Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdDaniëlbehoorde tot de jeugdige ballingen uit Judea, het Zuidrijk (»Koningen), die door de koning van Babylon, Nebukadnessar, na de inneming van Jeruzalem meegevoerd werden om dienst te doen aan zijn hof. Zijn naam betekent ‘God is mijn rechter’. Hij werd in Babel Beltesassar genoemd, waarmee aangeduid werd dat voortaan de koning zijn heer was. Met zijn drie naaste metgezellen - Chananja, Misaël en Azarja, die in Babylon de namen Sadrak, Mesak en Abednego kregen - schitterde hij aan het hof door wijsheid en kennis. De Judese hofknapen hielden zich daar echter aan de gedragsregels van hun volk. Zo namen zij in strijd met de voorschriften van de vorst in het geheim ander, eenvoudiger voedsel tot zich dan de onreine gerechten van de koninklijke tafel. Niettemin zagen zij er gezonder en welvarender uit dan andere jongemannen aan het hof. Toen de drie gezellen van Daniël eens hadden geweigerd een gouden afgodsbeeld te aanbidden, werden ze in een oven geworpen. Het vuur deerde hun niet. De vlammen werden door een engel van Jahwe naar buiten gejaagd en troffen de beulen. De jongelieden, die in de oven lofliederen zongen op hun God, werden door de koning in ere hersteld. Daniël werd door Jahwe in staat gesteld tot het doorschouwen van dromen. Toen de koning een bepaald droomgezicht kreeg en de inhoud ervan vergeten was, was alleen Daniël in staat hem de droom te beschrijven en uit te leggen. De koning had een reusachtig beeld gezien met een hoofd van goud, de borst en de armen van zilver, de lenden van brons, de benen van ijzer en de voeten deels van leem en van ijzer. Het beeld werd verbrijzeld door een steen, door een onzichtbare hand losgekapt van een berg. Daniël verklaarde dat het gouden rijk van de koning gevolgd zou worden door drie andere, steeds zwakkere wereldrijken: als laatste een hard, alles verpletterend rijk dat echter door innerlijke verdeeldheid zwak was en uiteindelijk gevolgd zou worden door het eeuwige koninkrijk van God. De koning verhief daarop Daniël tot een hoge waardigheid. Nog een tweede bizarre droom werd door hem uitgelegd. Nebukadnessar zag dat een reusachtige boom, waarvan alle dieren profijt hadden, omgekapt werd. De wortelstronk werd gespaard maar moest, in ijzer geklonken, een lange tijd het lot van de dieren delen: laag bij de grond gras eten. De profeet betrok de droom op de vorst, die - in plaats van Daniëls raad, berouwvol en barmhartig te zijn, op te volgen - een jaar na de uitleg overmoedig werd, werd verstoten en zich inderdaad ging gedragen als een gras etend rund. Na verloop van tijd werd hij - als een jonge loot aan de stronk - hersteld in zijn waardigheid. Ook de zoon en opvolger van Nebukadnessar, »Belsassar, deed niet vergeefs een beroep op het talent van Daniël. Onder koning Darius fungeerde Daniël als een uiterst bekwaam opperbestuurder van het rijk. Het wekte de afgunst van de naast en zelfs onder hem gestelde rijksgroten, die tegen hem samenspanden. Ze brachten Darius ertoe te bevelen dat gedurende dertig dagen niemand zou bidden tot een ander dan tot de koning, op straffe van in de leeuwekuil geworpen te worden. Toen Daniël werd betrapt op het aanbidden van zijn eigen God, moest de koning met tegenzin uitvoering geven aan de straf, om tot zijn vreugde de volgende dag vast te stellen dat de leeuwen Daniël onaangeroerd hadden gelaten. De leeuwen maakten daarna korte metten met de samenzweerders tegen Daniël. Hij bleef in hoog aanzien, ook onder het bewind van Darius' opvolgers, Astyages en Kores. | |
[pagina 58]
| |
Toch was onder Kores (Cyrus) Daniëls positie niet onbedreigd. Hij weigerde het afgodsbeeld Bel te aanbidden, hoewel dit toch elke nacht grote hoeveelheden voedsel tot zich leek te nemen. Daniël strooide as rond het beeld en kon de koning aan de hand van voetafdrukken ervan overtuigen dat het de priesters van Bel waren die zich met hun gezinnen elke nacht meester maakten van het voedsel. Ook een draak die door de Babyloniërs werd vereerd, werd door Daniël ontmaskerd. Hij maakte koeken van pek, vet en haren, en stopte deze in de muil van het dier, dat openbarstte. De boze Babyloniërs dwongen Kores ertoe de profeet aan hen uit te leveren. Andermaal overleefde hij een verblijf in de leeuwekuil, ook al omdat een profeet, genaamd Habakuk, vanuit Judea door een engel aan de haren door het luchtruim naar Babylon werd gevoerd om zijn eenvoudige maaltijd naar Daniël te brengen. Vier apocalyptische visioenen die hem werden geschonken worden door Daniël zelf verteld. Zij geven in meestal raadselachtige beelden een grote visie op het verloop van de wereldgeschiedenis en haar voltooiing op het einde der tijden in het Rijk van God. In het eerste ziet hij het oordeel Gods over vier afgrijselijke dieren (elkaar opvolgende politieke machten), die hun macht ontnomen wordt om geschonken te worden aan een machtige Mensenzoon. Het tweede beschrijft een strijd tussen een geitebok en een ram (Alexander de Grote en zijn tegenstanders). In getallensymboliek wordt in het derde visioen de duur van de ballingschap van het joodse volk door de engel Gabriël berekend. En het laatste schildert de opeenvolgende fasen van de ondergang van het Perzische rijk, getoond door een man met een indrukwekkend voorkomen. De komst van een vorst Michaël voltooit de ondergang van het rijk.
