Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdpseudoniemEtym: Gr. pseudos = leugenachtig, vals; onoma = naam. Naam waaronder een auteur of kunstenaar (of een schrijverscollectief) zijn werk openbaar maakt en die niet de echte naam (autoniem of orthoniem) is en die ook wel nom de plume, schuilnaam, deknaam of sluipnaam genoemd wordt. Er kan een groot aantal redenen zijn waarom schrijvers hun eigen naam voor het publiek niet bekend willen maken. Pseudoniemen kunnen bijv. gebruikt worden om de autoriteiten te misleiden in geval van mogelijke censuur. Zo publiceerde M. Mok tijdens WO II onder het pseudoniem Victor Langeweg. In die gevallen maakt men ook wel gebruik van een alloniem (synoniem: leennaam). Ook kan er sprake zijn van een mystificatie, waarbij men een geschrift uitgeeft met de opzettelijke bedoeling het publiek of de critici te misleiden omtrent de herkomst ervan, zoals bijv. het geval is geweest met Julia (1885), zogenaamd geschreven door Guido, maar in feite door W. Kloos, A. Verwey e.a. Privé-omstandigheden kunnen er eveneens een oorzaak van zijn dat auteurs onbekend wensen te blijven, bijv. uit mogelijke onverenigbaarheid van hun beroep met het schrijverschap in de ogen van personen uit de kring waarin men werkt (bijv. Nescio = J.H.F. Grönloh). Aan het begin van de 19de eeuw was het gangbaar om gebruik te maken van een pseudoniem of van initialen. Een groot aantal bijdragen in De Gids, vooral in de eerste jaargangen, is anoniem of ondertekend met een pseudoniem of initialen, soms zelfs met de initialen van het pseudoniem. Zo schreef Jacob Geel onder het pseudoniem Xanthos, maar ondertekende ook bijdragen met X of Xth, terwijl vriend en vijand wist wie zich daarachter verborg. Vaak ook gebruiken auteurs een pseudoniem om niet geïdentificeerd te worden met het gepubliceerde werk, bijv. omdat ze twijfelen over de literaire waarde (debuterende auteurs) of over de maatschappelijke aanvaardbaarheid ervan. Zo publiceerden vrouwelijke auteurs van de 19de eeuw zoals de gezusters Brönte en George Eliot onder een mannelijk pseudoniem of pseudandroniem uit vrees als schrijfster niet serieus genomen te worden. Soms heeft een gekozen pseudoniem een symbolische waarde, zoals Multatuli (Lat. ik heb veel gedragen) voor E. Douwes Dekker, of Lévi Weemoedt voor I.J. van Wijk. In dat verband kan ook het gebruik van het heteroniem geplaatst worden waaronder een auteur publiceert. Het bekendste voorbeeld hiervan is de Portugese dichter Fernando Pessoa die in een complex proces van depersonalisatie zijn teksten schreef en uitgaf onder vier namen die elk voor een echt auteurspersonage staan met een eigen levensloop, levenshouding, karaktertrekken etc. Ook een reeds bekende auteursnaam kan voor een andere auteur aanleiding zijn een pseudoniem te kiezen: H.J. Marsman bijv. voorzag zich van het pseudoniem J. Bernlef vanwege de dichter H. Marsman. Sommige auteurs reserveren hun pseudoniem voor een speciaal onderdeel van hun werk, zoals bijv. veel schrijvers van cursiefjes: Boontje (= L.P. Boon), Kronkel (= Simon Carmiggelt), Stoker (= H. Brandt Corstius). Formeel kan men verschillende procédés onderscheiden om een pseudoniem te vormen. Soms worden die procédés gecombineerd. Zo onderscheidt men alloniem, anagram, aristoniem, initiaal-3, cryptoniem, metonomasie of traductioniem, prenoniem, pseudandroniem en pseudogyniem. Lit: V.A. de la Montagne, Vlaamsche pseudoniemen (1884) J.I. van Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers, opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren, 2 dln. (1883-1885; reprint 1970) A. de Kempenaer, Vermomde Nederlandsche en Vlaamsche schrijvers (1928; reprint 1970) C. Tuymelaer & J. van Lindonk, Pseudoniemen uit Nederlandsche en vreemde literatuur (1939) J. Grootaers, Maskerade der muze (1954) G. Söhn, Literaten hinter Masken (1974) M. Laugaa, La pensée du pseudonyme (1986) W. Hazeu, Het literair pseudoniemen boek (19872) W. Bierman & H. Renders, Ps(n)euboek voor Wim Hazeu (1992) E. van Boven, ‘Het pseudoniem als strategie: pseudoniemen van vrouwelijke auteurs 1850-1900’ in Nederlandse letterkunde 3 (1998), p. 309-326 ‘Gemaskerde schrijvers’, themanummer van Literatuur 20 (2003) T.J. Carty, Dictionary of literary pseudonyms in the English language (20002) W. Cushing, Initials and pseudonyms: a dictionary of literary disguises (20072) L. Kuitert e.a., Wie is de auteur? Dertien opstellen over schrijverschap, toeschrijvingen, pseudoniemen en anonimiteit (2007).
|
|