Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdSimsonwas de zoon van Manoach uit de stam van Dan, en van diens lange tijd onvruchtbare echtgenote. Op het bericht dat een afgezant van Jahwe aan zijn vrouw, die in Sora ten westen van Jeruzalem woonde, een kind in het vooruitzicht gesteld had, reageerde Manoach ongelovig. Pas toen de afgezant ten tweede male was verschenen en na bevestiging van zijn boodschap in het vuur van het brandoffer van Manoach ten hemel was gestegen, hechtte deze geloof aan de aankondiging, die gepaard was gegaan met de instructie dat over het hoofd van de zoon geen scheermes zou mogen gaan. Tot ongenoegen van zijn ouders liet Simson het oog vallen op een Filistijns meisje. Op weg naar de Filistijnen verrichtte de reusachtige jongeman een eerste heldendaad: hij verscheurde met zijn blote handen een leeuw. Op de terugweg met zijn vrouw nam hij wat honing mee van de bijen die zich in het kadaver van de leeuw hadden gevestigd. Het inspireerde hem tijdens zijn huwelijksfeest ertoe de Filistijnen een raadsel op te geven: ‘Uit een verslinder komt voedsel en uit de sterke komt zoetheid.’ Zijn vrouw ontfutselde hem de oplossing: de leeuw en de honing, zodat haar mede-Filistijnen het antwoord konden geven en aanspraak konden maken op de hoge inzet: dertig stel kleding. In zijn woede sloeg Simson dertig Filistijnen dood en gaf hij hun kleding aan de gevers van het antwoord. Zijn verhouding met de Filistijnen bleef gespannen. Toen zijn schoonvader hem eens de toegang tot zijn echtgenote versperde en zei dat hij maar een andere vrouw moest nemen, joeg hij driehonderd vossen, twee aan twee aan elkaar gebonden en met toortsen in de staarten, door de korenvelden van de Filistijnen. Dezen vermoordden Simsons vrouw en schoonvader, die aanleiding hadden gegeven tot de verwoesting, en trokken toen op tegen Juda waar ze de uitlevering van Simson eisten. Simson liet zich uitleveren, maar verbrak moeiteloos zijn boeien en sloeg met de kinnebak van een ezelskadaver duizend man neer. Hij werd toen aangesteld tot »rechter over de Israëlieten. Voor de Filistijnen bleef de held ongrijpbaar. In Gaza op bezoek bij een hoer werd hij belaagd door de stadsbewoners, maar hij voorkwam zijn gevangenneming door de stadspoort los te rukken en met grendel en al weg te dragen. Een relatie met een geliefde, Delila, zou hem fataal worden. Deze vrouw liet zich door de Filistijnen omkopen om het geheim van Simsons grote kracht te achterhalen. Op haar vragen misleidde Simson haar enkele malen, maar uiteindelijk zwichtte hij en vertelde hij de vrouw dat het geheim school in zijn door geen scheermes beroerde haardos. Delila liet Simson op haar knieën inslapen, schoor zijn hoofdhaar af en liet de nu machteloze held gevangen nemen door de Filistij- | |
[pagina 223]
| |
Verrijzenis, illustratie in Biblia Pauperum (Codex Palatinus Germanicus), ca. 1400. Universiteitsbibliotheek, Heidelberg. Centraal de verrijzenis met profeten wier teksten de afbeelding begeleiden: Jakob, David, Hosea (Osee) en Sefanja (Sophonias); boven oudtestamentische typen: Simson tilt de poorten van Gaza en Jona wordt uitgespuwd door de vis.
| |
[pagina 224]
| |
nen, die hem de ogen uitstaken en in ketenen sloegen. In de gevangenis, waar men hem dwong een molensteen te draaien, groeide zijn haar weer aan, waarna Simson, tijdens een groot feest van de Filistijnen als gevangene tussen twee pilaren tentoongesteld, nog eenmaal zijn kracht kon tonen. Hij duwde de twee zuilen uiteen zodat het tempelgebouw instortte. Simson werd verpletterd, met de duizenden aanwezigen in de tempel en toeschouwers op het dak.
