Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdprototypeEtym: Gr. prōtos: eerste, vroegste. Concept binnen de cognitieve wetenschappen (geïntroduceerd door Eleanor Rosch) dat een belangrijk principe aanduidt waarmee we begrippen en categorieën vormen. Ook in de literatuurstudie, vooral in zijn cognitief geïnspireerde vormen (zie cognitieve literatuurwetenschap), wordt de prototypetheorie toegepast. In tegenstelling tot de structuralistische traditie in de semantiek, die vaak werkt met discrete, zelfs binair gedefinieerde categorieën, impliceert de prototypetheorie dat de leden die tot een bepaalde categorie behoren, ‘min of meer’ typische vertegenwoordigers kunnen zijn van die categorie, volgens een glijdende schaal van lidmaatschap. Eerder dan bijv. ‘vrijgezel’ in structuralistisch-binaire zin te definiëren als [mens+, mannelijk+, volwassen+, gehuwd-], zal een prototypische definitie benadrukken dat een ongehuwde man van 24 jaar oud of een priester op veel minder typische manier als “vrijgezel” kan worden beschreven dan bijv. een seculiere celibatair van 48 jaar oud. Op gelijkaardige wijze is in onze cultuur een mus een meer typische vertegenwoordiger van de categorie ‘vogel’ dan een kip of een pinguïn. Bepaalde categorieën vertonen op deze wijze meer centrale en meer perifere zones, ze vertonen onduidelijke grenzen (zgn. ‘fuzzy boundaries’) en ze kunnen overlappen met andere prototypisch geordende categorieën. Dergelijke flexibele principes van conceptvorming en categorisering kunnen zeker in de literatuurstudie hun nut bewijzen. Denk aan de problematiek van de literaire genres (of aan het concept literatuur zelf): naast teksten die de ‘wetten’ van een genre strikt volgen en daardoor dat genre in hoge mate belichamen (zodat ze eventueel zelfs als model ervan kunnen gaan functioneren), zal men ook minder typische voorbeelden van het genre vinden, zelfs teksten die moeilijk herkenbaar zijn en ook kenmerken van andere genres vertonen, of teksten die zo idiosyncratisch zijn dat ze zich helemaal onttrekken aan elke poging tot classificatie. De prototypetheorie laat ook toe historische veranderingen in de conceptvorming te beschrijven: wat bijv. aanvankelijk een perifere manifestatie van een (genre) prototype was, kan evolueren tot het prototypische centrum van een nieuw (genre) concept. Zo was In cold blood van Truman Capote (1966) aanvankelijk vooral een atypische roman en geldt hij nu vooral als een typische vertegenwoordiger van het genre van de faction. Zo is op dit moment Mary Shelley’s Frankenstein (1819) een prototype geworden van de gothic novel, terwijl het bij zijn verschijnen aan het begin van de 19de eeuw nauwelijks met het toen bloeiende genre werd geassocieerd. Toegepast op literaire en culturele praktijken vertoont de prototypentheorie aldus interessante verwantschappen met de polysysteem(theorie). Zie ook teksttype, typologie. Lit: G. Lakoff, Women, fire and dangerous things. What categories reveal about the mind (1987) D. Geeraerts, Wat zit er in een woord? (1989) en Diachronic prototype semantics (1997) J.M. Adam, Les textes: types et prototypes (1992) D. de Geest & H. van Gorp, ‘Literary genres from a systemic functionalist perspective’ in Reconceptions of genre, themanummer van European Journal of English Studies (EJES) (1999), p. 33-50.
|
|