Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtragikomedieEtym: Verbinding van tragedie en komedie: treur-blijspel. De tragikomedie is een dramatische genre dat elementen bevat van zowel de tragedie als de komedie (blijspel), maar in de literaire theorie is het nooit gelukt het genre enigszins duidelijk af te scheiden van met name de tragedie omdat een van de belangrijkste kenmerken van de tragikomedie, de gelukkige afloop (exitus felix), ook wel voorkomt bij als tragedie aangeduide stukken. Behalve door de exitus felix, vaak een niet-rechtlijnige ontwikkeling naar een happy end(ing), wordt de tragikomedie gekenmerkt door het optreden van zowel hoog- als laaggeplaatste personen (antiheld), door de afwisseling van ernstige en komische scènes en dientengevolge van verheven en ‘gewoon’ taalgebruik. Behalve de term ‘tragikomedie’ (Vondel, Pascha, 1612) zijn in de 16de en 17de eeuw nog andere benamingen gangbaar: tragica-comedia (D.V. Coornhert, Vanden thien maeghden), blyhoopspel (Johan Beets, Daphne, 1668), bly-eynde-spel (Th. Rodenburg, Keyser Otto den derden en Galdrada, 1616), blij-eyndigh-treurspel (G. vanden Brande, La Gitanilla, 1649), treur-blyd'-endend-spel (J.J. Colevelt, Hartoginne van Savoyen, 1634), droef en bly-eynd'-spel (J. Tonnis, Ioseph, 1639). In navolging van Guarini's Il pastor fido noemen veel pastorales (pastorale-2) zich ‘bly-eynd' herders treurspel’ (bijv. David de Potters Getrouwen herder, 1650). Vermenging van tragische en komische elementen kwam al in de Griekse oudheid voor, maar Plautus was de eerste die voor zijn Amphitryon de term ‘tragicocomoedia’ gebruikte. De tragikomedie als genre is geïntroduceerd door Guarini die er in zijn Compendio della poesia tragicomica (1601) voor pleitte haar als een zelfstandig dramatisch genre te beschouwen met als voornaamste doel: de catharsis van melancholie bij het publiek, dat door ingetoomde gemoedsbewegingen vermaakt en niet droef gestemd wordt. De personages zijn voornaam; de hoofdhandeling hoeft dat niet te zijn. Vooral het Spaanse (Lope de Vega) en Engelse (Shakespeare) toneel van de 16de en 17de eeuw kan onder de noemer van de tragikomedie gebracht worden. In Nederland zijn Jacob Duym, Rodenburgh, Bredero en Starter auteurs van tragikomische toneelspelen. In de baroktijd – bloeitijd van de tragikomedie – werden er allerlei experimenten gedaan met toneel op het toneel, dubbelgangers, maskers, schijndoden en zo meer. Met de komst van het Frans-classicisme met zijn stringent vasthouden aan de klassieke regels van de tragedie verdwijnt de tragikomedie goeddeels. Het genre komt weer terug als burgerlijk drama in de 18de eeuw (comédie larmoyante) en in de periode van Sturm und Drang en romantiek (Kleist, Hugo, Lessing, Schelling). In recenter tijd wordt de term ‘tragikomedie’ niet meer gebruikt, al blijft er toneel geschreven worden waarin het ernstige en het komische gemengd worden (bijv. toneelspel-1; melodrama). Lit: J.A. Worp, Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland, 2 dln (1904-1908) A.G. van Hamel, Zeventiende-eeuwsche opvattingen en theorieën over litteratuur in Nederland (1918), p. 82-168 W.A.P. Smit, ‘Inleiding’ in Id., Van Pascha tot Noah; een verkenning van Vondels drama's naar continuïteit en ontwikkeling in hun grondmotief en structuur, dl 1 (1956), p. 7-28 M.T. Herrick, Tragicomedy. Its origin and development in Italy, France, and England (1962) K.S. Guthke, Modern Tragicomedy. An investigation into the nature of the genre (1966) P.E.L. Verkuyl, Battista Guarini's Il Pastor Fido in de Nederlandse dramatische literatuur (1971), m.n. hoofdstuk III L. Rens & G. van Eemeren, Genres in het ernstige Renaissancetoneel der Nederlanden tot 1625 (1977) R. Guichemerre, La tragi-comédie (1981) H. Meeus, Repertorium van het ernstige drama in de Nederlanden 1600-1650 (1983) D. Hirst, Tragicomedy (1984) N.K. Maguire (red.), Renaissance Tragicomedy: Explorations in Genre and Politics (1987) G. van Eemeren & H. Meeus, Genres in het ernstige Renaissancetoneel der Nederlanden 1626-1650 (1988) M.B. Smits-Veldt, Het Nederlandse renaissancetoneel (1991) F. Ran-Moseley, The tragicomic passion: a history and analysis of tragicomedy and tragicomic characterization in drama, film, and literature (1994).
|
|