Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdmystificatieEtym: Fr. mystification = fopperij < Gr. mustikos = geheim en Lat. facere = maken. Publicatie waarvan de auteur de opzet heeft om het publiek omtrent de herkomst ervan om de tuin te leiden. Dit gebeurt dan door het geven van foute of misleidende informatie over de ontstaansvoorwaarden ervan (auteurschap, plaats, datum, omstandigheden). In het geval van plagiaat bijv. wordt andermans werk wederrechtelijk onder de eigen naam gepubliceerd: winstbejag, opportunisme, gebrek aan inspiratie zijn er de voornaamste drijfveren van. Bij de meeste types van mystificatie wordt evenwel, net omgekeerd, het auteurschap van eigen werk op een of andere wijze verhuld. Typische procedés zijn (semi)anonimiteit (anoniem) of het gebruik van een pseudoniem, het weergeven van gefingeerde maar als historisch aangediende bronnen, ‘editoriale’ toevoegingen zoals begeleidende brieven, documenten, verklarende voetnoten die zogezegd buiten het fictionele kader van de literaire tekst zouden staan. Pseudovertalingen, ‘gevonden’ en vervolgens ‘uitgegeven’ brieven, manuscripten of dagboeken (zgn. editeursfictie), ‘authentieke’ getuigenissen, enz. en vooral goed gemaakte pastiches (pastiche-2) laten zien hoe niet alleen de tekstpresentatie en de inkleding, maar ook de stijl, motieven, enz. van het werk zelf de illusie van de voorgestelde tekstoorsprong helpen creëren. Zie ook ossianisme. De term heeft een vrij onbepaalde reikwijdte. Sommigen gebruiken hem in een wat engere zin: ze sluiten die gevallen uit waar ‘extraliteraire’ motieven zoals winstbejag, zelfbescherming tegen censuur of diskwalificatie van de gepasticheerde auteur de schrijver ertoe bewogen hebben zijn lezers op een dwaalspoor te brengen. Men kan ook een onderscheid maken naar gelang van de mate waarin het masker van de auteur, het mistgordijn rond zijn werk bedoeld is transparant te zijn. ‘Echte’ misleiding was bijv. zeker niet de bedoeling van U. Eco die zijn Il nome della rosa (1980) presenteert als de ‘Italiaanse vertaling van een obscure neogotische Franse versie van een zeventiende-eeuwse Latijnse editie van een tegen het eind van de veertiende eeuw door een Duitse monnik in het Latijn geschreven werk’. Bekende Nederlandse voorbeelden zijn de Julia (1885), geschreven onder het pseudoniem Guido, maar in werkelijkheid door Willem Kloos en Albert Verwey; de Lieven Nijland-publicatie in De Nieuwe Gids (1892) door Frederik van Eeden; het anoniem verschenen Oera-Linda-Boek (1867) waarvan Eelco Verwijs de auteur geweest zou zijn; Willems Madock, uitgegeven en vertaald door H.W.J. Vekeman (1977).
Mystificatie van Willems Madoc door H.W.J. Vekeman. [bron: D. Hogenelst & F. van Oostrom, Handgeschreven wereld (1995), p. 61].
Lit: J. Grootaers, Maskerade der Muze (1954) W. Zaal, De verlakkers. Literaire vervalsingen en mystificaties (1991) J.F. Jeandillou, Esthétique de la mystification (1994) D. Hogenelst & F. van Oostrom, Handgeschreven wereld (1995), p. 61 J.F. Jeandillou, Superchéries littéraires. La vie et l’œuvre des auteurs supposés (20012) G. Wildemeersch, ‘Hugo Claus mystificator’ in Revolver 28 (2002) 4, p. 108-130 H. Hafkamp e.a. (red.), List en bedrog. Over misleiding en verleiding in de boekenwereld, themanummer van De Boekenwereld 22 (2006) 3 M. Russett, Fictions and fakes. Forging romantic authenticity, 1760–1845 (2006) S. Carpenter, Aesthetics of fraudulence in nineteenth-century France. Frauds, hoaxes, and counterfeits (2009).
|