Middelnederlandse geneeskundige recepten
(1970)–Anoniem Middelnederlandse geneeskundige recepten– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| ||||||||||||||||
Hoofdstuk II
| ||||||||||||||||
Beschrijving van Hs. 1272 van de Universiteitsbibliotheek te Gent | ||||||||||||||||
1. Het Handschrift zonder Tekst:Papier met watermerk: de eerste zes katernen (uitgenomen een paar folio's in katern 2: een anker met kruis (afmetingen 90 × 19 mm), | ||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||
komt overeen met De StoppelaerGa naar voetnoot2, plaat V, no 7 en vertoont gelijkenis (doch is hoger) met BriquetGa naar voetnoot3 no 377. Fols. 25-26 en fols. 47-48 in katern 2: een ossekop met kruis rechtop staande tussen de horens, gelijkend op (= niet identiek aan) Briquet no 14229. Fols. 36-37 en de laatste twee katernen van het Hs.: een anker, sterk verschillend van het hierboven vermelde, gelijkend op (= niet identiek aan) Briquet no 399. Afmetingen van de folio's: 284 × 203 mm. Die van de bladspiegels, afgeschreven met een droge naald, zonder liniëring: gemiddeld 224 × 158 mm. Het aantal regels per foliozijde varieert van 30 tot 33. Signaturen, reclamen en custoden ontbreken bijna geheel: alleen op de folio met potlood genummerd 112r (= vijftiende-eeuwse foliëring 1009r) is de reclame ‘die mi’, en op fol. 155r (= potlood; vijftiende-eeuwse foliëring 66r) de woorden ‘die mi doet’, zonder dat echter de daaropvolgende foliozijde met deze woorden aanvangen. De nummering van de folio's is gecompliceerd door verscheidene factoren. Eerst en vooral zijn er drie verschillende foliëringen in het Hs. aangebracht: 1) de oorspronkelijke, vijftiende-eeuwse nummering door de rubricator in de rechterbovenhoek van elke rectofoliozijde, doorlopend van 1 tot 96. Op te merken valt hierbij dat fol. 60 en 61 tweemaal met hetzelfde nummer zijn aangeduid. Na fol. 96 herbegint de foliëring echter en wel vanaf fol. 49, en loopt dan door tot 124 (geschreven 10024). Aan te stippen valt, in dit deel van het Hs., dat na fol. 59, fol. 62 volgt (fols. 60-61 ontbreken hier dus), dat na fol. 109 (geschreven 1009) fol. 111 (geschreven 100ij) volgt en dat ten slotte fol. 121 (geschreven 10021) tweemaal met hetzelfde nummer aangeduid werd. De onregelmatigheid met fol. 60-61 is gemakkelijk verklaarbaar (zie verder), de eigenaardigheid dat na fol. 96 niet - zoals men zou kunnen verwachten - fol. 97, maar wel fol. 49 volgt, zou kunnen doen denken aan twee verschillende handschriften, één van 96 folio's en een ander waarvan fols. 1-48 verloren gegaan zijn, die samengevoegd werden. Hiertegen is echter in te brengen dat deze breuk (tussen fol. 96 en fol. 49) niet tussen twee afzonderlijke teksten optreedt. | ||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||
2) Een zestiende-eeuwse foliëring: in het tweede deel van het Hs. (fols. 49-124) werden fols. 87-124 in schrift uit de 16de-eeuw met Romeinse cijfers in zwarte inkt genummerd van I tot XXXVIII. Deze nummering werd aangebracht in het midden van de bovenkantlijn van de rectofoliozijden. De foliator verantwoordelijk voor deze nummering, nummert de twee op elkaar volgende folio's door de rubricator aangeduid als 109 en 111, doorlopend (d.i. als XXIII en XXIIII), zodat hieruit blijkt dat de rubricator zich wellicht vergist heeft en dat er geen blad op die plaats uit het Hs. verdwenen is (deze opvatting wordt trouwens bewezen door de opbouw van het Hs., waarover verder); wel is er een zekere aarzeling geweest want naast XXIV staat (wellicht in een andere hand) ook XXV geschreven. 3) Ten slotte is er een gedeeltelijke potloodfoliëring uit de 19de-eeuw die wellicht door F.A. Snellaert is aangebracht. Deze foliëring is evenmin vrij van fouten: in het eerste stuk van het Hs. heeft men er zich immers mee vergenoegd de tweede folio 60 als 60bis aan te duiden (naast het nummer van de rubricator) en de tweede folio 61 en 61bis, voor het overige de vijftiende-eeuwse foliëring ongewijzigd latende. Na fol. 96 echter, waar de vijftiende-eeuwse foliëring met 49 verder gaat, werd in potlood naast 49 het nummer 97 toegevoegd en zo verder doorlopend tot het einde (het laatste blad is genummerd 170). Zoals uit het bovenstaande blijkt geeft geen enkele van deze drie foliëringen algehele voldoening, zodat we ons met de minst defecte moeten tevreden stellen: in de volgende bladzijden wordt dan ook van fol. 97 af - tenzij anders vermeld - steeds de potloodfoliëring gevolgd. Het eerste (fols. 1-24) en het tweede katern (fols. 25-48) bestaan elk uit 12 diplomata; het derde katern (fols. 49-72) bestond oorspronkelijk eveneens uit 12 diplomata, doch bij het inbinden werden bij vergissing fols. 60-61 uit katern 5 (zie verder) boven fols. 60-61 uit katern 3 ingebonden, zodat het derde katern nu 13 diplomata telt; het vierde katern (fols. 73-96) bestaat uit 12 diplomata; het vijfde katern (fols. 97-118) bestond oorspronkelijk eveneens uit 12 diplomata, doch fols. 60-61 werden in het midden van katern 2 ingebonden; nu omvat katern 5 dus 11 diplomata; het zesde katern (fols. 119-142) bestaat ook uit 12 diplomata; het zevende katern (fols. 143-166) eveneens; het achtste en laatste katern (fols. 167-170) bestaat uit slechts twee diplomata. Uit het voorgaande blijkt dat het Hs. - op het laatste katern na - oorspronkelijk uit katernen van elk 12 diplomata bestond. Ongenum- | ||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||
merde schutbladen: één diploma vooraan en één achteraan, waarvan telkens de ene helft op het plat van de band werd gekleefd. De opbouwformule van het Hs. is nu dus als volgtGa naar voetnoot4: 1 + XII2 + XIII + XII + XI + XII2 + II + 1, dus in totaal 172 genummerde bladen en twee schutbladen. | ||||||||||||||||