De schrijver van het boek Daniël doet zich, grotendeels in de ik-vorm vertellend, voor als een jood die in de 6e eeuw v.C. de Babylonische Ballingschap meemaakte. In feite is de collectie teksten onder deze naam in de 2e eeuw tot stand gekomen en bedoeld om de joden te bemoedigen tegen de pogingen van Antiochus Epifanes (175-163 v.C.) om hen te vernietigen. Daniël werd traditioneel beschouwd als een van de vier grote, oudtestamentische »profeten. Met de lofzang van de drie jongemannen in de vuuroven is het verhaal van »Susanna en de ouderlingen een latere, alleen in een Griekse vertaling bewaard gebleven toevoeging aan het boek. In de joodse traditie ontwikkelden zich legenden rond Daniël, waarin vooral zijn optreden tegen de afgoden benadrukt werd en waarin men hem ten onrechte met de profeet »Habakuk identificeerde. In het Nieuwe Testament herinneren een passage uit de strafrede van Jezus tegen Jeruzalem (Mar. 13,14) en vooral teksten over ‘de Mensenzoon’ (Mat. 24,30 en 26,64), een naam waar Jezus zichzelf mee aanduidde (Mat. 26,2), aan Dan. 9,27 en 7,14. Ook de Apokalyps gebruikt motieven uit Daniël (onder meer de draak in hst. 12; de beesten in hst. 13). Het boek was verder van invloed op latere ideeën over de engelen en de verrijzenis (Dan. 12,2). Van de teksten uit Qumran (Dode-Zee-rollen) zijn sommige verwant met het boek Daniël, en onder christenen circuleerden apocriefe boeken als De zeven visioenen van Daniël en De geschiedenis van Daniël, die aansluitend bij de eschatologie van het bijbelboek gaan over de Antichrist. Bij de indeling van de wereldgeschiedenis in tijdperken betrokken de vele vroegchristelijke en middeleeuwse auteurs die zich daarmee bezighielden (onder wie Augustinus, Arno van Reichersberg, Joachim van Fiore) ook het derde van de genoemde visioenen. Enkele verhalen speelden een belangrijke rol in de christelijke typologie, waaronder de dromen van Nebukadnessar, die typologisch op verschillende manieren op de overwinning van Jezus op het Kwaad werden betrokken. In de late middeleeuwen was Daniël vanwege zijn belevenis in de leeuwekuil patroon van de mijnwerkers. Zijn naam en beeld prijkten op ijzer- en zilvergroeven. | |
[pagina 59]
| |
Giorgio Andreoli, Daniël in de leeuwekuil, aardewerk schaal uit Urbino, 1531. Museum Boymans-Van Beuningen, Rotterdam. Een engel voert Habakuk met diens voedselpannetje naar de kuil.
