanteert Kaïn op de voorstellingen knots, schoffel of zeis. In een betrekkelijk constant iconografisch schema komen in reeksen bijbelillustraties en bijbelse voorstellingen drie Kaïn-en-Abeltaferelen voor: offer, moord, straf. Op Bernwards bronzen deuren 1015 in Hildesheim is in vergelijking met het gangbare schema (Abel links, Kaïn rechts) de voorstelling omgekeerd, zodat de moordenaar Kaïn als enige van de vele figuren aan de deuren links buiten het kader van de lijsten kan worden geplaatst. Als offergave biedt Kaïn meest veldvruchten, Abel een lam aan (fresco ca. 1150 Pürgg). Soms geeft de op- of neerwaartse richting van de rook van de offergaven de aanvaarding of verwerping ervan aan (gewelfschildering 1325-50 Birkerød in Denemarken). Bij de straf kijkt Kaïn verschrikt, vaak met uitgestrekte armen, op naar de uit de wolken gestoken hand van »Jahwe. Naast deze drie scènes zijn er, echter minder vaak, afbeeldingen van gebeurtenissen uit de jeugd van de broers, zoals hun geboorte (Caedmon-Genesis 11e eeuw Oxford; mozaïek 13e eeuw San Marco Venetië) en hun arbeid met en onderricht door Adam (Ashburnham-codex 7e eeuw Londen); van de begrafenis van Abel (met het treurende ouderpaar al op een fresco in de catacombe aan de Via Latina 4e eeuw Rome; illustratie in de Holkham-bijbel 14e eeuw), van Kaïn als stichter van zijn stad (met vrouw en kind Henoch: miniaturen in 11e-eeuwse handschriften, zoals de genoemde Genesis uit Oxford; bouwend aan de stad in een Aelfric-parafrase) en van de moord van Lamech op Kaïn (bewaard in Byzantijnse bijbels uit de 11e en 12e eeuw, wellicht teruggaand op 5e-6e-eeuwse voorbeelden; de Bijbel van Roda ca. 1000; 13e-eeuwse reliëfs aan de kathedralen te Bourges en Auxerre). Op een van de 12e-eeuwse kapitelen van Meester Gislebertus in Autun doorboort een pijl de hals van Kaïn. Soms draagt Kaïn een hertegewei, wellicht als Kaïnsteken (kapiteel Vézelay), wellicht ter aanduiding van de vergissing door Lamech en Tubal-Kaïn. Aan een fries van de 12e-eeuwse kerk te San Quirce (provincie Bourgos) is een Kaïn-en-Abel-cyclus op de metopen door een Adam-en-Eva-cyclus op de kraagstenen heen geweven. Een goed voorbeeld van de typologische functie verschaft een miniatuur uit het Oscot-psalterium (14e eeuw), waarop taferelen met het lijden van Jezus omgeven zijn door medaillons waarin het verhaal van het offer en de moord wordt verteld. De associatie met de eucharistie blijkt uit afbeeldingen van het offer van Abel op middeleeuwse liturgische voorwerpen (email op draagaltaar van Stavelot 1150-60, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten Brussel). In de 13e-15e-eeuwse typologische literatuur (Speculum-literatuur begin 13e eeuw; Biblia Pauperum vanaf ca. 1300) vergezelt een bewening van Abel de kruisafname of de bewening van Jezus. Tubal-Kaïn en Jubal smeden op 15e-eeuwse afbeeldingen van de kruisiging de spijkers voor de te kruisigen Jezus (paneel uit Haarlem ca. 1470 en houtsnede in Speculum ca. 1475, beide Catharijneconvent Utrecht). Uit de 15e eeuw resten reliëfs met de broedermoord van Jacopo della Quercia 1425-38 (portaal San Petronio Bologna), Ghiberti 1425-52 (paradijsdeuren baptiste- | |
[pagina 156]
| |
rium Florence) en van Bellano ca. 1460 (koor San Antonio te Padua). Rembrandt tekende in 1650 de doodslag (met een ezelskakebeen!) realistisch met een ontzette, weerloze Abel en een treurende God in de wolken. Rubens' titanische moord bij een smeulend altaar (kort na zijn terugkeer uit Italië in 1608) toont de invloed van Michelangelo. Schilderijen zijn er in de 16e eeuw onder meer van de hand van Titiaan (schilderij in de Santa Maria della Salute Venetië ca. 1543), Tintoretto ca. 1560 in de Accademia te Venetië,
Kruisiging en smedende Jubal en Tubal-Kaïn, houtsnede in een Speculum Humanae Salvationis van een Nederlandse Meester, ca. 1475. Catharijneconvent Utrecht. Jubal en Tubal-Kaïn, uitvinders - zo zegt het onderschrift - van de muziekkunst en de kunst van het smeden, verwijzen naar de nagels van Jezus' kruis, dat zij - weer volgens het onderschrift - smedend voorspelden.