II. Het Hs. met Tekst:In het tweede katern is fol. 27v voor de helft onbeschreven. Eveneens onbeschreven zijn: de helft van fol. 74v in het vierde katern, de drie vierden van fol. 109v in het vijfde katern, de helft van fol. 113v in hetzelfde katern, de twee derden van fol. 132v in het zesde katern, het onderste vierde van fol. 155r in het zevende katern en van fol. 170r in het achtste katern. Volledig blanco is alleen fol. 155v in het zevende katern. De bladschikking vertoont grote regelmaat, zoals blijkt door het vrij constant aantal regels per foliozijde; de afgeschreven bladspiegel wordt slechts in geringe mate overschreden (alleen in de rechterkantlijn). Het Hs. is geschreven door één enkele hand in Gotisch cursief bastaardschrift, met Gotisch minuskelbastaardschrift voor de titels in een groot gedeelte van het Hs. (zie verder, bij structurering). Sporen van gebruik in latere eeuwen zijn: een paar woorden op fol. 83r (linkerkantlijn), op fol. 98v (bovenmarge) en op fol. 169r in een hand uit de 17de eeuw. In potlood werden op fol. 99r (bovenmarge) in de 19de eeuw enkele woorden uit een Latijnse uitgave van het werk van Lanfranc aangebracht. Op het ongenummerd schutblad vooraan (verso) staat in potlood: ‘Het watermerk in (sic) het anker, door Mr. de Stoppelaar beschreven onder no 7 van fol. vij. Ao 1446-1449’, en nog enkele andere nota's, verwijzend naar de tekst van het Hs. Op fol. 170v, die oorspronkelijk blank gebleven was, heeft een 17de-eeuwse hand enkele recepten toegevoegd. De vijftiende-eeuwse scribent maakt veelvuldig gebruik van de gewone afkortingen, o.a.:
| ||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||
Interpunctie werd door de scribent zeer weinig gebruikt. Alleen een dubbele punt, die als punt dienst doet, komt wel eens voor. De structurering van de tekst is geschied voor fols. 1-89 door rode lombarden, rode paragraaftekens en onderlijning met rode inkt. Vanaf fol. 90 bovendien door het schrijven van de opschriften der verschillende hoofdstukjes in Gotisch minuskelbastaardschrift (uitgenomen van fol. 156v tot het einde). Correcties zijn niet talrijk. Ze zijn aangebracht, hetzij door de scribent zelf, hetzij door de rubricator. Wat boven de regel toegevoegd werd (vergeten woorden of letters) is in dezelfde hand als de tekst zelf. Een stukje van fol. 83 (rechteronderhoek), fol. 109 (idem) en fol. 117 (idem) werd afgescheurd, zonder enig tekstverlies. Uit fol. 110 ontbreekt een stuk in het midden onderaan met verlies van een zevental woorden op elk van beide zijden van het blad. Enkele folio's vertonen vochtvlekken die echter de leesbaarheid van de tekst slechts weinig bemoeilijken: fols. 97-61bis, fols. 143-145 en fol. 159v. Enkele pentekeningen van chirurgische instrumenten komen voor op fol. 28v, 31r, 60bis, 88, 90r en 109v; plaats voor tekeningen werd opengelaten op fol. 61v en 130v. | ||||||||||||||||
III. Band:Het Hs. is gebonden (6 bindgaten) in een onversierde perkamenten band, geplakt op karton. Er zijn alleen resten over van de twee schaapslederen sluitriempjes. Op de rug, in een 18de-eeuwse of 19de-eeuwse hand (met inkt): ‘Heelkunde van Lanfranco’. | ||||||||||||||||
IV. Determinatie:Voor een datering kan men slechts steunen op het schrift dat zonder twijfel in de 15de eeuw thuishoort en op de watermerken. Daar deze watermerken echter niet in Briquet voorkomen kan ook deze hulpbron slechts iets bij benadering leren. Voor no 377 geeft Briquet als data op: 1439-1441, voor no 14229 de volgende uit de Nederlanden: Leiden 1449 en Holland 1454; voor no 399 de data 1449-1454 met vermelding van een variante uit Friesland uit 1451. De Stoppelaer heeft het merk op plaat VII no 7 aangetroffen op grafelijke rekeningen in Den Haag voor 1446 en 1447, en in een rekening te Krabbendijke voor het jaar 1449. Hieruit kan men - met de nodige omzichtigheid - besluiten dat het Hs. niet voor de tweede helft van de vijftiende eeuw geschreven werd, doch misschien kort na 1450. | ||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||
V. Geschiedenis van het Hs.:Het Hs. werd in 1862 door F.A. Snellaert gekocht op de veiling van P. Kockx te Antwerpen. Op het voorplat van de band is een knipsel uit een veilingcataloog (wellicht die van P. Kockx) geplakt. Hierop staat te lezen: 27 Kort na de dood van Snellaert (+ 3 VII 1872) werd het Hs. door de Gentse Universiteitsbibliotheek aangekocht waar het nu bewaard wordt als Hs. 1272. | ||||||||||||||||
VI. Literatuur betreffende het Hs.:Een zeer beknopte beschrijving van het Hs. komt voor in A. Derolez, Census van de Handschriften (Rijksuniversiteit te Gent, 6e aflevering, Gent, 1964). | ||||||||||||||||
VII. Overzicht van de inhoud:1. Fols. 1-132v De ‘Cyrurgie’ van Lanfranc van Milaan. Incip.: Explicit: Dit uit vijf boeken bestaande traktaat is de Grote Chirurgie van Lanfranc; het werd geschreven voor Philips de Schone op aanvraag van de professoren in de medicijnen. Andere Hss. waarin de Chirurgia magna voorkomt: Amsterdam Universiteitsbibliotheek Hs. IIF39; van een ander Hs. werden een paar jaar geleden verscheidene fragmenten door J. Deschamps ontdekt. Naar de heer J. Deschamps zo vriendelijk was mij mee te delen gaat het bij deze fragmenten om een oudere en betere versie van de tekst uit het Gentse handschrift dat hier beschreven wordt. Dezelfde Lanfranc van Milaan schreef ook nog een ander, ouder werk dat als de Chirurgia parva of de ‘cleine Lanfranc’ bekend is. Van dit kleine werk is eveneens een Mnl. vertaling bekend: ze komt voor in het Hs. British Museum, | ||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||
Londen MS. Harley 1684 (fols. 106-140). Er is ook een Leuvense druk van 1481 en een postincunabel door Willem Vorsterman in 1529 gedrukt. Zie ook verder bij de beschrijving van Hs. Parijs, Arsenal 8216. Ten onrechte werd in het verleden ook gedacht dat een tekst van de ‘cleine Lanfranc’ voorkwam in Hs. Cambridge, St. John's College, Hs. A.19 (2e deel) waarvan een 19e eeuws afschrift van J. Carolus voorhanden is in de K.B. Brussel, Hs. 21834. Deze tekst heeft echter met Lanfrancs chirurgia parva niets gemeensGa naar voetnoot5. Het is een ander chirurgisch traktaat dat trouwens grote overeenkomst vertoont met de ‘Slotel van Surgien’ die voorkomt in K.B. Brussel, Hs. 4260-63 (fols. 38r-51v). Ten slotte dient nog vermeld dat een fragment van de Chirurgia magna (de eerste twee boeken) ook voorkomt in het reeds hierboven vermelde Hs. Harley 1684 waar het aan de vertaling van ‘den cleinen Lanfranc’ voorafgaat. Cf. M. Tabanelli, La Chirurgia italiana nell'alto medioevo. Guglielmo - Lanfranco (Biblioteca della ‘Revista di Storia della Scienze Medici e Naturali’, Vol. XV, Firenze, 1965).
2. Fols. 133r-136v Een traktaat over de urine. Incipit: Explicit: Vgl. no 5 en Hs. Arsenal 8216. Zie ook J. Munk, Een Vlaamsche Leringe van Orinen, pp. 53-55, en G. Keil, ‘Das Arzneibuch Ortolfs von Baierland’, Sudhoffs Archiv XLIII (1959), 20-60. Deze tekst werd met uitvoerige commentaar door mij uitgegeven (in samenwerking met G. Keil): ‘Die “Vlaamsche leringe van orinen” in einer niederfränkischer Fassung des 14.Jahrhunderts’, Niederdt. Mitteilungen XXIV (1968), 75-125.
