Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdSusannaverschijnt in een apocriefe toevoeging aan het boek Daniël, welke tekst betrekkelijk los staat van het verdere levensverhaal van »Daniël, die op deze plaats wordt opgevoerd als ‘een jongeman, Daniël geheten’. Zij was de mooie en vrome vrouw van de rijke Joakim, de aanzienlijkste van de in Babel in ballingschap wonende joden, die in zijn huis en park plachten bijeen te komen. Zo ook twee joodse oudsten, rechters bovendien, die gaandeweg werden vervuld van een hevige begeerte naar Susanna. De twee zagen hun kans schoon toen Susanna op een warme dag met het oog op een verfrissend bad haar dienstmeisjes de poort had laten sluiten en om parfum had gestuurd. De ouderlingen bespiedden haar, kwamen toen te voorschijn en eisten dat zij hun ter wille zou zijn; anders zouden ze getuigen dat ze was betrapt op ontuchtige omgang met een jongeman. Toen Susanna weigerde, voerden ze hun dreiging uit en getuigden ze in een proces tegen haar. Toen Susanna al werd weggeleid om te worden gedood, trad Daniël naar voren. Hij nam de twee oudsten een afzonderlijk verhoor af, en dezen vielen door de mand toen ze zich, ernaar gevraagd, verschillend uitlieten over de soort van de boom waaronder ze Susanna met de jongeman zouden hebben betrapt. De doodstraf door steniging werd vervolgens aan de twee voltrokken.
Het oorspronkelijk Hebreeuwse of Aramese, slechts in Griekse vertalingen bewaard gebleven verhaal is niet historisch bedoeld. Hierop wijzen de, voor joodse begrippen ongebruikelijke, onrechtvaardige rechtsgang, de onwaarschijnlijke rijkdom en vooral de in die omstandigheden passieve houding van de banneling Joakim en de uitzonderlijke jeugd van Daniël, die volgens Dan. 1,3-4 in het begin van de Babylonische Ballingschap al een jongeman was. Een zelfde verhaal met andere omstandigheden komt dan ook elders in | |
[pagina 231]
| |
Susanna en de ouderlingen, schaal van Lotharius, kristal, ca. 850. British Museum, Londen. Men leest vanaf linksboven naar beneden, met verklarende teksten: Susanna, de ouderlingen en twee toeschietende dienaren; de ouderlingen beschuldigen Susanna; op weg naar de terechtstelling ontmoet de stoet Daniël, die vervolgens beide ouderlingen ondervraagt; zij worden gestenigd. In het centrum staat een geredde Susanna met verwanten voor haar rechter Daniël. Boven de cirkel in het midden de inscriptie: Lotharius, koning van de Franken liet dit maken.
| |
[pagina 232]
| |
Oost en West in sprookjesvorm voor (1001 Nacht en in een episode uit het leven van Genoveva van Brabant). De bedoeling van de onbekende auteur met zijn verhaal kan volgens verschillende interpretaties geweest zijn: kritiek op gebruikelijke misstanden bij de rechtsgang van zijn tijd of aanmoediging tot huwelijkstrouw of symbolische verwijzing naar het lot van Israël. In het laatste geval staat Susanna voor Israël dat verleid wordt tot de ontucht van de afgoderij, maar om zijn heldhaftige weigering en trouw gered wordt. Het meest voor de hand ligt echter dat de auteur een les wil leren, dat vertrouwen op God nooit beschaamd wordt. In de patristiek lopen de typologische duidingen van Susanna uiteen; nu eens is zij type van Ecclesia, dan weer van Jezus bij zijn veroordeling, een enkele maal van de blindgeborene en zijn ouders (Joh. 9). In de