Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdanachronieEtym: Gr. ana = terug, omhoog; chronos = tijd. Term die in het verhaalonderzoek wordt gebruikt om de verschillen aan te duiden tussen de schikking in de verhalende tekst (fabula/suzjet) en de chronologie van de geschiedenis. We hebben m.a.w. te maken met een afwijking van de chronologische vertelwijze. Vandaar de synonieme term: tijdsafwijking (tijd). Deze kan tot stand komen hetzij door retroversie (terugverwijzing, flashback), hetzij door anticipatie-1 (toekomstverwijzing, flashforward). Afhankelijk van de geïmpliceerde duur van het anticiperend of retroversief vertelde gedeelte, spreekt men van duratieve anachronie of punctuele anachronie: de tekst neemt ons voor een langere periode, resp. slechts voor een moment mee naar de toekomst of het verleden. Daarnaast maakt men onderscheid tussen subjectieve en objectieve anachronie, ook wel valse of echte anachronie genoemd: daardoor kunnen we bijv. de persoonlijke herinneringen (verleden) of verwachtingen (toekomst) van een personage onderscheiden van wat er ‘echt’ gebeurd is of zal gebeuren. Bij dit type afwijkingen van de chronologie spreekt men wel van ordo artificialis. In Couperus’ Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan (1906) zijn bij herhaling terugblikken naar de tijd in Indië en wat daar is voorgevallen opgenomen. Beets maakt bijv. in ‘De familie Kegge’ (Camera Obscura, 18513) veel gebruik van anticipatie. Maar tijdsafwijkingen komen in vrijwel alle verhalende teksten voor. Dit weerspiegelt een belangrijk cognitief mechanisme: het is typisch voor de menselijke geest om het heden steeds weer te willen verbinden met het herinnerde verleden (bijv. op basis van causaliteit en/of analogie) evenals met verwachte, verhoopte of gevreesde toekomstige ontwikkelingen. Men onderscheidt anachronie van het begrip achronie: in dat laatste geval zijn de tijdsaanduidingen zo onbepaald of verwarrend dat retroversies en anticipaties onmogelijk precies te situeren zijn. Anachronie mag zeker ook niet verward worden met anachronisme. Bij het toneel spreekt men bij handelingsaspecten met een vooruitwijzend of terugverwijzend karakter over respectievelijk prospectief aspect of retrospectief aspect. Lit: E. Lämmert, Bauformen des Erzählens (19756) G. Genette, Tijdsaspecten in de roman (1979) M. Bal, De theorie van vertellen en verhalen. Inleiding in de narratologie (19905), p. 64-65.
|
|