3. Fols. 136v-155r Een verzameling losse geneeskundige recepten.
4. Fols. 156v-159v Een verzameling losse, meestal geneeskundige recepten en korte tekstjes.
5. Fol. 160r Een kort traktaatje over de urine. Incipit: Explicit: | ||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||
Vgl. hierboven no 3 en de aantekening daarbij. Er is een gedeeltelijke overeenkomst met J. Munk, O.c., pp. 78-81.
6. Fols. 160r-170r Losse geneeskundige recepten.
7. Fol. 170v Een achttal geneeskundige recepten in een andere, onbeholpen vijftiende-eeuwse hand.
In de hier geboden uitgave werden alle vijftiende-eeuwse recepten uit dit Hs. opgenomen, d.w.z. de tekstjes hierboven vermeld onder no 3, 4, 6 en 7 (recepten nrs. 1-737h). | ||||||||||||||||
VIII. Dialectkenmerken:In haar geheel genomen doet de taal sterk Gents aan, alhoewel het voorkomen van er naast ar meer naar het zuidoosten van Gent wijst. Het werkwoord zullen luidt doorgaans sullen, ghi sult, doch 308 selen, ghi selt (30); de grens tussen sullen en selen verloopt in Oost-Vlaanderen ongeveer langs de Schelde, zo nochtans dat Gent sullen heeft, en Aalst zowel sullen als selen. De klank u in wulf (333) komt nog voor tot en met het gebied ten zuidoosten van Gent; Aalst, Oudenaarde, enz. hebben wolf. Zo komt ook buc (92) voor, zoals dit te Gent het geval is; verder oostwaarts komt buc naast boc voor. Gewoonlijk komt in de recepten 1-737 up voor, soms op, dus zoals te Gent en te Aalst. Kenmerkend voor Gent is ook rugghe (54); hiernaast komt echter ook rogghe (466) voor, zoals te Aalst. Gent heeft pit naast put (32); verder zuidoostwaarts put. In 154 enz. komt swert naast zwart (378), terwe (195) naast tarwe (441), herde (269) naast harde (298) met toch weer merte (341) voor. Gent heeft hier ar, Aalst er. Men kan uit het bovenstaande besluiten dat naar alle waarschijnlijkheid de scribent van recepten 1-737 afkomstig was uit de streek tussen Gent en Aalst. Het dialect van de recepten 737 a-h is totaal verschillend. Vormen als borssesneijder (met diftongering van i>ei), blomkens, segen, perden en crausalue zijn Brabants; luttel is Oostbrabants (en Hollands). De dialectkenmerken wijzen dus op Oostelijk Brabant. | ||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||
Beschrijving van Hs. 8216 van de Bibliothèque de l'Arsenal te Parijs | ||||||||||||||||
I. Het Hs. zonder Tekst:Gedeeltelijk papier met watermerk, een klein deel perkament. PapierGa naar voetnoot6: Ongenummerde folio vooraan en achteraan, voor de helft geplakt respectievelijk op het voor- en op het achterplat: een ossekop met kruis tussen de horens, sterk gelijkend op (= niet identiek aan) Briquet no 14257. De eerste vijf genummerde katernen (fols. 1-50): een eenhoorn in vorm enigszins gelijkend op (helemaal niet identiek met) Briquet no 9982. De bladen uit het zevende katern en de volgende folio's (katernenopbouw niet meer te bepalen) (fols. 59-84): posthoorn, sterk gelijkend op (misschien variant van) Briquet no 7676. Perkament: het zesde katern (fols. 51-58). Afmetingen der folio's: ± 213 × 283 mm. Die van de bladspiegels: in het papieren gedeelte variërend van 143/195 × 200/243 mm; in het perkamenten gedeelte: 145 × 205/210 mm. De afschrijving is ook sterk verschillend: voor fols. 1-50 met inkt, zonder liniëring; voor fols. 51-58 is er noch afschrijving noch liniëring; voor fols. 59-74r afschrijving met inkt, zonder liniëring; voor fols. 74v-81r noch afschrijving noch liniëring; het onderste deel van fol. 81r: afschrijving met inkt voor de eerste kolom, voor de tweede geen; van fol. 81v tot het einde: afschrijving met de droge naald, zonder liniëring. Custoden en signaturen ontbreken; reclamen komen voor op het einde van het 2e, 3e en 4e katern, d.i. op fols. 14v, 26v en 38v. De nummering van de folio's werd in de 19de eeuw met inkt aangebracht in de rechterbovenhoek van elke rectozijde. Het oorspronkelijke ongenummerd schutblad achteraan werd met potlood (later?) 85 genummerd (eveneens in de rechterbovenhoek). Het eerste (genummerd) katern bestaat uit 1 folioblad (fols. 1-2); het tweede, derde, vierde en vijfde katern (fols. 3-50) tellen elk zes foliobladen; het zesde katern bestaat uit vier folio's (fols. 51-58); voor de overblijvende bladen (fols. 59-84) zijn de katernen geschonden en is de opbouw niet meer met zekerheid vast te stellen. Na fol. 73 ontbreekt een gedeelte; de huidige folio 62 is op een verkeerde plaats ingelast. | ||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||
De opbouwformule voor fols. 1-58 en voor de ongenummerde schutbladen (met een asterisk in de hiernavolgende formule) is als volgt:
dus in totaal 84 met inkt genummerde bladen en twee schutbladen. Samenvattend kan men besluiten dat het Hs., zoals het zich nu te Parijs bevindt, bestaat uit drie afzonderlijke delen die nog in de middeleeuwen tot één handschrift samengevoegd werden: een 1e deel (papier): fols. 1-50v; een 2e deel (perkament, onvolledig bewaard): fols. 51-58, en het 3e deel, slechts fragmentarisch bewaard (papier): fols. 59-84. | ||||||||||||||||
II. Het Hs met Tekst:Het ongenummerd schutblad vooraan in het Hs. is voor de helft onbeschreven en fol. 84r is geheel blank. De bladschikking vertoont een grote afwisseling zoals blijkt uit het sterk variërend aantal regels per bladzijde: van 36 tot 55. De tekst op fols. 1v-50v is geschreven in twee kolommen. Dit is ook het geval voor het onderste deel van fol. 81r. De overige bladen zijn alle geschreven over de ganse breedte van de bladspiegel (dus niet in twee kolommen). Deze bladspiegel wordt slechts zelden overschreden in fols. 3-50 en fols. 59-74r; op de overige bladen wat meer. De tekst van het Hs. is geschreven door verscheidene handen in Gotisch cursief bastaardschrift, zes uit de middeleeuwen en ten minste één uit de 16de eeuw; deze laatste hand schreef enkele regels op het schutblad (recto) vooraan, voegde enkele randnota's toe op fols. 3-50r, 51-58 en 74-82 en ook een deel van de tekst op fol. 83r. Eenzelfde 15de-eeuwse hand schreef fols. 1v-2v en enkele toevoegingen onderaan op fol. 50r en gans fol. 50v; ook een toevoeging op fol. 62r en 81r onderaan. Een tweede hand uit dezelfde eeuw schreef fols. 3r-50r; een derde hand, wellicht de oudste die in het Hs. voorkomt en wellicht nog in de 14de eeuw te dateren is, schreef het perkamenten gedeelte (fols. 51-58). Een vierde hand (15de eeuw) schreef de teksten op fols. 59r-73v; een vijfde de teksten op fols. 75-81r en nog een andere die op fols. 81v-82v. De verscheidene scribenten maken gebruik van de gewone afkortingen; o.m. van de volgende:
| ||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||
