Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdversaccentTerm voor de prominentie (accent-1) die bepaalde lettergrepen op min of meer regelmatige basis krijgen in een dichtregel (vers-1). De patronen die daarbij ontstaan worden veelal benoemd met termen uit de klassieke versleer, hoewel het Nederlandse accentvers grondig verschilt van het vers van de Grieken en Romeinen. Versaccenten vallen doorgaans samen met de ‘natuurlijke’ woordaccenten en zinsaccenten van de betrokken tekst. Maar er zijn allerlei vrijheden mogelijk, die door dichters gretig worden gebruikt om het vers levendig te houden. Zie bijv. de beginregel van Vondels Gysbreght van Aemstel (1637): Hět Hēmělschē gěrēcht hěeft zīch těn lāngě lēstě In deze alexandrijnen dragen het suffix -schē (normaal onbeklemtoond, volgens het woordaccent) en het voornaamwoord zīch (normaal onbeklemtoond, volgens het zinsaccent) een versaccent op grond van de conventionele regelmaat van de alexandrijn. Anderzijds draagt het werkwoord hĕeft in het voorbeeld geen versaccent (terwijl het normaal wel een zinsaccent draagt). Waar, zoals in dit voorbeeld, een spanning bestaat tussen woordaccent of zinsaccent enerzijds en versaccent anderzijds, openen zich verschillende mogelijkheden tussen twee extremen bij de voordracht (declamatie, recitatio) of het acteren van de verzen: enerzijds kan men de ‘natuurlijke’ woord- en zinsaccenten sterk laten primeren, waardoor de metrische regelmaat van het versaccent bijna onhoorbaar wordt; anderzijds kan men absolute voorrang geven aan de regelmaat van het versaccent, wat ontaardt in een mechanische dreun. Ook in het volgende voorbeeld volgen de versaccenten het patroon van de alexandrijn: Dě wāckrě hāen hěeft lāng děn hūismăn ōpgěkrāeit Het voorbeeld geeft aan dat er vaak een verschil in accentuering is binnen de als heffingen resp. dalingen aangegeven syllaben. Bijv. het woord hěeft (met zinsaccent) is als daling nauwelijks vergelijkbaar met de dalingen Dě, -rě, děn en -gě- (zonder zinsaccent of zelfs woordaccent): een voordracht die met deze verschillen in prominentie geen rekening houdt, resulteert in een onpoëtische dreun. Het verschil tussen dalingen en heffingen is daardoor eigenlijk relatief (zie in dit verband ook onderbetoning of overbetoning). De voordracht hangt uiteindelijk af van een dynamisch samenspel van woordaccent, zinsaccent en versaccent, hetgeen ruimte creëert voor persoonlijke interpretatie in de vertolking (vgl. het scanderen als een meer technische analyse). Zie ook metrische variatie.
|
|