Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdelisieEtym: Lat. elisio = het uitstoten < e-lidere < ex-laedere = uit-slaan. Term uit de prosodie voor uitstoting, omwille van het metrum, van een klinker in een versregel. In de Latijnse dichtkunst kon zij ook optreden indien het eerste woord eindigde op een klinker + ‘m’. Bijv.: tecum viver[e] amem, tec[um] obeam libens Is het tweede woord ‘es’ of ‘est’, dan past men afaeresis toe, d.w.z. uitstoting van de beginklinker van het woord, bijv. femina[e] st. Wanneer de elisie plaatsvindt aan het eind van een woord, spreekt men van apocope. Vormen van elisie vindt men bijv. in: Toen ik, op mijn' geboortedag, In dit geval is ‘mijnen’ geapocopeerd tot ‘mijn’. Het apostrofteken duidt erop dat de lezer niet alleen de ‘e’ moet weglaten, maar ook de daarachter staande ‘n’. In de tweede regel is 'nauwelijks' vervangen door 'nauwlijks'. In de derde regel is ‘het’ geëlideerd tot ‘'t’, en in de vierde regel is door elisie van de slotklinker van ‘lagchende’ de noodzaak ontstaan van contractie van de ‘e’ met de daarop volgende ‘i’ van ‘in’. Het is in de 19de eeuw gebruikelijk om in gevallen als het laatste de elisie respectievelijk de contractie aan de lezer zelf over te laten zonder gebruik van het apostrofteken als leesaanwijzing. Als de elisie een klinker binnen het woord betreft, spreekt men van syncope, bijv. ‘nauwlijks’ in plaats van ‘nauwelijks’, zoals in het tweede vers van het hierboven gegeven citaat uit Bellamy. Het tegenovergestelde hiervan is epenthesis. Vindt de elisie aan het begin van een woord plaats dan noemt men deze afaeresis of procope. Het zijn eigenlijk allemaal vormen van metaplasme. Soms – meestal om metrische redenen – werd de elisie in de antieke poëzie niet toegepast. Dat verschijnsel noemt men hiatus, d.w.z. gaping, omdat de stem door het samenstoten van de klinkers a.h.w. even ophoudt. Tussen elisie en hiaat staat synaloefe. Lit: L.C. Michels, 'Elisie' in Bijdrage tot het onderzoek van Vondels werk (1941), p. 156-161 F. Kossmann, 'De herfstige herfst ...' in Tijdschrift Nederlandse taal- en letterkunde 76 (1958-1959) 3, p. 235-238 A.P. Braakhuis, De thematische structuur van de versregel (1962) R.F. Casali, Resolving hiatus (1998).
|