Simson, wiens naam ‘zonnetje’ betekent, was de laatste en een van de belangrijkste rechters uit de periode tussen de intocht in Kanaän en de joodse monarchie. Hij werd voor zijn geboorte aan zijn tot dan onvruchtbaar gebleven moeder aangekondigd met het bevel dat men hem in de geest van de voorschriften van het naziraat (Num. 6,1-21; Am. 2,11-12; het woord komt van de stam ‘afzonderen, wijden’) zou opvoeden. Dat betekende dat de man - na tijdens een offerdienst aan Jahwe te zijn afgestaan - zich moest houden aan ascetische voedselvoorschriften, contact met doden moest vermijden en ongeschoren blijven. Dat zou in Simsons geval de garantie zijn voor uitzonderlijke kracht. Er zijn aanwijzingen dat het Kanaänitische gebruik van het haaroffer in de Jahwe-religie werd geassimileerd en aangewend als teken voor de heilige strijd, waartoe Jahwe zelf de kandidaten uitkoos. Werd aanvankelijk de strijd met wapens bedoeld, later zoals bij Johannes de Doper (Mat. 3,4-5), Paulus (Hand. 18,18) en waarschijnlijk ook bij Jakobus, de broer van Jezus, had men de geestelijke strijd van de ascese op het oog. Het naziraat gold niet per se voor het leven. Het kon in de tempel ongedaan gemaakt worden (1 Makk. 3,46-54). In de joodse traditie wordt hoog opgegeven van Simsons bovenmenselijke kracht en van zijn opofferingsgezindheid; anderzijds wordt hij gegispt om de zinnelijkheid die hem fataal werd. De koran en de islamitische traditie gaan aan Simson voorbij. In het Nieuwe Testament echter, in de brief aan de Hebreeën, wordt hij zonder voorbehoud geprezen om zijn geloof dat hem tot zijn daden in staat stelde. Vroegchristelijke auteurs uit de 4e tot de 6e eeuw, zoals Ambrosius, Paulinus van Nola, Caesarius van Arles, Procopius van Gaza - en in hun voetspoor de middeleeuwse auteurs - wezen op de typologische aspecten van de Simsonfiguur. Meestal werd de leeuwebestrijder opgevat als type voor Jezus die door zijn lijden de demon overwint, en de heffer van de stadspoorten van Gaza - wisten velen uit preken van kerkvaders en uit middeleeuwse kerkspelen - voor de verlosser die nederdaalt ter helle. Parallelle avonturen van Hercules, zoals het bedwingen van Kerberos, afdalen in de onderwereld en bezwijken voor Omphale, waren de aanleiding tot de combinatie van de mythologische held met Simson tot een typologisch duo. Soms fungeerde Simson ook als personificatie van de door wellust teloorgaande deugd. Vanaf het einde van de 10e eeuw werd de leeuwedoder wel - op grond van de exegese van Heb. 11,32-34 - samen met keizer Constantijn als pendanten op representatieve plaatsen aan het kerkgebouw afgebeeld; een enkele maal - wellicht vanwege de combinatie van de juist genoemde tekst met Heb. 12,24 - in mariale context samen met de broedermoord van Kaïn op Abel. Simson en Delila's plaats in de reeks afbeeldingen met ‘vrouwenlisten’ was obligaat. Het offer van Manoach voor Simsons geboorte was vanaf de 16e eeuw lange tijd gewild bij de schilders: onder meer Tintoretto ca. 1665, Lastman 1622, A. van Nieulandt 1646, Salomon de Bray 1657, Louis Silvestre de Jongere 1732, Natoire 1721; in de 17e eeuw bij de grafici: tekeningen van Jan Pynas, Ferdinand Bol, Van Hoogstraeten en Schönfeld. Rembrandt verwerkte het thema tussen 1637 en 1655 in drie tekeningen, daarbij de houding van de ouders en van de opstijgende engel bestuderend. Op het doek van de Braziliaanse kolonist Post 1648 (Mu- | |