Interpunctie werd door de scribenten bijna niet gebruikt. Alleen op fols. 59-73v komt wel eens een punt of een dubbele punt voor. In het perkamenten gedeelte (fols. 50-58v) echter zijn de punten betrekkelijk talrijk. De structurering van de tekst is zeer verschillend naargelang van de hand die hem schreef: op fols. 1v-2v: opschriften en ook elk nieuw recept op een nieuwe regel; een enkele maal is een opschrift bovendien onderstreept en twee recepten werden door een lijn van elkaar gescheiden; op fols. 3-50r: een grote versierde beginkapitaal op fol. 3r, verder vele rode paragraaftekens en met rood doorstreepte letters; de opschriften van elk kapittel staan in rubriek (in Gotisch minuskel-bastaardschrift). Op fol. 50r (het onderste derde) en fol. 50v: gedeeltelijk zwarte paragraaftekens en gedeeltelijk opschriften op afzonderlijke regel. Op fols. 51r-58v: een grote hoofdletter in goud bij het begin der twee traktaatjes die in dit deel voorkomen. Op fols. 59r-73v: rode paragraaftekens en rode doorstrepingen van de zwarte hoofdletters. Op fol. 74 krijgt elk nieuw recept een nieuwe regel; fols. 75r-81r: de beginkapitaal in rubriek, elk recept verder voorafgegaan door een rood paragraafteken, soms staat het opschrift van een recept ook wel op een afzonderlijke regel. Op fol. 81r (onderaan) staat elk nieuw recept op een nieuwe regel; op fols. 81v-82v is dit eveneens het geval, doch hier staat bovendien een zwart paragraafteken in de kantlijn naast elk recept. De correcties zijn weinig talrijk en werden ofwel door de scribent zelf of door de rubricator aangebracht. Noemenswaardig geschonden bladen komen niet voor; wel zijn de eerste bladen (fols. 1r en 84v) vuiler dan de overige doch dit belet de leesbaarheid niet. Hetzelfde geldt ook voor de vochtvlekken die voorkomen b.v. op fol. 58 en op fols. 72-82. Voor de tekeningen die in dit handschrift voorkomen, zie inhouds-overzicht. | ||||||||||||||||
III. Band:Het Hs. is ingebonden in een houten band uit de 16e eeuw met bruin kalfsleder overtrokken. Op deze band stempeldruk: twee verticale rijen dierenmotieven, elk ervan in een cirkeltje, zijn gescheiden door een middenstrook waarop de woorden: Iacobus Illvminator. Rond het geheel een band van gestileerde plantmotieven. Tussen de bovenste twee en de onderste twee afdrukken van de stempel komt | ||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||
een horizontale band van een dierenmotief voor, dat tienmaal herhaald wordt. Deze stempel (60 × 84 mm) werd viermaal herhaald, zowel op de voor- als op de achterzijde van de band. De rug heeft vijf ribben. Een gedeeltelijk bewaard papieren etiket draagt de volgende met inkt geschreven tekst: ‘Livre de / Medicine / en / Langue Be[lge]’. | ||||||||||||||||
IV. Determinatie:Voor de datering van het handschrift kan men steunen op het schrift en op de watermerken; dit laatste natuurlijk alleen voor de papieren gedeelten. Het deel op perkament is - naar het schrift te oordelen - waarschijnlijk het oudste en dient op het einde van de veertiende eeuw gedateerd worden; de overige delen dateren volgens het schrift uit de vijftiende eeuw. De watermerken, hoewel niet precies in dezelfde vorm voorkomend in Briquet, geven toch enig houvast: voor no 14257 geeft Briquet vindplaatsen op van 1469 tot 1472; voor no 9982 van 1409 tot 1414 en voor no 7676 van 1396 tot 1469. Dit zou er kunnen op wijzen dat op het perkamenten gedeelte na, fols. 1-50 de oudste delen van het Hs. vertegenwoordigen. Op fol. 74v leest men onder een tabel (zie het inhoudsoverzicht) die het jaar 1408 als uitgangspunt neemt, de volgende nota: ‘Item int Jaer ons heern dusent CCCC hondert ende lviij doe wast op XV ende tander jaer deran...’. Op fol. 84v treft men ook het jaar 1489 aan. Blijkbaar werden gedurende een groot gedeelte van de vijftiende eeuw aanvullingen in het Hs. aangebracht, zoals trouwens ook blijkt uit het aantal verschillende handen. Voor het grootste gedeelte lijkt het Hs. geschreven te zijn in de tweede helft van de vijftiende eeuw, wellicht zelfs in het laatste kwart. | ||||||||||||||||
V. Geschiedenis van het Hs.:Op het einde van de 15de eeuw (of het begin van de 16de eeuw) was het Hs. in het bezit van een medicijnmeester die Jan van Utrecht heette. Dit blijkt uit notities op fol. 84v en op het ongenummerd schutblad achteraan in het Hs. (zie verder bij het inhoudsoverzicht). Daarna kwam het in het bezit van het klooster van de Penitentenpaters van O.-L.-Vrouw van Nazareth dat tot aan de Franse Revolutie te Parijs bestond. Dit blijkt uit een klein ovaal stempeltje dat met rode inkt op het ongenummerd schutblad vooraan in het Hs. werd aangebracht. Op dit stempeltje komen de letters voor: CONV. NA- | ||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||
ZAR.. De bibliotheek van dit klooster werd in 1789 in beslag genomen en het geneeskundig Hs. belandde samen met verscheidene andere in de kort nadien opgerichte Bibliothèque de l'Arsenal waar het tot op heden bewaard wordt. | ||||||||||||||||
VI. Literatuur betreffende het Hs.:
| ||||||||||||||||
VII. Inhoud:1. Schutblad (ongenummerd): allerlei. - op de rectozijde: op deze oorspronkelijk blank gebleven zijde werden in de 16de eeuw drie recepten toegevoegd, waarvan de taal sterk Nederduits gekleurd is. - op de versozijde: enkele Latijnse woorden en een ruwe pentekening van een naakte man en eronder een naakte vrouw, waarop misschien de ernaast staande eigenaardige verzen betrekking hebbenGa naar voetnoot7 die we hier laten volgen:
is in groter noot
is leuende doot
heeft den cloot ghespelt
Daer nv menich herte om quelt
ghesellen die den cloot heeft in de bane
Siet dat ghy en set wel effen aene
ende siet dat ghi na v stecken siet
Want den lesten cloot en leyt noch niet.
De onderste helft van het blad is gevuld met een pentekening van een boomtak, met een vrucht (?) en vier bladeren. Op de versozijde van het laatste van enkele later toegevoegde blancobladen werd een blad uit een (post)incunabel gekleefd: Incipit: | ||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||
pater nosteren diemen deuotelic segghen sol voer die sieken die in haer leste vonnesse ligghen ...
2. Fol. 1r Tekening van Christus aan het kruis, bloed stromend uit handen en voeten. Op de plaats van het hart staat een oog getekend; onder de voeten is een hond (of draak?) afgebeeld.
3. Fols. 1v-2v Geneeskundige recepten en enkele notities, deze laatste vooral in verband met de lengte van de dagen.
4. Fols. 3r-4r Opsomming en verklaring van Latijnse technische termen (met hun Mnl. vertaling), ter aanduiding van ziekteverschijnselen. Incipit: In de bovenrand staat in een andere hand het volgende vierregelig versje: nou nov
Wilstu oec leren medecyn
Ende een wijs arsater syn
Macer heeftet al bescreuen al
Hoemen daer toe comen sal.