middeleeuwen werden Daniël en Susanna in de typologische literatuur geduid en afgebeeld als voorbeeld van de ontmoeting van Jezus met de overspelige vrouw (Joh. 8,1-11) en van het laatste oordeel over de mensheid. Susanna's gebed in doodsnood verwees naar Jezus' agonie in de Hof van Olijven. In morele zin gold Susanna doorgaans als voorbeeld van kuisheid; de ouderlingen als voorbeeld van perversiteit. Susanna's naam duidt op een bloem, waarschijnlijk de lelie. Op een sarcofaag uit de 3e eeuw in het Thermenmuseum te Rome staat wellicht de oudste Susanna-afbeelding, die in de christelijke funeraire beeldtaal steeds teken is voor redding uit de nood door Christus. Zij is daar voorgesteld als een Romeinse matrone die door haar gebaar en houding te kennen geeft dat zij bescherming nodig heeft, naast een jeugdige, zittende Jezus-leraar met boekrol en spreekgebaar (rechterhand vooruit omhoog geheven), waarbij ieder in de voorgestelde interpretatie aan de reddende hulp van Daniël gedacht zal hebben. De matrone-Susanna draagt waarschijnlijk de gelaatstrekken van de vrouw die in de sarcofaag begraven werd. Iets later, op twee goudglasbodems ca. 400, wordt ze afgebeeld als gesluierde, biddende matrone (Orans of Anima in pace: Biddende of Ziel op de plaats van de vrede) tussen twee bomen, die haar tuin en tevens het hemelse paradijs voorstellen dat de christen wacht. Op fresco's ca. 300 in de catacombe van Domitilla en in het Coemeterium Maius te Rome staat Susanna tussen de twee oudsten, die een teken zijn van de boosheid, waaruit de in deze omgeving begraven doden gered werden. In de Calixtus-catacombe aldaar ca. 250 ziet men hoe Daniël haar redt en haar onttrekt aan de macht van de twee onverlaten. In de middeleeuwen werd Susanna met uitzondering van een aantal cycli weinig afgebeeld. Men kan wijzen op de vroege emblematische afbeelding van haar vrijspraak op een glasraam te Saint Albans als tegenhanger van het oordeel van »Salomo (14e eeuw). Vanaf de 16e eeuw hebben vooral de schoonheid van Joakims badende vrouw en de spanning van het erotische gluurdersmoment of de verleidingspoging veel kunstenaars geprikkeld. Van de honderden werken kan men noemen: Lotto 1517, Aertsen midden 16e eeuw, Tintoretto ca. 1570, Goltzius 1607, Salomon de Koninck 1648, Van Dyck ca. 1662, Jordaens herhaaldelijk midden 17e eeuw, Van Noordt ca. 1660 (Catharijneconvent Utrecht), Schalcken 1673 en Van Vianen (een zilveren schaal gedateerd 20 juni 1612). Groots en indringend zijn de werken van Rembrandt uit 1636 (Mauritshuis 's-Gravenhage) en 1647, het laatste werk enigszins naar een schilderij van Lastman 1614. De traditie is tot in onze tijd voortgezet, met schilderijen van onder meer Schmid in de 19e eeuw, Corinth 1923 en Rohlfs ca. 1925. De Zweed Hulström maakte ca. 1940 een geestige fonteinplastiek met dit thema (verblijfplaats onbekend). Het Susanna-verhaal was uiteraard een geschikt onderwerp voor de versiering van bruidskisten (cassoni) in de Italiaanse renaissance: bijvoorbeeld een paneel van Francesco | |
[pagina 233]
| |
Albrecht Altdorfer, Susanna door de ouderlingen bespied, paneel, 1526. Alte Pinakothek, München. Het thema wordt hier vooral aangegrepen voor het schilderen van een fantastische residentie met park. Tussen de bomen linksonder valt nog net een glurende ouderling te ontwaren.