[pagina 225]
| |
seum Boymans-Van Beuningen Rotterdam) speelt de offerscène zich af in een met Latijns-amerikaanse flora gestoffeerd landschap, aanleiding voor de veronderstelling van een politieke betekenis: Posts hoop op een nieuwe Simson, die het verlies van de Braziliaanse kolonie weer zou goedmaken. Rembrandt, in de jaren dertig van de 17e eeuw intensief bezig met Simson, schilderde bovendien op twee grote doeken de bruiloft waarbij Simson het raadsel opgeeft (1638) en het conflict met zijn schoonvader (1635). De kleding van de altijd langharig voorgestelde Simson - soms jeugdig baardeloos, soms ouder met ruige baard - wisselde in de loop der tijden: in de oudheid de tuniek, in de middeleeuwen jasje en mantel, in de nieuwere tijd soms naakt. Soms moest zijn reusachtige gestalte (Paolo di Martino intarsie ca. 1426 dom te Siena) of een verzonnen sterk staaltje, zoals het ontwortelen van een reusachtige boom (reliëf aan fries ca. 1130 Pécs, Hongarije), de kracht van de geweldenaar onderstrepen. Zijn attributen zijn een zuil, ezelskakebeen, knuppel, leeuwekop en -huid (Colin in beeldenreeks 1558 met Jozua en David aan het kasteel Ottheinrichsbau te Heidelberg). Simson die de leeuw verscheurt werd al in de oudheid als type voor Jezus die de dood overwint afgebeeld (parallel aan Hercules: ca. 350 in de catacombe aan de Via Latina te Rome, waar ook het gevecht tegen de Filistijnen met het ezelskakebeen als overwinningsmotief voorkomt). Het thema met de leeuw werd lange tijd herhaald: op bronzen deuren te Augsburg 1050/60; op kapitelen te Vienne ca. 1152 en Rebolledo de la Torre (bij Burgos) 12e eeuw; op een reliekkast met gestansd koper uit Keulen en een kandelaar uit Hildesheim (waarop Simson de leeuw berijdt), beide begin 13e eeuw. Vaak drukt Simson, terwijl hij de muil van de leeuw openrijt, de rechterknie op diens rug. De pose is - zoals ook die in de strijd van Hercules en van David - ontleend aan de klassieke houding van de, in het Romeinse Rijk in de
Simson doodt de leeuw, kapiteel in het atrium van de dorpskerk in Rebolledo de la Torre (provincie Burgos), 12e eeuw. Simson is herkenbaar aan zijn lange haren.
| |
[pagina 226]
| |
eerste eeuwen n.C. zeer populaire, Perzische lichtgod Mithras bij het doden van de kosmische stier (bijvoorbeeld het Mithrasaltaar uit Neuenheim ca. 200 n.C. te Karlsruhe). Aan profane monumenten zoals de fontein van Niccolò en Giovanni Pisano te Perugia ca. 1298 kreeg de leeuwescène, gekoppeld aan die van de verleiding door Delila, een ethische betekenis: Deugd en Kracht tegenover Wellust en Onmacht. In de 15e en 16e eeuw werd de krachtmeting graag geschilderd (Cranach de Oudere, Annibale Carracci), in de 17e en 18e eeuw in sculptuur uitgebeeld (Van der Voort 1706, Matthäus Donner 1732). Uit ca. 1900 is er een schilderij met het gevecht met de leeuw van Bonnat. Het gevecht met het ezelskakebeen komt in de 16e en 17e eeuw voor op schilderijen van Schiavone ca. 1550 en Rimaldi ca. 1610, op een fresco 1577-87 van Tintoretto in de Scuola di San Rocco te Venetië, in een aan Michelangelo toegeschreven gipsmodel uit de eerste helft van de 16e eeuw, sculpturen van Bologna ca. 1575 en een figuur op een trap ca. 1700 van een Duitse anonymus in Hof Emeringen te Würzburg. Het vreemde schilderij van Reni ca. 1611, waarop