5. Fol. 4r Na het voorgaand traktaatje werd een lang recept geschreven: om ‘quaet haer vut te winnen...’
6. Fols. 4r-50r Een anoniem geneeskundig traktaat, voorafgegaan door een inhoudstafel die 216 capitula vermeldt. In feite is het traktaat echter nog uitvoerigerGa naar voetnoot8. Op het einde werden nog vier Latijnse recepten toegevoegd. Incipit:
7. Fol. 50r-v Losse geneeskundige recepten (in dezelfde hand als die hierboven vermeld onder no 3). 8. Fols. 51r-52v Urinetraktaat volgens de leer van Avicenna en Galenus. Incipit: | ||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||
Zie ook het inhoudsoverzicht van het Gentse Hs. hierboven, en no 9 hieronder. Verder kan men raadplegen:
9. Fols. 52v-58v Een urologisch traktaat, getiteld Vrina egidij, d.i. Aegidius Corboliensis (12de eeuw), die een Liber de urinis, carmina de urinarum judiciis schreef. De oorspronkelijke Latijnse tekst en een Franse vertaling vindt men in C. Vieillard, L'Urologie et les médecins urologues dans la médecine ancienne (Parijs, 1903). Incipit: Met Theophilus is Theophilus monachus bedoeld, de schrijver van een boek over de urine; ‘Ysaac’ is Isaac Judaeus, een Joods auteur uit de 10de eeuw. Voor dit traktaatje zie no 8 hierboven, en ook Brussel, Koninklijke Bibliotheek Hs. 15624-41, fols. 48-51v; Gent, Universiteitsbibliotheek, Hs. 1273, fols. 127r-138; Parijs, Bibliothèque nationale, Ms. néerl. 54, fols. 36-41. Dit traktaatje eindigt op fol. 58r. Hierop volgt nog Van sweten (fol. 58r-v). Tussen fol. 58 en 59 ontbreekt ten minste een blad: het einde van fol. 58v is de titel: Vanden teylen die men neemt bi den puesten.
10. Fols. 59-73v De ‘Cyrurgie’ van lanfranc van milaan. Na een tafel ‘bi capittelen’ op fol. 59r-v, volgt de eigenlijke tekst: Incipit: Dit is de zg. ‘clene lancfranc’. Zie bij het inhoudsoverzicht van het Gentse Hs. hierboven. De versie van het werk zoals het hier voorkomt is onvolledig bewaard: het laatste blad is niet fol. 73v dat eindigt met de aanvangswoorden van het kapittel Vanden vergaderden medicinen ongentum album rasis: ... zo vele was ende vanden vorseiden semplen dinghen hout een deel wel ghepuluert ende rosina ende was elx ana .j. deel die wel ghe Het laatste blad van de ‘cyrurgie’ is nu genummerd fol. 62 dat verplaatst geraakte en bovendien achterste voren ingebonden werd. Dit | ||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||
blad heeft op de versozijde (nu de rectozijde) het volgende explicit: ... ende mi zonder ghenade die welke moet sijn ghebenedijt in die werelt der werelt wijt AMEN De gegeven datum slaat niet op de vertaling doch op de datum waarin het werk door Lanfranc beëindigd werd. Tussen fol. 73 en fol. 62 zijn een aantal bladen verloren gegaan.
11. Fol. 74r Losse geneeskundige recepten en een paar aantekeningen over de uren maneschijn (in dezelfde hand als no 3 hierboven).
12. Fol. 74v Tabel van het teken van de dierenriem waarin de maan zich bevindt, getiteld: Tabula 12. signorum. Deze tabel bevat aanwijzingen voor de gunstige dagen voor het aderlaten e.d.: Incipit:
13. Fols. 75r-82v Geneeskundige recepten in twee verschillende handen.
14. Fol. 83 Enkele verzen en een tabel, in een 16de-eeuwse hand. Links bovenaan: Dit syn die xvij kersten coningen ... Naast deze lijst de volgende verzen:
God gruet v maria dusentich m.m. stont
Mitter bootscappen die v was cont
Wt des heilich enghels gabriels mont
God gruet v maria dusentich m m stont
In dyns heren herten gront
God gruet v maria dusentich m m stont
Maect myn siel ende lyf ghesont.
Het overblijvende deel van dit blad en ook de versozijde van het blad bevat een tabel om de datum van Pasen te vinden gedurende de periode 1505-1559. Op de versozijde komt ook hetzelfde plantmottief voor als op het ongenummerd schutblad vooraan (zie hierboven no 1).
15. Fol. 84 Enkele verzen en aantekeningen De rectozijde is blank. Op de versozijde komt o.m. voor: - Alsmen scrijft dusent vijfhondert ende xlvi so coemt sent jorisdach opten goeden vrijdach | ||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||
- Segt my scoen lief quomodo
sal ic niet mynnen voer quasy modo
Ic bid v doch mit hertsen vro
laet quasi ende neemt modo
- Item Int Jaer do men screef M CCCC ende LXXXIX doe waren deken ende ghezwooren Jan wyns ende peter ghijs ende claes ...rgen ende Jan van haueren ah ghezworen doe ontfinghen sy meyster Jan van vtrecht op des heylich sacraments dach als voer een ambachtsman.
16. Schutblad (oorspronkelijk ongenummerd) Enkele pentekeningen en een aantekening. Ruwe tekeningen van mannekoppen, enkele krabbels en op de rectozijde de volgende notitie:
Dyt Boeck hoert meyster Jan van vtrecht die dit
vynt gheeft hem weeder om gods wille
die dit wynt (sic) die gheeft hem weder
of die deuel sal hem stoten neder
In de hier geboden uitgave werden de recepten die in dit Hs. voorkomen (zie hierboven no 3, 5, 7, 11 en 13) genummerd van 738 tot en met 988. | ||||||||||||||||
VIII. Dialectkenmerken:De taal is Centraalhollands. Zeer typisch is het diminutief: riemgen (750), roeswatergen (754), lepeltgen (760), doecgen (806), stocgen (810), oechgen (812), dus precies zoals te Leiden, Rotterdam, Alkmaar, enz. Zeer kenmerkend is eveneens de apocope van de eind-e: haselnoet (740), die daech (743), maech (745), keel (746), enz. Karakteristiek zijn verder ook nog: botter (782), ghi selt (739), sel (747), si sellen (937). Met dit alles in overeenstemming is: u in luttel (751), dunne (843) en stucken (846); ie in vier (769); ei in cleyn (738), geytenmelc (776), onreine (867), vleisch (868); de spelling ue naast oe: rueren (837) en roeren (843); de bewaarde ft: after (747), saft (810), ghecoft (787); jou voet (812) naast uwen hals (758); nie in nye was (814), mit (739) en mer (740), vuel (745). In dit verband mag er hier aan herinnerd worden dat een vroege bezitter van het Hs. waarin de recepten 738-988 voorkomen, Jan van Utrecht heette (zie hierboven, inhoudsoverzicht no 16). | ||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||
