diëgesis-1
Etym: Gr. diègèsis = verhaal.
Term uit het verhaalonderzoek, vaak gebruikt als equivalente benaming voor de geschiedenis van een verhaal. Diëgesis duidt echter eerder op het tijdruimtelijke universum waarin een geschiedenis zich afspeelt dan op de aaneenschakeling van de gebeurtenissen zelf. In die zin zou men bijv. kunnen zeggen dat Multatuli niet tot hetzelfde universum (dezelfde wereld) behoort als Max Havelaar.
Met betrekking tot de status van de verteller verwijzen de adjectieven ‘extradiëgetisch’ resp. ‘intradiëgetisch’ naar een primaire of secundaire (ingebedde) verteller; m.a.w. een verteller op het eerste of tweede niveau. De termen ‘homodiëgetisch’ resp. ‘heterodiëgetisch’ duiden dan op de relatie van die verteller tot de vertelde geschiedenis (het verhaal van resp. de eigen of andermans geschiedenis).
De autodiëgetische verteller staat boven het verhaal, maar is als één van de hoofdfiguren wel in staat om vanuit eigen ervaring te vertellen. Als de verteller alleen als getuige over dingen vertelt die een hoofdfiguur van het vertelde betreffen, spreekt men van een allodiëgetische verteller.
Zie ook histoire/discours.
Lit: L. Hermans & B. Vervaeck, Vertelduivels. Handboek verhaalanalyse (2001), p. 87-98.