| |
[pagina 60]
| |
Daniël werd in de profetenreeksen meestal jeugdig voorgesteld (miniatuur in de Bijbel van Vivianus 845/46 Tours; Sluter aan de Mozesput 1402 Dijon). In de vroegchristelijke beeldtaal duidden de redding van Daniël uit de leeuwekuil, die van de drie jongelingen uit de vuuroven en die van Susanna (Dan. 13) op de verlossing van de christen uit nood en dood (vuur, leeuw). Vooral de twee eerste scènes werden zeer vaak aangebracht in funeraire omgeving. In de eerste scène staat Daniël altijd spiernaakt in het antieke gebedsgebaar (handpalmen ten hemel) tussen twee leeuwen die zich als lammeren gedragen. Op de sarcofaag ca. 300 in het Thermen-museum te Rome staat - centraal in de beeldenreeks - Daniël in een kuipvormige kuil; een engel voert Habakuk door de lucht en een grote, waardige Darius ziet toe. Nog op een bronzen fibula (gesp) uit Lavigny ca. 600 komt de voorstelling in het klassieke schema voor. In de tweede scène bedwingt soms de engel van Jahwe het vuur (sarcofaag 4e eeuw in de Vaticaanse Grotten). De drie jonge mannen in de vuuroven zijn altijd gekleed in de traditionele, laat-antieke barbarendracht: lange broeken, opgeschorte reis-jakjes en een Phrygische puntmuts, zoals ook de barbaren op het ivoren zgn. Barberini-diptychon van keizer Anastasius i begin 6e eeuw en zoals de Wijzen uit het Oosten op alle afbeeldingen van hun aanbidding van de pasgeboren Jezus: nog op een 15e-eeuws miniatuur in een handschrift in het Museum Plantijn-Moretus in Antwerpen. Op de sarcofaag van bisschop Agritius van Trier (336, Landesmuseum Trier) slaan de vlammen uit de luchtkanalen van de oven. Een vanwege de kwaliteit en materiële omvang belangrijke maar geschonden, drievoudige cyclus in mozaïek bevindt zich in de koepel van het, wellicht aan de familie van keizer Constantijn toebehorende mausoleum van Cent-Celles bij Tarragona ca. 320. De afbeelding van het bevel tot de aanbidding van het beeld gaat in deze cyclus, die ook de leeuwekuil-voorstelling heeft, vooraf aan die van de oven (met de engel die het vuur dooft). De bewaard gebleven mozaïekfragmenten van deze cyclus zijn van de hoogste kwaliteit. Op de deksel van de sarcofaag uit de San Ambrogio in Milaan ca. 380 is de afbeelding van de gedwongen aanbidding van het gouden afgodsbeeld de pendant van de ware aanbidding van Jezus door de Wijzen uit het Oosten. Twee bijzondere voorstellingen van de leeuwekuil-scène vallen op. Een daarvan is weergegeven op een aarden schaal (4e eeuw, Römisch-Germanisches Museum Keulen) waarop Daniël in de kruishouding van de martelaar in een kantharos (drinkvat) staat, waarbij antieke symbolen verwijzen naar dood en redding/geluk: de leeuw, bovendien herinnerend aan de martelarentraditie, en het mengvat voor de wijn. De andere afbeelding is te vinden op een laat-16e-eeuwse ikoon uit Novgorod met Daniël in de klassieke reizigersdracht met een zwevende Habakuk boven een minuscuul kleine leeuwekuil. De geschiedenis van »Susanna werd voor het eerst breeduit afgebeeld op een 4e-eeuwse Spaanse sarcofaag (Berja in Andalusië). In de middeleeuwen werden in de bijbel het boek Daniël en begeleidende commentaren voorzien van miniaturen: de leeuwekuil in de Bijbel van San Isidoro ca. 960 en de Beatus-Apocalypsen (einde 10e eeuw); Apocalyps van Saint Sever ca. 1000; het visioen van de dieren in een Armeens missaal (1331 Jeruzalem) en het feest van Belsassar in de Alba-bijbel (1433 Madrid). Op een vroege afbeelding van het leeuwekuil-verhaal door een Visigotische vakman op een kapiteel in de kerk van San Pedro de Nave (nu verplaatst naar Almendra del Pan bij Zamora) in 691 volgden vele afbeeldingen in de beeldhouwkunst van de 12e eeuw. Op het laat-11e-eeuwse kapiteel, dat nog rest van de in 1807 gesloopte Geneviève te Parijs, zit een berustende Daniël; te Moissac (kruisgang naast de Saint-Pierre) troont hij echter tussen de twee dieren als een oosterse satraap; in Moirax (Lot-et-Garonne) en Saintes (Cha- | |