Beschrijving van Hs. IV 205 van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel | ||||||||||||||||
I. Het Hs. zonder Tekst:Dit manuscript is zeer heterogeen van samenstelling: 1) Vooraan een ongenummerd perkamenten schutblad (± 360 × 267 mm). 2) Hierop volgen 14 folio's (150 × 212 mm) papier uit de 17de eeuw, zonder watermerk. De samenstelling der katernen is niet meer te achterhalen. Op fol. 5r is een klein ongenummerd stukje papier gekleefd dat eveneens uit de 17de eeuw dateert. 3) Een los blad papier uit de 18de eeuw (215 × 145 mm). Op de binnenrand is een klein deel van een watermerk zichtbaar, te klein evenwel om identificatie toe te laten (fol. 15). 4) Drie bladen papier afkomstig uit een ander handschrift (fols. 16-18). Watermerk: gespannen boog met pijl: Briquet no 786. 5) Het overblijvend deel van het Hs. (fols. 19-28): papier uit de 17de eeuw, zonder watermerk: de opbouw van de katernen is niet meer met zekerheid te bepalen. De moderne potloodfoliëring midden in de bovenrand van iedere rectozijde gaat van 1 tot 28; het perkamenten blad vooraan werd niet genummerd. Op fol. 15r staat in inkt, rechts bovenaan op het blad, in middeleeuws schrift: 34: dit blad is dus afkomstig uit een codex die ten minste 34 bladen moet geteld hebben. Fols. 19 e.v. dragen een oude nummering in inkt in de rechterbovenhoek, gaande van 72 tot en met 78; fol. 26r draagt het nummer 90, in een oude hand geschreven. Uit het bovenstaande blijkt dat Hs. IV 205 een verzameling is van losse bladen en fragmenten van katernen die oorspronkelijk tot ten minste drie verschillende handschriften behoorden, twee middeleeuwse en ten minste één uit de 17de eeuw. | ||||||||||||||||
II. Het Hs. met Tekst:Bijna geheel blank zijn fols. 3, 4 en 7v. Totaal blank zijn fols. 6v en 7r. Voor de bladschikking moeten we onderscheid maken tussen de teksten uit de 15de eeuw en die uit de 17de eeuw: in de middeleeuwse gedeelten is de tekst met regelmaat over het blad verdeeld en ook de lengte van de regels is ongeveer dezelfde. Reclamen en custoden komen niet voor. Het middeleeuwse gedeelte (fols. 15 en 16-18) werd in één enkele hand geschreven, in Gotisch cursief bastaardschrift. Op fol. 15 komen paragraaftekens en onderstrepin- | ||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||
gen in rubriek voor; op fols. 16-18 zwarte en rode paragraaftekens en onderstrepingen in rubriek. Op fols. 15-18 werd bij elk recept een hoofdwoord eruit in de kantlijn herhaald, meestal met rood onderstreept. Het ongenummerd schutblad is geschreven in twee kolommen in Gotisch boekschrift, met rode en blauwe kapitalen. De afkortingen in het middeleeuwse gedeelte zijn dezelfde als die vermeld bij de twee voorgaande Hss. (zie hierboven). Interpunctie werd door de scribent weinig gebruikt (alleen uitzonderlijk een punt). Ook de correcties zijn weinig talrijk. Het 17-de eeuwse gedeelte (fols. 1-14 en fols. 19-28) zijn weinig zorgzaam geschreven in een enkele hand. Tussen de onderscheiden recepten werd een kleine afstand gelaten, doch de bladverdeling en de lengte van de regels maakt een slordige indruk. Op fols. 1-14 is het bovenste gedeelte van de bladen door water gehavend, zonder echter de leesbaarheid noemenswaardig te hinderen. Van fols. 27-28 is alleen het onderste derde bewaard, de rest werd afgescheurd. | ||||||||||||||||
III. Band:Het ongenummerd perkamentblad heeft zeer waarschijnlijk vele jaren dienst gedaan als omslag voor het Hs. De buitenzijde ervan is geheel verkleurd en onleesbaar geworden. Een paar jaar geleden werd deze oude omslag als schutblad vooraan in het Hs. gebonden en vervangen door een lederen band en een cassette. | ||||||||||||||||
IV. Determinatie:Voor de determinatie van het deel dat uit de 17de eeuw dateert helpen enkele aantekeningen op fol. 1r waar men o.m. leest: Catarina fa mea nascebatur xij aprilia meredie anno 88. Franciscus filius meus nascebatur xiiij octobris ... anno 89. Daar de hand waarin deze en dergelijke aantekeningen geschreven zijn, dezelfde is als die van de ganse receptverzameling, mogen we het ontstaan van de collectie in de laatste decennia van de 17de eeuw plaatsen. Voor de enkele bladen uit de middeleeuwen geeft alleen het watermerk op fol. 17-18 enige aanduiding: voor no 786 geeft Briquet slechts een vindplaats op, gedateerd 1372. Dit kan als een datum post quem voor deze folio's beschouwd worden, vermits het schrift eerder op het begin van de 15de eeuw blijkt te wijzen. | ||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||
V. Geschiedenis van het Hs.:Dit handschrift is afkomstig uit het bezit van Willem de Vreese. Op het plat van de band komt zijn ex-libris voor. De Koninklijke Bibliotheek te Brussel heeft het Hs. uit De Vreeses verzameling aangekocht. | ||||||||||||||||
VI. Literatuur betreffende het Hs.:
| ||||||||||||||||
VII. Overzicht van de Inhoud:1. Het ongenummerd schutblad: Fragment uit een Latijns psalmboek.
2. Fols. 1-14 Allerlei aantekeningen en geneeskundige recepten.
3. Fol. 15 Fragment uit een aderlaattraktaat. Incipit: Explicit:
4. Fol. 16r Losse geneeskundige recepten.
5. Fols. 16v-17r Fragment van een urinetraktaat. Incipit: Explicit: Vgl. hierboven Hs. 8216 van de Bibliothèque de l'Arsenal, Inhoudsoverzicht no 8 en 9.
6. Fol. 17r Beknopte aanduiding in het Latijn van de tekenen van de dierenriem en van de delen van het menselijk lichaam die ze regeren. Hierna volgen de woorden: Aue regina celorum mater regis ... salute fidelium.