| |
[pagina 234]
| |
di Giorgio Martini (in combinatie met het andere verhaal van kuisheid en betichting van onkuisheid: Jozef en de vrouw van Potifar) en twee panelen van Di Michelino. In huiselijke sfeer is nog melding te maken van een Zuidnederlands tafellaken met het Susanna-verhaal uit de eerste helft van de 16e eeuw, van de zes taferelen die een Noordnederlandse linnenkast uit de eerste helft van de 17e eeuw sieren (beide Rijksmuseum Amsterdam) en van een kan met zes taferelen van Kran 1584 in het museum te Tongeren. Margaretha van Oostenrijk liet in de 16e eeuw het Susanna-verhaal aanbrengen in de in haar opdracht gebouwde kerk te Brou, waar zij ook begraven ligt. In de schikking van de cyclus van Vicentino ca. 1613 in de Kaisersaal van de Residentie te München staat de kuise Susanna tegenover de Romeinse Lucretia die zelfmoord pleegde na te zijn verkracht. Een enkele maal is het verhaal afgebeeld in de context van tot gerechtigheid manende taferelen. Dat was het geval in het in 1944 verbrande schepengestoelte in het stadhuis te Nijmegen, van de hand van Kuytenbrouwer 1553-54. De aanvankelijke veroordeling van Susanna en de berechting en executie van de ouderlingen flankeerden een afbeelding van het oordeel van Salomo. Rafaël combineerde in de Stanza della Segnatura 1508-12 in het Vaticaan de steniging met het antieke verhaal van Zaleukos, een rechter die zich een oog liet uitsteken om zijn door hemzelf veroordeelde zoon een volledige blindheid te besparen. De vroegste cyclische weergave van het Susanna-verhaal hebben oplopend van drie tot zeven scènes. Men vindt ze op vroegchristelijke sarcofagen te Rome en Narbonne (het uitvoerigst die in de Campo Santo Teutonico met zeven taferelen), op fresco's in de catacombe van Priscilla te Rome en op ivoren reliëfs aan het reliekdoosje te Brescia (tweede helft 4e eeuw). In de cycli komen als scènes voor: de oudsten die plannen beramen, hun aanklacht, de veroordeling van Susanna, de vrijspraak, hun afvoer naar de terechtstelling en Daniël met een helper. Het verhaal werd in de 9e eeuw afgebeeld op geslepen glazen schalen, zoals die uit Homblières (Aisne) en Podgorica in Herzegowina; zeer narratief en technisch perfect op de schaal ca. 850, die met de naam Lotharius-kristal wordt aangeduid. In een achttal ingeslepen scènes valt hier de nadruk (zoals ook nog op Rembrandts tekening van ca. 1652 met een dominerende Iustitia) op de tegenstelling recht en onrecht, onschuld en perversiteit. In de nieuwe tijd schilderde Croce ca. 1600 in Maderna's Susannakerk te Rome een cyclus ‘al fresco’ en vervaardigden Crispyn de Vos naar een ontwerp van Maerten de Vos (16e eeuw) een reeks van zes, en De Bruyn naar eigen ontwerp (17e eeuw) een reeks van vier kopergravures. In de toneelliteratuur domineerde vanaf de anonieme Devozione e festa di Santa Susanna (15e eeuw) het moraliserende aspect: in de drama's van Birk 1532, Rebhun 1535 en Frischlin 1577, die vaak tot in het jezuïetendrama van de 18e eeuw werd nagevolgd. Bij modernen zoals Werther 1885 en Salus 1901 gaat het of om luim of om lyrische psychologie. In de laat-12e-eeuwse versbijbel Aurora (bijbelparafrasen met allegorische en moralistische toepassingen) van Riga is de Vita Susannae het meest poëtische deel. De verrassende roman Het boek van Joachim van Babylon van Gijsen 1947 laat Susanna's echtgenoot over hun stukgelopen huwelijk vertellen. Een opera op het thema schreef Stradella 1681, Badia een oratorium 1704 en Couperin een Motet de Sainte Susanne na 1705. Heller 1936; MacKenzie 1957; Schlosser 1965; Wentzel 1970. |
|