Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddiegesis-2Etym: Gr. diègèsis = verhaal. Het substantief ‘diegesis’ duidt niet alleen op de ‘geschiedenis’ van een verhaal (zie diegesis-1), maar ook op een bepaalde ‘manier’ (modaliteit) van vertellen. Plato stelde in die zin diegesis (= eenvoudig verhaal, verhaal zonder meer) tegenover mimesis (= nabootsing). Bij diegesis spreekt de verteller uit eigen naam, zonder de illusie te wekken dat iemand anders aan het woord is; bij mimesis poogt de verteller de illusie te scheppen dat niet hij aan het woord is, maar een personage (Rep., 392c-395a). Plato stelde overigens op grond daarvan een indeling in drie genres voor: een berichtend genre (diegesis), een nabootsend genre (mimesis, zoals tragedie en komedie) en ten slotte een menggenre (epische poëzie) waarin zowel diegesis als mimesis voorkomen. Deze ‘modi’ van vertellen zijn sinds de tweede helft van de 19de eeuw met Otto Ludwig (‘eigentliche Erzählung’ vs. ‘szenische Erzählung’, ook ‘Darstellung’) en vooral in de 20ste eeuw met Percy Lubbock (‘telling’ vs. ‘showing’), gemeengoed geworden. Lit: O. Ludwig, 'Romanstudien' in A. Stern (red.), Gesammelte Schriften, dl. 6 (1891), p. 202-206 P. Lubbock, The craft of fiction (1921) G. Genette, Nouveau discours du récit (1983).
|
|