7. Fols. 17v-18v Losse geneeskundige recepten.
8. Fols. 19-28 Verzameling geneeskundige recepten, met enkele nota's in de kantlijn, deze laatste in een latere hand. In de hier geboden uitgave werden alleen de middeleeuwse recepten opgenomen, d.i. no 4 en 7 uit het bovenstaand inhoudsoverzicht (recepten 989 tot en met 1033). | ||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||
VIII. Dialectkenmerken:Voor zover het klein aantal recepten het toelaat, kan men vaststellen dat de taal dialectische kenmerken vertoont die sterk herinneren aan die van de recepten uit het Gentse handschrift (1-737). In hun geheel genomen wijzen de dialectkenmerken naar Gent of de streek onmiddellijk ten Z.O. van deze stad. Daarop wijzen de afwisseling up en op, dwater (996), vol (1011) naast hantvul (1013), sullen (1029). | ||||||||||||||||
Beschrijving van Ms. Néerlandais 127 van de Bibliothèque nationale te Parijs | ||||||||||||||||
I. Het Hs. zonder Tekst:Papier met watermerk: een ossekop met kruis tussen de hoornen, identiek aan Briquet no 14179. Afmetingen der folio's: oorspronkelijk 210 × 140 mm, nu afgesneden tot 197 × 135 mm. De bladspiegel werd niet afgeschreven; er is ook geen liniëring. Het aantal regels is zeer regelmatig: van 28 tot 30 per bladzijde; de regels hebben alle ongeveer dezelfde lengte. Reclamen, custoden en signaturen ontbreken. De folio's zijn genummerd met potlood, in de rechterbovenhoek van de rectozijden, in een 20ste-eeuwse hand. Het Hs. bestaat in zijn huidige toestand slechts uit een enkele katern van zes diplomata, d.i. 12 folio's, genummerd van 1 tot 12. Dit katern maakte oorspronkelijk deel uit van een groter geheel, zoals blijkt uit het afbreken van de tekst in het midden van een zin, op het einde van fol. 12v (zie inhoudsoverzicht). | ||||||||||||||||
II. Het Hs. met Tekst:Folio 6v is voor de helft onbeschreven. De bladschikking vertoont grote regelmaat, zoals blijkt uit het vrij constant aantal regels per foliozijde. Het Hs. is geschreven door een enkele hand in Gotisch cursief bastaardschrift. De enige versiering van de tekst is de grote beginkapitaal op fol. 1r (in rubriek) en op fol. 7r waar de titel zowel als de beginkapitaal in rubriek geschreven werden. De scribent maakt gebruik van de gewone afkortingen:
| ||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||
Interpunctie werd door de scribent slechts uitzonderlijk gebruikt: een punt komt een paar keer voor. De structurering van de tekst is geschied door voor elk recept een nieuwe regel te beginnen. Correcties zijn betrekkelijk talrijk, alle zijn echter door de scribent zelf aangebracht. Het handschrift is zeer goed bewaard, alleen bij het inbinden werd op fol. 1 een deel van een woord weggesneden. | ||||||||||||||||
III. Band:Het handschrift werd in de 20ste eeuw ingebonden in een half-linnen kartonnen band met papier beplakt. Op de rug, in de lengterichting, een papierstrook met de woorden: Evangile de Nicodème. | ||||||||||||||||
IV. Determinatie:Het gebruikte schrift wijst op de vroege vijftiende eeuw als de periode waarin het Hs. ontstaan is. Voor het watermerk no 14179 geeft Briquet vindplaatsen op van 1434 tot 1439. Het Hs. mag dus gedateerd worden in het tweede kwart van de vijftiende eeuw. | ||||||||||||||||
V. Geschiedenis van het Hs.:Over de geschiedenis van dit Hs. is mij alleen bekend dat het zich reeds ten tijde van het tweede Franse keizerrijk in de Bibliothèque nationale te Parijs bevond. | ||||||||||||||||
VI. Literatuur betreffende het Hs.:Dit handschrift werd nog nergens vermeld noch beschreven. Het komt niet voor in G. Huet, Catalogue des manuscrits néerlandais de la Bibliothèque nationale (Parijs, 1886), alhoewel het zich ten tijde van Huet in de Bibliothèque nationale bevond. Pas in de laatste jaren kreeg het Hs. een nummer toegewezen. | ||||||||||||||||
VII. Overzicht van de Inhoud:1. Fols. 1-6v Verzameling losse, geneeskundige recepten.
2. Fols. 7r-12v Fragment uit een Mnl. Versie van het apocriefe evangelie van Nicodemus. Incipit: Explicit (imperf.): | ||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||
VIII. Dialectkenmerken:De taal vertoont evenals de recepten 738 - 988 Centraalhollandse kenmerken, wellicht iets meer westelijk dan in de zoëven genoemde receptengroep. Men lette op vormen als butter (1063), doch boter (1120); sticken (1123) wijst eveneens meer naar de Hollandse kuststreek. Centraalhollands zijn ook de diminutiva sachgen en sacgen (1123). Hollands zijn eveneens: ei in vleysch (1051), weytemele (1056), beteikent (1066), cleine (1104), doch ie in stien (1105); sellen (1037), saft (1056), de spelling ue in gueden (1038); vier (1042), lude (1044) en mit en hoir (1034). | ||||||||||||||||
Beschrijving van Handschrift II 2106 van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel | ||||||||||||||||
I. Het Hs. zonder Tekst:Het handschrift bestaat uit drie oorspronkelijk onafhankelijke Hss. die in later tijd tot een enkel manuscript samen ingebonden werden. Alle drie zijn ze geschreven op perkament. Afmetingen der folio's: nu 170 × 120 mm, bij het inbinden werden enkele mm. op twee zijden weggesneden. Te oordelen naar een omgevouwen hoekje onderaan fols. 90-91 was de oorspronkelijke grootte ± 180 × 130 mm. Afmetingen van de bladspiegels zijn verschillend voor de drie gedeelten: in het eerste deel (fols. 1-22): 90 × 115 mm; in het tweede gedeelte (fols. 23-89): 68 × 100 mm; in het derde deel (fols. 90-115) 117/250 × 92/100 mm. Afschrijving en liniëring met inkt in alle delen, in het derde ook prikken. Signaturen en custoden ontbreken, in het tweede en derde deel zijn er enkele reclamen. De doorlopende nummering van de folio's is eeuwen later met inkt aangebracht in de rechterbovenhoek van elke foliozijde. Er is geen spoor van een oudere nummering in gans het Hs. Het eerste gedeelte van het Hs. bestaat uit twee katernen en is volledig: het eerste katern (fols. 1-10) bestaat uit 5 diplomata; het tweede (fols. 11-22) bestaat uit 5 diplomata (fols. 12-21) met ervoor een enkel blad (fol. 11) waarvan het talon aan fol. 21v vastzit, en erna eveneens een enkel blad (fol. 22) waarvan het talon op fol. 11r vastgemaakt werd; de opbouw is dus: | ||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||
Het middendeel van het Hs., zoals het nu ingebonden werd, bestaat uit 10 katernen en is onvolledig; bij het begin en op het einde ontbreken zeker verscheidene katernen. De opbouw van de katernen is moeilijk te bepalen daar bijna in elke katern een of meer bladen (wellicht met miniaturen) weggesneden werden. Katern 3 (fols. 23-27) bestond oorspronkelijk uit 4 diplomata, vóór fol. 23 werd wellicht een blad uitgescheurd, tussen fol. 23 en 24 is het onglet zichtbaar van een weggescheurd blad en dit is eveneens het geval tussen fol. 25 en 26. De huidige samenstelling is dus: Het vierde katern (fols. 28-34) bestond oorspronkelijk uit vier diplomata; 1 blad werd echter weggesneden tussen fol. 32 en 33. Het vijfde katern is volledig: vier diplomata (fols. 35-42). Dit is eveneens het geval voor de twee daaropvolgende katernen (fols. 43-50 en 51-58). Het achtste katern (fols. 59-64) bestaat nu uit drie diplomata; oorspronkelijk bestond het wellicht ook uit vier diplomata, er is echter geen spoor van uitgesneden bladen. Het 9de katern (fols. 65-71) bestond oorspronkelijk uit vier diplomata, doch tussen fol. 64 en 65 werd een blad weggesneden. Het 10de katern (fols. 72-78) bestond oorspronkelijk eveneens uit vier diplomata doch weer werd een blad weggesneden, nu tussen fol. 75 en 76. Hetzelfde is ook het geval voor het 11de katern (fols. 79-85), de wegsnijding gebeurde hier tussen fol. 85 en het eerste blad van het laatste katern (fols. 86-89) dat zeer gehavend is: slechts twee diplomata zijn bewaard gebleven. Uit de opbouw van de bewaarde katernen blijkt dat | ||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||
