Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdwoordaccentTerm uit de taalkundige stilistiek en de poëtica waarmee wordt aangegeven dat elk woord per lettergreep met een verschil in nadruk of toonhoogte wordt uitgesproken (accent-1). De prominentie van dergelijke syllaben ligt blijkens het gebruik in gesproken taal min of meer vast en wordt bijv. in Van Dale’s woordenboek aangegeven d.m.v. een klemtoontekentje, zoals in lópen. Nadruk op een lettergreep wordt doorgaans als heffing aangeduid en het ontbreken ervan als daling. Dergelijke heffingen en dalingen worden gewoonlijk aangegeven met resp. een streepje boven de klinker van de lettergreep of een boogje erboven: kātěr. De verschillen in accentuering binnen een woord kunnen sterk variëren van sterke nadruk tot het volledig ontbreken daarvan. In een woord als ‘stofwolk’ kan men spreken van twee beklemtoonde syllaben waarbij ‘stof’ misschien net iets meer nadruk krijgt dan ‘wolk’. En in een woord als ‘kater’ wordt de syllabe ‘ka’ sterker benadrukt dan het vrijwel toonloze ‘ter’. Bij woorden met meer lettergrepen, zoals ‘misdaadverslaggever’, zijn er nuances aan te treffen, zowel binnen de beklemtoonde als binnen de onbeklemtoonde lettergrepen. Die verschillen worden wel benoemd met de termen onderbetoning of overbetoning. De reeks woorden die de zin of de versregel vormen en de daarin aan te treffen verdeling van toonhoogte, heffingen en dalingen behoren tot het zinsaccent en versaccent. Lit: A.P. Braakhuis, De thematische structuur van de versregel (1962) A.C.M. Rietveld, Syllaben, klemtonen en automatische detectie van beklemtoonde syllaben in het Nederlands (diss., 1983) W. Bronzwaer, Lessen in lyriek (1993), p. 64 J. Terken & D. Hermes, ‘The perception of prosodic prominence’ in M. Home (red.), Prosody: theory and experiment (2000), p. 89-127.
|
|