Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdprentenboekEen prentenboek is een boek dat een verhaal-1 vertelt aan de hand van zowel tekst als beelden. Het element ‘prent’ in de benaming verwijst naar zowel illustratie als naar prent en het gebruik van de daarbij horende grafische technieken. Een kenmerkende eigenschap van een prentenboek is dat het verhaal in het boek niet begrijpelijk zou zijn op basis van enkel de tekst of enkel de beelden. De beide modaliteiten hebben elkaar nodig om het verhaal over te brengen (multimodaliteit). Om die reden spreekt men soms van een symbiotische of synergetische relatie tussen tekst en beeld in prentenboeken. Het verschil met geïllustreerde boeken is dat dit soort tekst ook begrepen kan worden zonder de beelden, terwijl het visuele in een prentenboek niet louter decoratief is maar substantieel bijdraagt aan de afwikkeling van het verhaal. In tekstloze prentenboeken dragen de prenten het verhaal zelfs volledig. Hoewel in zulke gevallen het samenspel met tekst ontbreekt, worden deze boeken toch tot de prentenboeken gerekend, omdat ze dichter bij prentenboeken dan bij geïllustreerde boeken aanleunen. Prentenboeken worden doorgaans gezien als onderdeel van de kinderliteratuur in enge zin en de jeugdliteratuur in ruimere betekenis. Door het grote aandeel aan illustraties in prentenboeken worden ze typisch geassocieerd met jonge lezers, maar hoe langer hoe meer ontwikkelt het prentenboek zich als een medium voor alle leeftijden. In dit opzicht kunnen we stellen dat de grens met de beeldroman of graphic novel fluïde wordt. Binnen het Nederlandse taalgebied zijn Edward van de Vendel, Bibi Dumon Tak, Joukje Akveld, Bart Moeyaert en Peter Verhelst proponenten van leeftijdloze prentenboeken. Internationaal zijn Shaun Tan, Marjane Satrapi en Anthony Browne bekende namen. In de Europese jeugdliteratuur wordt Orbis sensualium pictus (De wereld in beelden) uit 1658 van Johann Amos Comenius als het eerste prentenboek gezien. Het is een encyclopedisch boek, dat kinderen via prenten van bijv. dieren met bijbehorende beschrijvingen vertrouwd maakte met de wereld om hen heen. A pretty little pocket book (1744) van de Brit John Newbery is een ander vroeg voorbeeld van een prentenboek. Het combineert lering met vermaak, door morele lessen te koppelen aan spelinstructies (utile dulci). In het Nederlandse taalgebied is het abecedarium-2 of abc-boekje van Kornelis de Wit uit 1759 een van de oudste voorbeelden. Deze vroege prentenboeken waren vaak samengesteld op basis van prenten die ook los verkrijgbaar waren. Ze werden gedrukt met de technieken van de houtsnede, gravure of ets. Typerend voor prentenboeken is dat ze qua formaat afwijken van jeugdboeken waarin de tekst domineert. Ze zijn typisch groter en minder dik. Kenmerkend is dat het aantal pagina’s nagenoeg altijd een veelvoud van acht is. Dit komt door de manier waarop prentenboeken meestal gedrukt worden: doorgaans drukt men acht pagina’s op elke zijde van een groot vel papier, dat vervolgens geplooid en gesneden wordt zodat er twee katernen van zestien bladzijden ontstaan. Daarvan worden er meestal twee gecombineerd tot een prentenboek, maar andere combinaties zijn ook mogelijk. Naar een opengeslagen dubbele pagina wordt verwezen met de termen ‘opslag’ of ‘spread’. Prentenboeken worden typisch per opslag geanalyseerd en niet per individuele pagina. Wat voorkomt op één spread, wordt doorgaans als één geheel beschouwd. Lawrence Sipe beschrijft prentenboeken (net als strips) als een sequentiële kunstvorm: een reeks – sequentie – van visuele beelden wordt met elkaar verbonden door een narratieve rode draad. Sequentiële verhalen nodigen de lezers uit om te pauzeren, om stil te staan bij de prent, en om heen en weer te gaan tussen woord en beeld. Deze manier van lezen onderscheidt zich van het lezen van een verhaal in louter woorden, een proces dat eerder continu en lineair van aard is waarbij de lezers op meer rechtstreekse wijze van de eerste tot de laatste pagina lezen. Net het non-lineaire en de permanente interactie tussen tekst en prenten maken het lezen van een prentenboek bijzonder. Onderzoekers besteden dan ook vaak aandacht aan de relatie tussen tekst en beeld. Ze proberen bijv. te bepalen in welke mate de woorden en beelden in het prentenboek van elkaar afhankelijk zijn en hoe de verhalen die elk van de modaliteiten vertellen zich tot elkaar verhouden. Reiken ze de lezers dezelfde informatie aan of doen ze elk wat anders? Doorgaans is er sprake van een aanvullende relatie, waarin tekst en beeld een interpretatie van elkaars lege plekken bieden: de prent specificeert wat in de tekst in het midden gelaten wordt of de tekst vult in wat in de prent vaag is. Wat verder vaak voorkomt, is dat de illustratie een element toevoegt en de tekst uitbreidt, of omgekeerd, en dat de beide elkaar zo versterken. In weer andere gevallen spreken woord en beeld elkaar tegen, wat voor boeiende nieuwe interpretaties kan zorgen. De analyse dient ook rekening te houden met visuele symbolen en codes die in de prenten gebruikt worden. Specifieke elementen, motieven of keuzes met betrekking tot bijv. compositie hebben een invloed op hoe we de prent ‘lezen’:
Lit: P. Nodelman, Words about pictures: The narrative art of children’s picture books (1988) J. Doonan, Looking at pictures in picture books (1993) L.R. Sipe, ‘How picture books work. A semiotically framed theory of text-picture relationships’ in Children’s literature in education 29 (1998), p. 97-108 M. Nikolajeva & C. Scott, How picturebooks work (2001) V. Joosen & K. Vloeberghs, ‘Geïllustreerde kinderboeken en prentenboeken: Een ontmoeting tussen woord en beeld’ in V. Joosen & K. Vloeberghs, Uitgelezen jeugdliteratuur: Ontmoetingen tussen traditie en vernieuwing (2008), p. 197-220 L.R. Sipe, ‘The art of the picturebook’ in S.A. Wolf, K. Coats, P. Enciso & C. Jenkins (red.), Handbook of research on children’s and young adult literature (2011), p. 238-252# E. Arizpe, ‘Meaning-making from wordless (or nearly wordless) picturebooks: What educational research expects and what readers have to say’ in Cambridge journal of education 43 (2013), p. 163-176 S. de Bodt (red.), De verbeelders. Nederlandse boekillustratie in de twintigste eeuw (2014) S. de Bodt & R. Ghesquière, ‘Verhalen vertellen in woord en beeld: Prentenboeken en geïllustreerde jeugdboeken’ in R. Ghesquière, V. Joosen & H. Van Lierop-Debrauwer (red.), Een land van waan en wijs: Geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur (2014), p. 344-373 K. Coats, ‘Visual conceptual metaphors in picturebooks: Implications for social justice’ in Children’s literature association quarterly 44 (2019), p. 364-380 L. Reichenfeld, ‘Kijk Wijzer naar prentenboeken’ in Didactief (2 januari 2019).
|
|