[pagina 61]
| |
rente-Maritime) tussen vier gestileerde leeuwen. Op het primitieve kapiteel in de kerk te Villa Bermuda nabij Burgos lijkt hij met zijn grove gebaar de leeuwen zelf te bedwingen en in de kerk te Jaramillo de la Fuente in dezelfde streek voert hij hen - onbeholpener dan hier kan het niet - aan een touw. In het kloosterpand van het belangrijke klooster te Santillana del Mar heeft een kapiteel ook de engel met Habakuk. Eveneens in de 12e eeuw kapte iemand een monumentale Daniël tussen leeuwen en draken als basis voor een magnalia-cyclus met de grote daden van Jezus op de sokkel van de doopvont in de kerk te Freckenhorst. Aan het einde van de 12e eeuw was het een ware artisant die een gelukzalige Daniël aanbracht tegenover twee enorme, hem likkende leeuwekoppen op een reliëf dat in de Annakapel van de kathedraal te Worms ingemetseld was. Soms, zoals op een timpaan in de kerk te Saint-Gabriel (Bouches-du-Rhône 12e eeuw; met Habakuk), werd het tafereel opgenomen in een antithese: als pendant van een zondeval van Adam en Eva duidt de redding van Daniël op verlossing tegenover straf. Nebukadnessars eerste droom over de kolos op lemen voeten werd in typologische zin geduid: op een miniatuur in een bijbelcommentaar ca. 1090 uit Reichenau rijst achter de kolos voor de slapende koning een machtige rots (de steen uit de droom) op, waarboven een verheerlijkte Jezus zweeft; op een reliëf aan het Mariaportaal te Laon ca. 1200 en een miniatuur in de Concordia Caritatis ca. 1355 wordt de droom met andere oudtestamentische scènes op Jezus' geboorte, begin van de overwinning op het Kwade, betrokken, en in de 13e-14e-eeuwse Speculum-literatuur is hij verwijzing naar de vlucht naar Egypte, waarbij de afgodsbeelden bij het passeren van de vluchtende familie volgens de legende van hun sokkels vielen. Ook de tweede droom over de omgehouwen boom interpreteerde men typologisch: op een kapiteel ca. 1149 in de kapittelzaal te Brauweiler is de boom gerangschikt onder oudtestamen-Karl Hofer, Daniël in de leeuwekuil, doek, 1910. Kunsthalle Mannheim.
| |
[pagina 62]
| |
tische voorbeelden van het zegevierende geloof volgens de reeks van Hebr. 11 en op een miniatuur in het Speculum staat hij naast de kruisboom van Jezus. In een vreemde combinatie op een miniatuur in het Liber Floridus van Lambertus van Sint Omer ca. 1120 houwt de kolos van de eerste droom de boom van de tweede droom om. De gras etende, naakte, maar dikbehaarde, hurkende Nebukadnessar is te vinden onder de verluchtingen van de Byzantijnse Sacra Parallela toeschreven aan Johannes van Damascus 9e eeuw, van de Beatus-Apocalypsen aan het einde van de 10e eeuw en in de Bijbel van Roda begin 11e eeuw. Een kleine Nebukadnessar-cyclus heeft een kapiteel 12e eeuw uit het kloosterpand te Moissac. In de 14e en 15e eeuw verwezen de verhalen in de typologische literatuur zoals Biblia Pauperum en Bible Moralisée onder meer naar de gedaanteverandering van Jezus op de berg Tabor (Mar. 9,2-13, gekoppeld aan de vuuroven) of naar zijn doodsnood in Getsemane (Mar. 14,32-42, gekoppeld aan Susanna). Op de gordingen van het Maria-portaal van de façade van de kathedraal in Laon ca. 1200 verwijst een reliëf met de binnenkomst van Habakuk in de leeuwekuil naar Jezus' maagdelijke geboorte uit Maria (met de inscriptie abacuc: afferens; esc [am] = hier brengt Habakuk eten). Een waardige afsluiting van de middeleeuwse Daniël-representaties vormde de in 1462 te Bamberg verschenen anonieme cyclus in houtsneden. Het verhaal van de drie jongelingen is in de kunst van de nieuwe tijd slechts sporadisch aanwezig. Het Frans Hals Museum te Haarlem bewaart een in opdracht van het Haarlemse bakkersgilde (oven!) gemaakt schilderij uit 1575 van Pieter Pietersz. uit de Sint Bavo aldaar, waarop de nadruk valt op de bizarre wagen van de vorst waarachter de jongelingen worden opgebracht; de laaiende oven