Floris ca. 1555, uit de 17e eeuw van Goltzius 1613, Cavallino ca. 1645, Passante ca. 1650 (met Abel als groot liggend naakt), Preissler 1654, Deforêts 1680, De Deyster ca. 1700 in de Hallen te Damme; uit de 18e eeuw van Costanzi 1751, uit de 19e eeuw van Boulanger de Boifremont 1803. Van de schilderwerken van Lutti 1691 en van Dietrich ca. 1750 (met het verwijt van Jahwe aan Kaïn) geven de tekening van Wagner uit 1746 en de gravure van Daullé uit 1761 een idee. Blake hernam het thema van de rouwende Adam en Eva ca. 1800. Cormons gigantische doek uit 1880 over de vlucht van Kaïn is gevuld met | |
[pagina 157]
| |
prehistorische fantasieën. Een gouache van Chagall 1911 toont Abel vluchtend voor Kaïn. En op Grosz' Kain oder der zweite Weltkrieg (1944 New York) draagt de vertwijfelde moordenaar de snor van een afzichtelijke Führer. De rouwklacht van Adam en Eva over Abel was vanaf Van Leyden (kopergravure ca. 1520) tot in de 19e eeuw (Helmsauer gravureGeorg Grosz, Kain oder der zweite Weltkrieg, doek, 1944. Nalatenschap Georg Grosz, New York.
1807) een graag weergegeven onderwerp bij de grafici (Magnasco twee houtsneden ca. 1700) en bij schilders (onder meer Lastman 1624 Rembrandthuis Amsterdam; Sacchi ca. 1640: alleen Adam; Ribera ca. 1650; Goltzius 1613 [verloren gegaan], Ablasser en Angst, beiden 1733 en Mechau 1771). Ondanks dramatische mogelijkheden, die | |
[pagina 158]
| |
bewerkingen voor het toneel zouden doen verwachten, is de Kaïn-en-Abel-stof in de middeleeuwen toch hoegenaamd niet zelfstandig verwerkt. De tragedie kreeg een plaats in de vele Adam-en-Eva-stukken (Lutwin 13e eeuw), in sacramentsspelen (1497, 1599), paasspelen (1571), die op de typologie voortbouwden, en in de mysteriespelen, die zich graag met Kaïns aard en motieven bezighielden. Uit de 14e eeuw is een Auto de Cain y Abel bewaard. Na de reformatie werden Kaïns ongeloof en twijfel naar voren gebracht (Voith 1538, Macropedius 1552) en het verschil onder de kinderen van Eva voorgesteld als grondslag voor het onderscheid der standen (Sachs Comedie von den ungleichen Kinder Evae 1553). In de 17e en 18e eeuw was het thema gewild en werd het in drama (Metastasio 1732) of idylle (Gessner Der Tod Abels 1758) nu eens vanuit Kaïns dan weer vanuit Abels problematiek, die nu echter vrijwel geseculariseerd is, behandeld: voor de dogmatische lading verdween de interesse. Deze tendens werd voortgezet in het drama van Byron (1821, bewerkt tot muziekdrama door D'Albert/Bulhaupt 1890), waarin Kaïn staat voor een prometheïsche nihilist. In de moderne tijd plaatsen auteurs de Kaïn-Abel-tegenstelling in problematische situaties van concrete, eigentijdse personages: oorlog (romans van De Unamuno y Jugo 1917, Anderberg 1948, Goytisolo 1955) of rassentegenstelling en familievetes (romans van Reyles Raza de Cain 1900, Elin-Perin Zernja [Land] 1922, Steinbeck East of Eden 1952). Vanaf de 18e eeuw spelen vrouwen achter de ontwikkelingen en gedragingen van de hoofdpersonen een ijverzuchtige of erotische rol (Weise 1704, Grandmougin ca. 1890 en Heyse 1904). In de 18e eeuw ontstond een aantal oratoria, soms met de hoofdaandacht voor Kaïn (Stölzel eerste helft 18e eeuw en Radoux 1877), meestal voor de dood van Abel (Pergolesi; De Leo/Metastasio 1732; Vannucci 1757; Umstatt en Perry 1877; een oratorium van Caldara/Metastasio 1732); een enkele maal voor Jubal (Mackenzie 1889 The Dream of Jubal). Von Weingartner/Nadel schreven op het gegeven van de eerste broedermoord een opera 1914, Badings een ballet met elektronische muziek 1956 en Lattua een muziekspel 1957. Ebach 1980; Michel 1958; Rothschild 1934. |
|