het tweede gedeelte van het Hs. oorspronkelijk, naast de 67 bladen die het nu telt, nog dertien, nu weggesneden bladen telde. Het aantal volledige katernen die zowel bij het begin als op het einde ontbreken is niet met zekerheid te bepalen. Zeker lijkt het in alle geval dat in zijn oorspronkelijke toestand het Hs. bestaan heeft uit katernen die elk vier diplomata telden. Het derde deel van het Hs. (fols. 90-115) bestaat uit vier katernen waarvan de eerste drie volledig zijn en het laatste onvolledig en in wanorde. Het katern 13 (fols. 90-97) bestaat uit vier diplomata; dit is eveneens het geval voor katern 14 (fols. 98-105), doch het voorlaatste katern (15) (fols. 106-111) telt drie diplomata. Katern 16 bestaat nu uit twee losse bladen (fols. 112 en fol. 114), een diploma (fols. 113 en 115). De volgorde van de bladen werd echter (bij het inbinden?) volledig door elkaar gehaald. Oorspronkelijk bestond dit katern uit drie diplomata waarvan twee bladen wegesneden werden. De juiste volgorde en opbouw en de huidige toestand zijn als volgt: nu:werkelijke volgorde: De opbouwformule van het Hs. in zijn huidige toestand is, rekening houdend met de aan het laatste katern aan te brengen correctie, als volgt: In totaal telt het Hs. dus nu 115 doorlopend genummerde bladen. Hierbij dienen nog twee ongenummerde papieren schutbladen gevoegd te worden, een vooraan en een achteraan in het Hs. Deze schutbladen vormen elk de helft van een diploma waarvan de ene helft op het plat van de band geplakt werd. | ||||||||||||||||
II. Het Hs. met Tekst:In het tweede katern is fol. 22v blank. De versozijde van het schutblad vooraan en het schutblad achteraan zijn eveneens onbeschreven. | ||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||
Bijna volledig blank zijn de rectozijde van het schutblad vooraan en fol. 115v. De bladschikking vertoont grote regelmaat, vooral in het eerste en het tweede gedeelte van het Hs. In deel 1 is het aantal regels per bladzijde steeds 14, in het tweede deel steeds 18; in het laatste deel bijna steeds 26. De bladspiegel wordt alleen in het laatste deel soms enigszins overschreden (in de rechterkantlijn). Elk van de drie delen van het Hs. werd door een enkele hand geschreven in Gotisch minuskelbastaardschrift. Alleen in deel 3 zijn er marginale aanduidingen voor de rubricator in Gotisch cursief bastaardschrift. Sporen van gebruik in latere eeuwen zijn: op het schutblad vooraan (rectozijde) komt de volgende notitie voor in een late 17de-eeuwse hand (met inkt): habentur Uit dezelfde tijd als de bovenstaande notities stammen ook de aantekeningen op fol. 10v, 22r, 33v, 58r, 89r, 92v (een 17de-eeuws recept in dezelfde hand als de tekst op fol. 101v en 115r), 97v, 101v en 108v. Op fol. 115v staan onleesbaar geworden aantekeningen in verschillende handen. De scribenten maken overvloedig gebruik van afkortingen in delen 1 en 2. In deel 3 (fols. 90-115) komen o.m. de volgende voor:
Interpunctie werd slechts uitzonderlijk gebruikt. In deel 3 komt een paar maal een punt voor met de waarde van een komma. De structurering van de tekst is geschied voor het eerste deel door overvloedig gebruik van rubriek, in deel 2 door titels in rubriek en grotere hoofdletters in rubriek, versierd met blauw, roze en goud (op fols. 40v, 52r, 54r, 56v, 58v en 62v). In het laatste deel van het Hs., door de opschriften in rubriek te plaatsen, meestal op een afzonderlijke regel. Wanneer er geen titel is, werden de eerste woorden van het recept in rood geschreven (eenmaal in blauw, op fol. 113r). De beginletter van elk recept is door de rubricator bovendien groter geschreven. Op fols. 106r, 107v, 108r, 109v, 110r, 111v, 112v, 113 en 114 werden de beginletters afwisselend met blauwe en met rode inkt ingevuld. | ||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||
Correcties en toevoegingen zijn niet talrijk. Ze lijken meestal aangebracht te zijn door de scribent zelf, soms ook wel eens door de rubricator. Voorbeelden ervan vindt men op fol. 4r, 15r, 16r, 22r, enz. Het eerste deel van het Hs. (fols. 1-22) heeft blijkbaar van de vochtigheid te lijden gehad, de inkt op vele bladen is wat uitgelopen zonder echter de leesbaarheid noemenswaardig te hinderen, uitgenomen op fols. 10v en 11r. Tekstverlies is er alleen op fol. 2v (een paar letters). Fol. 22v draagt sporen van het feit dat het lange tijd als plat van een band moet zijn gebruikt. Wat van deel 2 (fols. 23-89) bewaard is, is in zeer goede staat tot ons gekomen, zonder enige schade. Deel 3 (fols. 90-115) heeft enkele folio's waaruit een stukje weggeknaagd werd, met enig tekstverlies op fols. 90 en 91, en zonder tekstverlies op fols. 92-109. Fol. 90r is blijkbaar lange tijd aan het licht blootgesteld geweest, het perkament is sterk verdonkerd en de inkt verbleekt. Voor fol. 115v is dit eveneens het geval: hier is daardoor van de enkele notities slechts weinig meer te lezen. | ||||||||||||||||
III. Band:Het handschrift werd (in de 17de of 18de eeuw) ingebonden in een eenvoudige, onversierde lederen band met goudstempelrug waarop de woorden RITUS BAPTISMI MSS 1455 aangebracht werden. | ||||||||||||||||
IV. Determinatie:Het schrift dat in de drie delen van het Hs. voorkomt wijst op de 15de eeuw. Voor deel 2 en 3 is er geen enkele andere aanduiding, wel echter voor het eerste deel. Op het einde (fol. 22r) leest men dat dit boek in 1455 geschreven werd en toen toebehoorde aan de kerk van ‘sancte katherine extra dam’, d.i. de kerk van Sint-Cathelijne te Damme. | ||||||||||||||||
V. Geschiedenis van het Hs.:Het manuscript werd door de Koninklijke Bibliotheek aangekocht op de verkoping die op 11 maart 1898 door de antikwaar Van den Eynden te Antwerpen gehouden werd (no 2472 van de cataloog). De koopsom bedroeg 34,50 Fr. | ||||||||||||||||
VI. Literatuur betreffende het Hs.:Voor zover mij bekend werd dit Hs. in geen enkel gedrukt werk tot op heden beschreven, buiten de vermelding in J. Deschamps, Inventaris van de Middelnederlandse Handschriften... | ||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||
VII. Overzicht van de Inhoud:Deel I (fols. 1-22) Latijns doopformulier. Incipit: Explicit:
Deel II (fols. 23-89) Latijns getijden- en gebedenboek. Incipit: Explicit:
Deel III (fols. 90-115) Geneeskundige recepten, gezondheidsvoorschriften en verwante onderwerpen. Dit deel wordt in de hier geboden uitgave opgenomen (recepten 1125-1388). | ||||||||||||||||
VIII. Dialectkenmerken:De taal van de recepten wijst naar het zuiden van Holland (b.v. Dordrecht). Let in dit verband op de afwisseling ie/u in lyeden (1311) naast luden (1313 en 1354) en bedudet (1339), kuken (1146), enz. Ook sal (1126) zoals te Dordrecht en verder zuidwaarts, doch selt (1332) zoals ten noorden van Dordrecht. Kenmerkend zijn verder dat geen apocope voorkomt in mage (1262), wel in haselnoet (1130), walnot (1334); de u in stucke (1141), rugghe (1142), luttel (1135), doch i in dinne (1346). De vormen mit en met wisselen af. Ten slotte ook nog ei of ee in cleyne (1129), gheyten (1135), weite (1143), beyde (1271) en vleisch (1271) naast (meer zuidelijk) vleesch (1279) en steen (1329). Typisch Hollands zijn nog or in vorsche visch (1273) en ie in tfier (1135). |
|