Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdanticipatie-1Etym: Lat. ante = voor, capere = nemen. Ook aangeduid als flashforward; andere synoniemen zijn vooruitwijzing, prolepsis (-4; Gr. het vooraf nemen) en hypophora (hypofoor/anthypofora). Techniek die verwijzingen naar de toekomst inlast in een verhaal, toneelstuk, film, enz. Er ontstaat aldus een afwijking van de chronologie in de vertelwijze (anachronie) door vooruit te lopen op de gebeurtenissen en iets aan de lezer mee te delen wat pas later zal gebeuren in het verhaal. Anticipatie wordt vaak gebruikt om spanning op te wekken, maar ook wel om latere ontwikkelingen voor te bereiden. In ‘De familie Kegge’ (Camera obscura, 18513) opent Beets bijv. een van de laatste hoofdstukken met de anticipatie: ‘Hildebrand, die door een samenloop van omstandigheden bestemd was om in deze geschiedenis een handelend persoon te worden’ om aan te geven dat de hoofdpersoon in het volgende tot actie zal overgaan om de verachtelijke Van der Hogen te ontmaskeren. In dit voorbeeld heeft de anticipatie een objectief karakter; er bestaan echter ook meer subjectieve en dus onzekere vooruitwijzingen naar de toekomst (bijv. de hoop of de vrees van een personage, die al dan niet bewaarheid zullen worden). Het onderscheid tussen enerzijds objectieve, toekomstzekere aankondigingen door een betrouwbare vertelinstantie en anderzijds subjectieve, toekomstonzekere anticipaties of gissingen vanwege personages heeft implicaties voor de spanning: terwijl de eerste de spanning verleggen naar het ‘hoe’ (het ‘wat’ wordt vooraf meegedeeld), verhogen de laatste veeleer de spanning in verband met wat er gaat gebeuren. In de dramatheorie spreekt men bij handelingsaspecten met een vooruitwijzend karakter over prospectief aspect. In de retorica spreekt men van (ant)hypophora wanneer een redenaar anticipeert op mogelijke objecties, door die zelf al bij voorbaat onderuit te halen (Du. Vorwegnahme). Zie ook flashback en retroversie. Lit: E. Lämmert, Bauformen des Erzählens (19756) G. Genette, Tijdsaspecten in de roman (1979) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 1 (1992), kol. 750-753.
|
|