Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdBragi,de god van de dichtkunst. Hij is een zoon van Odin en de echtgenoot van »Idun, de hoedster van de appelen die de goden de eeuwige jeugd doen behouden. Zijn uiterlijk wordt volgens de Snorra-Edda gekenmerkt door een lange baard. Hij munt uit in wijsheid en welsprekendheid. Er bestaan geen verhalen over deze god, maar in de Edda worden hem wel verhalen in de mond gelegd, verhalen die informeren over de oorsprong van de dichtkunst en de functie van de godin Idun, twee zaken waar hij direct bij betrokken is. Dat Bragi deze verhalen vertelt is dus zeker geen toeval. In de raamvertelling van Skáldskaparmál (Over de dichtkunst), het tweede deel van Snorri's Edda, zit hij tijdens een drinkgelag bij de goden naast »AEgir die in Asgard op bezoek is, en vertelt hem onder meer het verhaal over de manier waarop de dichtermede (»Kvasir) bij de goden gekomen is. Dit is een verhaal dat iedere dichter moet kennen om goede beeldspraak te kunnen maken, want vrijwel iedere Oudnoordse metafoor voor dichtkunst is aan dit verhaal ontleend. Het eerste verhaal dat Bragi vertelt, gaat over de roof van Idun en haar appelen door de reus »Thjasi en de gevolgen hiervan voor de goden, de reus en zijn dochter »Skadi. In hoofdstuk 41 van Skáldskaparmál wordt Bragi genoemd als een van de aanwezigen op het feestmaal dat AEgir voor de goden aanricht. Tijdens dit feestmaal, dat we het beste kennen uit het gedicht Lokasenna (Loki's twistgesprek), worden alle aanwezigen door »Loki beschimpt, ook Bragi, wie hij lafheid verwijt. Bragi zou vooral ‘dapper op zijn zetel’ zijn en Loki noemt hem spottend ‘bankversiering’. Als Bragi Loki tot een gevecht uitdaagt, grijpt Idun in waarna Loki haar begint uit te schelden. In skaldenstrofen wordt zijn naam zelden gebruikt. In Eiríksmál, gedicht na de dood van koning Erik Bloedbijl († 954), en Hákonarmál (Het lied van Hakon), gedicht na de dood van koning Hakon Adalsteinsfóstri († 961), is Bragi een van degenen die de gevallen vorsten in Valhöll ontvangen. Hij wordt er niet expliciet een god genoemd, en zou ook een van de daar aanwezige helden kunnen zijn.
In het geval van Bragi is de grote vraag of hij oorspronkelijk een god was of gezien moet worden als een skald die later als een god beschouwd werd. De oudste skald namelijk van wie we de naam kennen, is de Noorse skald Bragi Boddason inn gamli (de oude). In de Snorra-Edda zijn van hem een aantal hele en halve strofen overgeleverd, de meeste uit een gedicht dat een schild beschrijft dat geheel met mythologische voorstellingen versierd was, de Ragnarsdrápa (Lofdicht op Ragnar). Wanneer Bragi precies leefde is niet bekend, de informatie over hem is fragmentarisch en over vele eeuwen verspreid, maar alle bronnen plaatsen hem ‘ergens’ in de 9e eeuw. Zijn poëzie wekte al vroeg bewondering en het is dus mogelijk dat de dichter Bragi in de loop van de tijd de god Bragi is geworden. Het feit dat er geen sporen zijn van een Bragicultus en dat Bragi pas in jonge teksten als god genoemd wordt, zou in die richting kunnen wijzen. Zijn naam is afgeleid van on. ‘bragr’ (de voornaamste). Zeer welsprekende mannen en vrouwen worden volgens Snorri Sturluson de ‘bragr’ onder de mannen of vrouwen genoemd. Maar ook is ‘bragr’ een van de benamingen van de dichtkunst (SnE. i, 26; ii, 17). Of de ‘bragafull’, een heildronk die men bij een offerfeest uitbracht ná de heildronken ter ere van de goden en vóór de heildronken ter herinnering aan de gestorvenen, iets met Bragi te maken heeft, is niet bekend. | |
[pagina 47]
| |
Oude afbeeldingen van Bragi zijn er niet. In de Scandinavische beeldende kunst van de 19e eeuw vinden we hem slechts een enkele maal. In het Nationaal Museum van Kopenhagen bevindt zich een penning van H. Conradsen (1851) waarop Bragi en Idun in klassieke gewaden staan afgebeeld. Bragi bespeelt een kleine harp en Idun houdt een appel, haar attribuut, in de hand. Hetzelfde motief is te zien op een schilderij uit 1846 van de Zweed Nils J.O. Blommér in het museum van Malmö. Carl Ehrenberg tekende Bragi en Idun, Balder en Nanna (1883) en E. Doepler de Jongere beeldde Bragi af in het boek Walhall (1901). De god wordt verscheidene malen genoemd in oden van de Duitse dichter Friedrich Gottlieb Klopstock, o.a. in Wingolf (1747), Braga (1771) en Die Kunst Tialfs (1771). De Deen Adam Oehlenschläger wijdde een gedicht aan hem in Nordens Guder: ‘Bragis Sang om Gefjon’ (1819). Ook verscheen van 1791 tot 1812 een tijdschrift Bragur. Ein Litterarisches Magazin der Deutschen und Nordischen Vorzeit, uitgegeven door Friedrich David Gräter. In de Nederlandse literatuur speelt Bragi nauwelijks een rol. Braga, een parodistisch tijdschrift uit 1842, leent de naam, maar doet er verder niets mee. In Marcellus Emants' Godenschemering (1883) speelt Bragi, met baard, een kleine rol, geinspireerd op zijn rol in de Lokasenna. Bugge 1888; Mogk 1887; Bei der Wieden 1961. |
|