Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdraadselMet opzet duister geformuleerde vraagstelling, meestal bestaande uit de omschrijving (eventueel in de vorm van een vertelling) van een begrip, een voorwerp of een gebeurtenis, zodanig dat de luisteraar of lezer uit het meegedeelde, meestal op grond van een vergelijking of woordspeling, het bedoelde zal kunnen opmaken. Raadsels of enigma behoren tot de oudste vormen van de poëzie (einfache Formen). De vroegste raadsels vindt men in de oosterse literatuur. Bij de Grieken was het enigma of griphos al sinds Homerus buitengewoon populair en had het een nauwe relatie met de gnomische poëzie (gnomische vormen) en de orakelspreuk; raadsels werden dan ook meestal opgeschreven in hexameters. De Latijnse klassieken hebben er weinig voortgebracht. Maar in de late oudheid (Symphosius) en de vroege middeleeuwen (Adhelm, Bonifatius) herleeft het genre. Ook de Oudgermaanse letteren kennen het raadsel. De aankomst van een gast was bij de Germanen aanleiding tot het verzinnen en opgeven van raadsels; de gastheer zou zo de naam, de status en andere gegevens van zijn gast willen ontdekken, maar het is onbeleefd om dat rechtstreeks te vragen, dus probeerde hij zijn doel te bereiken door een reeks van raadsels en strikvragen op te geven. Van zijn kant probeerde de gast de gastheer in slimheid te overtreffen en de vragen te ontduiken of zo goed mogelijk te beantwoorden. In de Oudnoorse Edda komen raadselwedstrijden voor tussen de reus Wafthrudnir en Odin en tussen de dwerg Alwis en Thor (Edda: goden en heldenliederen uit de Germaanse oudheid, vert. De Vries, 19888, p. 56-63, 73-77). In de late middeleeuwen zijn heel wat voorbeelden te vinden in de volksboeken en bij de rederijkers. Pas in de 18de en 19de eeuw kent het raadsel als afzonderlijke literaire vorm weer een opleving in de familiebladen, almanakken en jeugdlectuur. Veel Nederlandse raadsels zijn in versvorm overgeleverd (raadselvers). Een aantal ervan is te vinden, overigens zonder oplossingen, in J. van Vlotens Nederlandsche baker- en kinderrijmen (18944, p. 163-169). Vormen van raadsel zijn o.m. letterraadsel, beeldraadsel (rebus), homoniem (zie homonymie) en anagram. Tegenwoordig is het mythische karakter van het raadsel of enigma geheel verdwenen; wat rest aan het moderne raadsel is de recreatieve functie: hoewel het verstand wordt gescherpt, is de amusementswaarde primair (recreationele taalkunde). Lit: A.A. Aarne, Vergleichende Rätselforschungen, 3 dln. (1918-1920) A. Taylor, A bibliography of riddles (1939) A. Taylor, The literary riddle before 1600 (1948) M. Hain, Rätsel (1966) E. K. Maranda, ‘The logic of riddles’ in P. & E.K. Maranda, Structural analysis of oral tradition (1971), p. 189-232 W.J. Pepicello & Th.A. Green, The language of riddles. New perspectives (1984) D.E. van der Poel, ‘De minneraadsels uit Een niev Clucht Boecxken (ca. 1600) en enkele verwante teksten’ in Nieuwe taalgids 84 (1991), p. 431-477 G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 1 (1992), kol. 187-195 G. Gillespie, ‘The relevance of irrelevance: games and puzzles in the humoristic tradition since the Renaissance’ in Journal of literary studies (1995) 3-4, p. 62-81 T. Augarde, The Oxford guide to word games (20032) W. Braeckman, ‘Bijdrage tot de studie van het raadsel: gedrukte raadselboekjes’ in Volkskunde 105 (2004) 2, p. 121-145 E. Cook, Enigmas and riddles in literature (2006) A. Jolles, Eenvoudige vormen: legende, sage, mythe, raadsel, spreuk, casus, memorabile, sprookje, grap (vert., 2009).
|
|