Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdstripEtym: Eng. strook. De strip of het beeldverhaal is een verhaal waarbij tekst en afbeeldingenreeks elkaar zodanig aanvullen dat ze niet zonder elkaar kunnen of waarbij de beeldenreeksen zelf het verhaal vertellen. Het woord ‘strip’ verwijst oorspronkelijk naar de ‘stroken’ (cf. etymologie) van drie of vier zwart-witprentjes die dagelijks als krantenafleveringen verschijnen en naar de wekelijkse afleveringen (meestal in kleur) van één of meer pagina’s in tijdschriften of weekendbijlagen van de krant. Het bundelen van deze verhalen in een album is een relatief recent gegeven, dat momenteel zelfs de voorpublicatie in krant of tijdschrift aan het verdringen is. De Engelse term ‘comics’ heeft dan weer te maken met het komische karakter van de eerste strips. Pas in de jaren 1920 verschenen, en dan nog sporadisch, de eerste niet-komische stripverhalen. Er bestaan drie typen strips. Het eerste type geeft reeksen tekeningen; daaronder verschijnt de bijpassende tekst. Het bekendste voorbeeld daarvan is Marten Toonders Tom Poes-strip. In het tweede type is de tekst in de tekeningen verwerkt als commentaar, of als tekstballon wanneer de stripfiguren aan het woord zijn. Deze vorm is het meest vertrouwd en komt voor in bekende reeksen zoals Kuifje van Hergé en Suske en Wiske van Willy van der Steen. In het derde type ten slotte ontbreekt de tekst geheel, zodat de beeldenreeks alleen voor zichzelf dient te spreken, zoals in de Professor Pi-strips van Bob van den Born. Dit laatste type ligt het dichtst bij de ‘cartoon’. Tot voor kort werd aangenomen dat het stripverhaal in zijn huidige vorm ontstaan is aan het einde van de 19de eeuw, toen verschillende Amerikaanse krantenmagnaten begonnen met het inlassen van komische strips met tekstballons. Via deze formule probeerden ze dan het dikwijls weinig geletterde en niet-Engelstalige immigrantenpubliek voor zich te winnen (de terminus a quo van het stripverhaal is in dit perspectief R.F. Outcaults The yellow kid van 1896). Nu de geschiedenis van het stripverhaal beter bekend is, kan een dergelijke opvatting niet langer worden aangehouden. Zonder te moeten teruggrijpen naar antieke, middeleeuwse of niet-westerse voorbeelden van grafische vertelling, dient vermeld dat het beeldverhaal gedurende de hele 19de eeuw al een levendig genre was, met talloze en soms originele verschijningsvormen en dit in zowat alle landen van Europa. Grote namen hierbij zijn o.m. Rodolphe Töpffer in Zwitserland, Gustave Doré in Frankrijk en Wilhelm Busch in Duitsland. J.J.A. Goeverneur vertaalde trouwens Töppfers Cryptograme als Reizen en avonturen van mijnheer Prikkebeen (1858) met de originele tekeningen. Populair aan het begin van de 20ste eeuw was A.M. de Jongs Bulletje en Bonestaak met tekeningen van G. van Raemdonck die van 1924 tot 1935 in Het Volk verscheen. In Vlaanderen kende de strip een bloeiperiode na de Tweede Wereldoorlog onder impuls van Studio Vandersteen, waar naast Suske en Wiske o.m. ook De Rode Ridder en Bessy verschenen. Zie ook personage-album. Het is niet langer mogelijk om de strip te beschouwen als louter amusement. De krantenstrip leverde al voorbeelden van strips die, ondanks hun humoristisch karakter, veel verder gaan dan het louter verstrooiende (bijv. Little Nemo in Slumberland van Winsor McCay en Krazy Kat van George Herriman), maar het gamma van thema’s, gevoelens en genres dat nu in het medium aan bod komt, moet nog in weinig onderdoen voor wat mogelijk is in meer traditionele media. Vermeldenswaard in dit opzicht zijn bijv. Maus (1973) van Art Spiegelman, het werk van Alberto Breccia, die een aantal belangrijke adaptaties (verstripping) van fantastische verhalen van Poe en Lovecraft op zijn actief heeft en de autobiografische kortverhalen van Edmond Baudoin. Niet toevallig werken deze auteurs voornamelijk in zwart-wit, dat net zoals in de filmproductie een kunstzinniger connotatie heeft dan kleur. Artistieke strips worden steeds vaker aangeduid met de term graphic novel om het kunstkarakter te onderstrepen. De opkomst van het artistieke stripverhaal impliceert echter geenszins dat de strip als massamedium en triviaalliteratuur aan belang zou inboeten. De pulpgenres die na honderd jaar strip het meest vitaal blijken, zijn de Amerikaanse ‘superheldenstrip’ en zijn Japanse tegenhanger de manga. Belangrijker dan tekstballons, het primitieve taalgebruik, cliffhangers of de recurrente grappen (running gags), kenmerken die het stripverhaal heeft overgehouden van zijn krantenverleden, zijn de bijzondere mogelijkheden die het medium biedt op het vlak van de montage. Lit: R. Geel & R.H. Fuchs, Schijnhelden en nepschurken. Beschouwingen over het beeldverhaal (1973) W.J. Fuchs & R.C. Reitberger, Strips: anatomie van een massamedium (1977) K. & E. Kousemaker, Wordt vervolgd (1979) B. Peeters, Case, planche, récit. Comment lire une bande dessinée (1991) R. Sabin, Adult comics. An introduction (1993) N. Maas, De archeologie van het Nederlandse stripverhaal (1997) P. Lefèvre & Ch. Dierick (red.), Forging a new medium: the comic strip in the nineteenth century (1998) P. van Summeren e.a., Van mannekesblad tot strips (1999) Th. Groensteen, Système de la bande dessinée (1999) D. Grünewald, Comics (2000) H. Matla, ‘Van centsprent tot album: de ontwikkeling van het stripverhaal 1800-2000’ in B. Dongelmans e.a. (red.), Tot volle waschdom: bijdragen aan de kinder- en jeugdliteratuur (2000), p. 57-72 J. Baetens, ‘De verleide lezer. Woord en beeld in het stripverhaal’ in L. Duyvendak & B. van Heusden (red.), Casusboek literaire cultuur (2001), p. 129-145 J. Baetens, The graphic novel (2001) P. Gravett, Manga: sixty years of Japanese comics (2004) J.P. Gabilliet, Des comics et des hommes: histoire culturelle des comic books aux Etat Unis (2005) R. Duncan & M.J. Smith, The power of comics. History, form and culture (2009) S.E. Tabachnick, Teaching the graphic novel (2009) P. Lefèvre, ‘The conquest of space. Evolution of panel arrangements and page lay outs in early comics’ in European comic Art 2.2 (2009), p. 227-252 P. Lefèvre, ‘Intertwining verbal and visual elements in printed narratives for adults’ in Studies in comics 1.1 (2010), p. 35-52 Graphic novel, themanummer van Frame: tijdschrift voor literatuurwetenschap (2010) Journal of graphic novels and comics (2010-) P. Lefèvre & M. Di Salvia, Strip en illustratie in België : een stand van zaken en de sociaal economische situatie van de sector (2010) G. Kovacs & C.W. Marshall (red.), Classics and comics (2011) E. de Maesschalck e.a. (red.), Beeldenstorm, themanummer van Uit het Erasmushuis, Tijdschrift van de Alumni Letteren Leuven 2 (2012) K. Kukkonen, Studying comics and graphic novels (2013).
|