staat op de achtergrond. Het leeuwekuil-motief is verder te vinden op werken van Rubens ca. 1618, David Teniers de Jongere 1649, Rembrandt (tekening) ca. 1652, Bernini 1655-61 (beeldengroep met Habakuk en de engel in de Santa Maria del Popolo Rome), Réthel 1838 en Delacroix 1849 en 1853; bij Ward (eerste helft 19e eeuw), Hofer 1910 en Hegenbarth 1958. De grote interesse van Rembrandt voor Daniël had te maken met zijn relatie met rabbi Menasse ben Israël, voor wiens Piedra Gloriosa o de la estátua de Nebuchadnezzar (De glorieuze steen of het standbeeld van Nebukadnessar) hij in 1655 etsjes maakte (het beeld en de vier dieren uit Dan. 2 en 7). Zij uitte zich ook in het paneel van 1633 met Daniël en Cyrus voor het beeld van Baäl (Dan. 14) en het doek met het feestmaal, ook onder invloed van rabbi Menasse (gedateerd 163.?). Het zijn dit feestmaal van Belsassar en het verhaal van Susanna, beide elders te behandelen, die vanaf de 16e eeuw de grootste aantrekkingskracht op de schilders uitoefenden. De droom van Nebukadnessar over het immense beeld werd door De Vecchi in 1575 op een fresco met andere droomvoorstellingen in de Sala dei Sogni van het Palazzo Farnese in Caprarola en door Giordano in de tweede helft van de 17e eeuw uitgebeeld; het einde van deze koning door Santi di Tito in de tweede helft van de 16e eeuw op een fresco in het Vaticaan. Jan Pynas schilderde in 1616 hoe Nebukadnessar zijn koninklijke waardigheid herkrijgt; Blake tekende de vorst verwilderd over de grond kruipend als illustratie van zijn The Marriage of Heaven and Hell 1790-93. Uit het einde van de 12e eeuw stamt een middeleeuws-Duits gedicht over de drie jonge mannen, die - hoe kan het anders - na de gelukkige afloop hun geloof in Jezus-God belijden. Naast enkele meestal anonieme Nabucodonosor-spelen uit de 17e eeuw, waaronder een jezuïetendrama van Tucci 1562, is er het eerste Russische schooldrama van de Wit-Rus Polockij, dat onder invloed stond van het Russische kerkdrama over de drie jongemannen in de vuuroven en van de jezuïetentraditie. In 1753 schreef Maas een heldendicht op het leven van de profeet. Cortesi | |
[pagina 63]
| |
koos het onderwerp voor zijn Nabucodonosor-ballet uit ca. 1873. Greenberg bezorgde ca. 1955 een orchestratie bij de bewaard gebleven melodie van het 12e-eeuwse kerkspel Ludus Danielis (Spel van Daniël) uit Beauvais. Het canticum uit de vuurovenscène leverde Stockhausen het thema - in het voetspoor van anderen uit de 16e en 17e eeuw zoals Desprez, Praetorius of Schütz, maar nu op een volstrekt nieuwe wijze - voor zijn ‘elektronische’ Gesang der Drei Jünglinge 1955; het hele verhaal van de drie jongelingen uit Dan. 3 leverde Britten het onderwerp voor zijn muzikale ‘parabel’ The Burning Fiery Furnace 1966 op tekst van
De drie jonge mannen in de vuuroven en Noach in de ark, sarcofaagfragment, 4e eeuw. Vaticaanse Musea, Rome. Beide scènes zijn verwijzingen naar de verlossing. De jongens maken het antieke gebedsgebaar, terwijl een beul het vuur aanwakkert. Noachs ark is de kist, teken voor het gevaar waaruit de held in de oudheid ontsnapte.
Plomer. Predieri beperkte zich in de opera Daniele liberato dal lago de'lioni 1764 tot het verhaal van de leeuwekuil. De persoon Daniël en zijn daden kregen gestalte in het Singspiel van Schürmann (eerste helft 18e eeuw), en de opera's van Caldara en Hasse uit 1731, in oratoria van Mattheson (eerste helft 18e eeuw; dialoog tussen Daniël en Jezus!) en van de Nederlander Hageman (eerste helft 20e eeuw) en in de cantate Les Miracles de la Foi 1951 van Milhaud. Van een heel eigen opvatting getuigen de bewerkingen van Lindsey's The Daniel Jazz door Gruenberg 1923 en Chappell 1963. Louis Armstrong maakte de drie jongemannen uit Dan. 3 onder hun Babylonische namen Sha- | |
[pagina 64]
| |
drac, Meshak, Abednego (spiritual van Robert MacGinney) bekend en geliefd. Baumgartner 1926; Delcor 1971; Glenk 1910; Haag 1983. |
|