Simson uit het ezelskakebeen drinkt, berust op een foutieve lezing in de Vulgaat van Re. 15,19, waarin Jahwe voor de dorstige strijder niet uit het bot, maar uit een rots - zoals de grondtekst zegt - water laat ontspringen. Ook het lichten van de stadspoorten van Gaza werd afgebeeld zonder directe relatie met de vermelde diepere zin: op een Keulse damsteen ca. 1180, als randfiguurtje bij Christoffel in het Getijdenboek van Catharina van Kleef ca. 1440, nog op een fresco van Correggio uit het begin van de 16e eeuw in de San Giovanni Evangelista te Parma en op grafisch werk tot in de 19e eeuw, zoals Altdorfer (gravure) ca. 1515 en Spörl (tekening) 1882. De scène met de fakkels aan de vossestaarten, weergegeven op een miniatuur in de Simson-cyclus in de Wereldkroniek van Rudolf von Ems ca. 1300 (een jonge Simson zonder baard en met opvallend lang, sluik blond haar), vindt men terug bij grafici uit de 16e en 17e eeuw (Delaune, Weiditz en Jacopo Palma). Breu beeldde begin 16e eeuw meerdere heldendaden van Simson af op een paneel dat nu wordt bewaard in het Kunstmuseum te Basel. Reni deed het op zijn drie fresco's 1608 in de Sala delle Nozze Aldebrandini in het Vaticaan. Van Heemskerck greep in een reeks schilderstukken met daden van onder meer Hercules en Simson ca. 1545 (deels in het Rijksmuseum Amsterdam) terug op de oude vergelijking tussen deze twee helden. De scène met Delila, op middeleeuwse fresco's te Ruffec (Charente) ca. 1140 en Vouant (Vendée) ca. 1170 summier aangeduid, bij Morone (ca. 1500) nog een galante bezigheid, werd in de 17e eeuw wilder en geladener met Rembrandts doek uit 1636 als hoogtepunt na zijn onheilspellend paneel uit 1628. Bij Rubens ca. 1627 lag het accent op de erotiek, bij Jan Steen - de vloer bezaaid met haarlokken en een kind kan de reus aan - op zijn machteloosheid (ca. 1669 Keulen) en bij Solomon, die zijn Delila afkeek van Rembrandt, in een theatrale pathetiek op zijn woede (ca. 1900 Liverpool). Vele schilders uit de 16e, 17e en 18e eeuw gaven hun versie van het tragische gebeuren: onder meer Lucas Cranach de Oudere 1529 (met een werk uit hetzelfde jaar van een leerling), Gambarra (fresco ca. 1550 in het kloosterpand van Sant' Eufemia te Brescia), Strozzi ca. 1610 (Castello Sforzesco Milaan), Ribera ca. 1625, Van Honthorst ca. 1625 en Van Couwenbergh ca. 1640 (beide werken in het stadhuis te Dordrecht), Soutman 1642, Lievens ca. 1660 (Rijksmuseum Amsterdam), Van Diepenbeeck eind 17e eeuw (Noordbrabants Museum 's-Hertogenbosch), Dubourg 1731, Rocca ca. 1750, Amand 1756, Gobbis 1774, Guarana 1774, Giani 1784 en Bergler 1784. Minder vaak leende het gebeuren zich voor plastische vormen: een reliëf ca. 1550 van Terwen aan de koorbanken in de Grote Kerk te Dordrecht, een gipsen groep uit de omgeving van Artus Quellinus 17e eeuw en | |
[pagina 227]
| |
een marmeren groep van Cybei ca. 1750. Rouault schilderde in 1893 zijn gevangen genomen Simson, die de molensteen draait. Op een gouache van Chagall uit 1955 bedreigt een mysterieus licht achter de opgeheven hand (met schaar?) van Delila de wulpse held. Corinth schilderde de gevangenneming van Simson 1907. De wraak van Simson bij het feest van de Filistijnen werd heroïsch afgebeeld op 16e-eeuwse fresco's van Fogolino in het CastelloAnthony van Dyck, Simson en Delila, doek, ca. 1628-30. Kunsthistorisches Museum, Wenen.
