Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdformaatmakenDrukkersterm – ook aangeduid als inslaan, insluiten, opkooien of overslaan – voor het zodanig rangschikken van de bladzijden zetsel in de vorm dat ze na het afdrukken en vouwen de juiste volgorde hebben en voor het zodanig vastzetten van de gezette bladzijden in de vorm dat ze niet in pastei vallen en de goede afstand van elkaar hebben in verhouding tot het wit. Soms wordt alleen de eerste activiteit met overslaan of inslaan aangeduid en de tweede met formaatmaken, insluiten of opkooien, maar meestal worden de termen door elkaar heen gebruikt. Voor ieder bibliografisch formaat moet anders overgeslagen worden. De diverse drukkershandboeken geven daarvoor allerlei schema's. Fouten bij het overslaan worden in de regel tijdig ontdekt bij de proefdruk of drukproef. Bij het formaatmaken worden de ruimten tussen de pagina's zetsel opgevuld met kooien en schenen, het zgn. formaatgoed. Om schoondruk en weerdruk goed register te laten maken (register maken), moet ervoor gezorgd worden dat men voor binnenvorm en buitenvorm hetzelfde formaatgoed gebruikt. Wanneer van een oplage een uitgave op groot en klein papier gedrukt wordt, moet de verhouding van de marges gewijzigd worden, wat men versteken noemt. Lit: W.Gs Hellinga, Kopij en druk in de Nederlanden (1962), p. 135 Ph. Gaskell, A new introduction to bibliography (19742), p. 78-110 P.M. van Cleef, Handboek ter beoefening der boekdrukkunst in Nederland, ed. F.A. Janssen (1974), p. 84-113 C. Schook, Handboekje voor letterzetters, boekdrukkers en correctors, ed. F.A. Janssen (1981), p. 48-106 F.A. Janssen, Zetten en drukken in de 18e eeuw (19862), p. 200-204, 302-312 H. van Krimpen, Boek over het maken van boeken (19862), p. 38-42, 177-180 J.C. Zweijgardt, De boekdrukkerij, ed. F.A. Janssen & J. Bouman (1986).
|
|