Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdhoutsnedeAfbeelding of versierde hoofdletter (initiaal-1; factotum) in een blok kersen-, appel- of perenhout uitgesneden, die na inkten afgedrukt kan worden. De houtsnede of xylografie valt onder de hoogdruk en kan tegelijk met het loodzetsel in dezelfde drukvorm ingekooid worden (formaatmaken). Houtsneden kenmerken zich door vrij dikke lijnen die de druk van de drukpers moeten kunnen weerstaan en door de afwezigheid van kruisarceringen die in hout nauwelijks aan te brengen zijn. Wanneer hele pagina's van een boek uit hout gesneden worden, spreekt men van een blokboek. Vooral in de incunabelperiode worden houtblokken door drukkers steeds weer opnieuw gebruikt in hun uitgaven, ook als de illustraties niet geheel bij de tekst passen. Door de erop uitgeoefende druk van de drukpers slijten houtblokken en kunnen ze beschadigd worden. Deze slijtageverschijnselen kunnen de bibliograaf in staat stellen de chronologische plaats te bepalen van ongedateerde drukken temidden van wel gedateerde door te letten op de mate van beschadiging. De bibliograaf dient er rekening mee te houden dat vanaf de 16de eeuw in plaats van houtsneden ook loden afgietsels van initialen in omloop komen die een veel ruimer verspreidingsgebied hebben dan de individuele, aan één drukkerswerkplaats gebonden houtsnede. Het verschil tussen een afdruk van beide is niet of nauwelijks vast te stellen. Overzichtswerken waarin Nederlandse incunabelhoutsneden beschreven of afgebeeld staan, zijn: W.M. Conway, The woodcutters of the Netherlands in the fifteenth century (1884); A.J.J. Delen, Histoire de la gravure dans les anciens Pays-Bas et dans les provinces belges, des origines jusqu'à la fin du XVIIIe siècle (3 dln., 1924-1935), M.J. Schretlen, Dutch and Flemish woodcuts of the fifteenth century (1925) en I. Kok, De houtsneden in de incunabelen van de Lage Landen 1475-1500 (2 dln., 1994). De houtsnede als illustratiemateriaal is in gebruik gebleven tot ze in de 19de eeuw goeddeels door de houtgravure en de lithografie (steendruk) verdrongen werd. Uit het begin van de 20ste eeuw zijn evenwel de houtsneden van Frans Masereel beroemd, o.a. als illustratie bij het werk van Stijn Streuvels en Herman Teirlinck.
Houtsnede op de titelpagina (de eerste in het Nederlands) van een incunabel uit 1486. [bron: Bibliopolis]
Lit: I. Kok, ‘A new study of woodcuts in the incunabula of the Netherlands’ in Quaerendo 12 (1982), p. 159-167 F. van der Linden, De grafische technieken (19905), p. 30-41.
|
|