del Buonconsiglio te Trente en van Bassano in de dom te Cittadella, en nogal potsierlijk voorgesteld op een plafondschildering van Ruffini en Ruckenbauer uit 1706 in Stift Sankt Florian en op een 18e-eeuws schilderij van Platzer ca. 1750, waarop Delila met de enorme bovenverdieping op de stervende held stort. De uitvoerige Simson-cycli op vloermozaïeken in martelaarsheiligdommen in Mopsuestia in Cilicië (nu Missis) en Seleukia bij Antiochië (derde kwart 4e eeuw) zijn de oudst bekende. Uit dezelfde cultus stammen | |
[pagina 228]
| |
de, tussen martelaarsscènes gemengde fresco's in de basiliek van San Vincenzo a Galliano te Rome 11e eeuw. Simsons grote daden verschenen verder op vloermozaïeken (1151-56 crypte Sankt Gereon Keulen; samen met Davidscènes), aan kapitelen (1130-50 kloosterpand van Sagra di San Michele bij Turijn), gordingen van portalen (zuiderportaal ca. 1177 Malmesbury, noorderportaal 1212-24 Chartres), op wand- en gewelfschilderingen (ca. 1300 kasteel Maienfeld resp. ca. 1730 Stift Altenburg) en gobelins. In de grafiek, al begonnen met de uitvoerige illustraties van de 12e-eeuwse bijbels van Amiens en Pamplona, vonden Simson-cycli hun voortzetting in de 14e-eeuwse Historiebijbels. Daarna vindt men ze in reeksen grisailles (Mariano de Pescia ca. 1500 Palazzo Ginori Florence), grote series schilderijen uit de eerste helft van de 17e eeuw (Nuvolone in de Sant' Angelo te Milaan en Guercino in Casa Maiocchi te Cento) en in reeksen gravures van Van Heemskerck/Galle ca. 1600, Verdier en medewerkers ca. 1700 en Decamps ca. 1845 tot aan de zeer persoonlijke serie etsen van Fuchs 1960-64. De combinatie van de leeuwedoder Simson met David die Goliat overwint op een impost met Jezus die een draak bedwingt op de sluitsteen in het portaal van de kerk te Andlau 1130-40 is een sprekend voorbeeld van de aanwending van de Simson-typologie. Dezelfde zingeving steekt ook achter de plaats van Simson - nu samen met Hercules en een kleine cyclus van Kaïn en Abel - op het scheppingstapijt te Gerona ca. 1100 en - hier met Daniël in de leeuwekuil en Hercules - aan de consoles van de façade van de Saint Trophime te Arles ca. 1150. Simson als leeuwedoder met als pendant keizer Constantijn treft men in de 12e en 13e eeuw aan op reliëfs aan de kerkgevels te Parthenay-le-Vieux, Carrion de los Condes of Foggia; ook op kapitelen (Seo Antigua te Lérida) of deurposten (San Marcello te Capua). Op het grote paneel 1435 van Jan van Eyck met de Madonna en kanunnik Van der Paele heeft de typologie betrekking op Maria, de moeder van de verlosser: de zonde van »Adam en Eva, als nisfiguurtjes geschilderd op de voorzijde van de posten van haar troon, krijgt zijn eerste effect in het beeldje dat als handgreep op de rand van de linker zijsteun van de troon geschilderd is en dat de eerste broedermoord door Kaïn afbeeldt. Deze zonde, die overwonnen werd door Jezus, is dan verbeeld door het beeldje van de leeuwedoder Simson op de rechter zijsteun van de troon. Nog aan het grafmonument van Geronimo da Fiesole voor de zonen van Karel viii 1499-1506 in de kathedraal te Tours en op de kapitelen van Loscher naar het ontwerp