Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdhistoire/discoursBegrippenpaar door de Franse linguïst E. Benveniste geïntroduceerd om een onderscheid aan te brengen in de tijdsrelaties m.b.t. het Franse werkwoordensysteem. Met ‘histoire’ wordt bedoeld het weergeven van gebeurtenissen in het verleden, zonder enige interventie van de spreker in het verhaal. De histoire kan zich enkel van de derde persoon bedienen en slechts gesteld worden in de passé simple (verg. de Griekse aorist) en de passé antérieur. ‘Discours’ daarentegen bestrijkt alle uitingen waarbij iemand zich tot een andere persoon richt, zich als spreker manifesteert en als organisator van zijn eigen verhaal optreedt. Het betreft vooral orale genres (naast theater, briefwisseling en andere dialogische genres) en gebruikt de persoonlijke vormen ‘ik’ en ‘jij/gij’ en de tegenwoordige tijd naast de imparfait en de passé composé. Het vertoont, kortom, een indruk van subjectiviteit. In de narratologie werd dit begrippenpaar aangewend om het onderscheid tussen de geschiedenis en het verhaal aan te geven. Histoire of geschiedenis staat voor het geheel van de vertelde gebeurtenissen, de narratieve inhoud; discours of verhaal is de op een welbepaalde wijze gepresenteerde geschiedenis. Sommigen hebben er een triadisch schema van gemaakt: het niveau van het discours dient volgens hen opgedeeld te worden in récit en narration. Het récit is dan het niveau van de focalisatie, terwijl de narration het domein van de vertelinstantie is (zie verteller). Met deze drie Franse termen histoire/récit/narration (Genette) komt het Nederlandse schema geschiedenis/verhaal/vertellende tekst (Bal) overeen. In het Engels spreekt men van story/text/narration (Rimmon-Kenan). Onder geschiedenis verstaat men dus de vertelde gebeurtenissen los van hun feitelijke ordening in de tekst; het is het niveau van de narratieve functies en de actanten. Het verhaal-2 is de tekst die we lezen; de geschiedenis is hier geordend in haar specifieke vorm, chronologie en ritme, en de gebeurtenissen zijn gefilterd door een bepaald prisma of perspectief (focalisatie). De vertellende tekst is het product van de vertelinstantie; het gaat hier om de act van het vertellen. Zie ook diegesis-1. Lit: E. Benveniste, Problèmes de linguistique générale (1966), hfst. 19 S. Chatman, Story and discourse (1979) G. Genette, Nouveau discours du récit (1983).
|