hendecasyllabus
Etym: Gr. hendeka < hen-deka = elf (één + tien); sullabè = lettergreep.
Elflettergrepige antieke versvorm, bestaande uit een tweelettergrepige basis (
of 
of 
), een choriambe (


) en een hypercatalectische jambische (jambe) dipodie (



). Hij wordt ook phalaecisch vers genoemd naar de Griekse dichter Phalaecus. In de Latijnse poëzie werd hij door Catullus gepropageerd, en wel in twee vormen: de 'strenge' vorm met een spondee vooraan (in de Carmina 2 tot 26) en de minder strenge vorm met een trochee of een jambe vooraan (Carmina 1 en 27 vv.).
Een voorbeeld van de 'strenge' vorm is Catullus, V,1:
Vīvā|mūs, mĕă Lēs|bĭa,_ātque_ămēmŭs
Beluister hierbij ook de beginregels van carmina X (v. 1-4) en XLII (v. 1-5) in de interpretatie van W. Stroh (Proben lateinischer Verskunst):
Vārūs mē mĕŭs ād sŭōs ămōrēs
Vīsūm dūxĕrăt ē fŏroˉotĭōsŭm,
scortillum, ut mihi tunc repente visum est,
non sane inlepidum neque invenustum.
(Vriend Varus had mij, niksend op het forum,
meegenomen om zijn lief te bekijken,
Een kippetje - dat had ik toen direkt door -
niet zonder pit, en niet onaantrekkelijk).
Ădēste,ˉ hendĕcăsȳllăbī, quŏt ēstĭs
Ōmnēs ūndĭquĕ, quōtquŏt ēstĭs ōmnēs.
iocum me putat esse moecha turpis
et negat mihi vestra reddituram
pugillaria, si pati potestis.
(Sta me bij, versregels, waar jullie maar
met elkaar vertoeven, allemaal, massaal!
Die minne mannengek speelt een spelletje
met mij en weigert mij mijn schrijftafeltjes
terug te geven - nemen jullie dat soms?)
(Catullus, Verzamelde verzen, vert. L.M. Oostenbroek, 1989, p. 29, resp. 47)
Daarnaast wordt de benaming ook gebruikt voor de beginverzen van de alcaïsche en sapfische strofe (zie alcaïsche versmaat). Het Italiaans sonnet werd eveneens meestal in elflettergrepige verzen geschreven (endecasillabo; zie ook heroïsch vers). Bijv. Petrarca, Canzoniere (ca. 1370).
Lit: R. del Rosario, El endecasilabo espanol (1944) E. Pound, Literary essays (1954) M.J.Duffell, The Romance hendecasyllable: an exercise in comparative metrics (1991).