van Dürer 1510 in de Fugger-kapel te Augsburg werd de Simson-cyclus in zijn geheel op de nieuwtestamentische verlossing door Jezus betrokken. De scène met de poorten van Gaza, voorafbeelding van het rammen van de poorten van de onderwereld door Jezus bij zijn Nederdaling ter Helle, ontbrak in geen enkel laatmiddeleeuws typologisch geschrift - en dus ook niet in de typologische reeks gewelfschilderingen van de Keulse Sankt Maria Lyskirche ca. 1250. De zingeving werd versterkt doordat men Simson de poorten, kruislings op zijn rug gestapeld, diep gebukt liet meezeulen, zoals Jezus zijn kruis. De verleiding door Delila had haar plaats in de afbeelding van vrouwenlisten al heel vroeg op de koorbanken van de dom te Keulen ca. 1330 (nagevolgd aan de banken te Amiens en Hoogstraten); verder op een 15e-eeuws tapijt uit de omgeving van Neurenberg, nu in de Sankt Sebald aldaar, op 16e-eeuwse gravures van Burgkmair, Woensam, Mair von Landshut, Aldegrever en Brosamer. Ook op de Florentijnse illustraties van Petrarca's Triomfi (na 1338) fungeert de verleiding, samen met de vernederingen van Hercules, Aristoteles en Vergilius, als allegorie voor de verderfelijkheid van vrouwen. In het middeleeuwse toneel (spel op sacramentsdag uit Künzelsau 1479) en het schoolen jezuïetendrama (Wunst en Rhodius bei- | |
[pagina 229]
| |
Johann Georg Platzer, Dood van Simson, olie op koper, ca. 1690. Barock Museum, Oesterreichische Galerie, Wenen.
| |
[pagina 230]
| |
den 1600) lag de nadruk op de typologische parallellie. In de 16e en 17e eeuw werden de confessionele tegenstellingen ingebracht (Fabricius drama 1568) of werd er in moraliserende literatuur en toneel via Simson gewezen op de menselijke zwakheid (Pallavicino roman ca. 1640). Vondel legde in het treurspel Samson of Heilige Wraeck 1660 de nadruk op diens inkeer en Milton bracht in het drama Samson Agonistes 1671 de schuld en wroeging van de klassieke held naar voren. Patriottische motieven leidden Delila tot haar daad bij Weise (schooldrama 1703) en Feind (operatekst 1709). In het gedicht van de romantische dichter De Vigny 1839 is Simson een geresigneerd en jegens Delila vergevingsgezind slachtoffer. In de moderne literatuur speelt de tegenstelling tussen de geslachten de hoofdrol (Marie Itzerott 1899) of staat een psychologische (Wedekind 1913) of weer een religieuze benadering op de voorgrond (Burte drama 1917 en Röttger 1921). Misogyn is de laatste brief in dichtvorm uit Scrisorile (Brieven) van Eminescu (1890). In de muziekgeschiedenis bleef de typologie doorwerken tot aan Telemann in zijn oratorium uit 1728. Het oratorium van Händel uit 1741 is wat de tekst betreft afhankelijk van Miltons drama. Een opera van Rameau/Voltaire 1732, met Simson als patriottische held, werd slecht ontvangen en raakte in vergetelheid. Saint-Saëns/Lemaire grepen in de opera uit 1877 terug op de 18e-eeuwse, Delila toegedachte patriottische motieven. Vaclav Kásjlik componeerde ca. 1965 een opera, waarin de uitbeelding van het gebeuren onder meer versterkt wordt door visuele middelen zoals projectie en film. Gerlach 1929; Jersjábek 1967; Schreiber 1959/62; Tissot 1930. |
|