Alle de brieven. Deel 9: 1692-1694
(1976)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermd*Bonomo, Giovan Cosimo (1663-1696).Overleden op 23 januari 1696 te Florence; zoon van de Franse apotheker Stefano Bonomo. Aanvankelijk scheepsarts te Livorno, later, 1691-1696, lijfarts van Anna Ludovica, de dochter van groothertog Cosimo III van Toscane, gehuwd met keurvorst Johann Wilhelm van de Pfalz, in Neuburg en Düsseldorf. Hij herkende tijdens zijn verblijf te Livorno, samen met de apotheker en natuuronderzoeker Diacinto Cestoni, schurft als een infectie van de parasitaire mijt Sarcoptes scabiei (de Geer). Deze ontdekking deelde Bonomo mede aan zijn mentor Francesco Redi in een brief van 20 juni 1687, waarna Redi deze brief publiceerde onder de titel Osservazioni intorno a'pellicelli del corpo vmano fatte dal dottor Gio: Cosimo Bonomo... (Firenze, 1687). Literatuur: R. Friedman 1937: Giovan Cosimo Bonomi..., in Medical Life, Dl. 44, No. 1 (Bonomo Number), passim. | |
*Hotton, Pieter (1648-1709).Geboren op 18 juni 1648 te Amsterdam, overleden op 10 januari 1709 te Leiden na een beroerte; zoon van Godfried Hotton, predikant van de Waalse Gemeente te Amsterdam, en Anna Maria Ros. Hij studeerde medicijnen te Leiden en promoveerde daar in 1672. Teruggekeerd in zijn geboortestad vestigde hij zich als arts. Toen de Duitse arts en botanicus Paul Hermann (1646-1695), die op Ceylon verbleef, in 1679 de benoeming van hoogleraar in de plantkunde aan de Leidse universiteit aanvaardde, nam Hotton tijdelijk het professoraat waar (1679-1680) in afwachting van de aankomst van Hermann in Leiden. In 1692 werd hij benoemd tot botanicus van de Amsterdamse Stadstuin als opvolger van Jan Commelin, maar hij verwisselde deze betrekking in 1695 voor het Leidse professoraat in de plantkunde na de dood van Hermann. Behalve zijn inaugurele rede, De Historia Plantarum (Lugduni Batavorum, 1695), publiceerde hij bovendien nog twee artikelen in de Philosophical Transactions. Literatuur: H. Boerhaave 1720: Horti Brevis Historia, in Index Alter Plantarum..., blz. (32)-(33); J.P. de Bie & J. Loosjes 1931: Biographisch Woordenboek van Protestantsche Godgeleerden in Nederland, Dl. 4, blz. 324-325; Gedenkboek van het Athenaeum en de Universiteit van Amsterdam 1632-1932 (1932), blz. 605; | |
*Bonomo, Giovan Cosimo (1663-1696).Died on 23 January 1696 at Florence; son of the French apothecary Stefano Bonomo. At first he was a ship's surgeon at Leghorn, later (1691-1696) he was personal physician at Neuburg and Dusseldorf to Anna Ludovica, daughter of Cosimo III, Grand Duke of Tuscany, who was married to Johann Wilhelm, Elector of the Palatinate. During his stay at Leghorn he recognized, together with Diacinto Cestoni, apothecary and naturalist, that scabies is an infection caused by the parasitic mite Sarcoptes scabiei (De Geer). Bonomo informed his mentor Francesco Redi of this discovery in a letter of 20 June 1687, upon which Redi published this letter under the title Osservazioni intorno a'pellicelli del corpo vmano fatte dal dottor Gio: Cosimo Bonomo... (Firenze, 1687). References: R. Friedman 1937: Giovan Cosimo Bonomo..., in Medical Life, Vol. 44, No. 1 (Bonomo Number), passim. | |
*Hotton, Pieter (1648-1709).Born on 18 June 1648 at Amsterdam, died on 10 January 1709 at Leyden after a stroke. Son of Godfried Hotton, clergyman of the Walloon Church at Amsterdam, and Anna Maria Ros. He studied medicine at Leyden and took his degree there in 1672. He returned to his native town, where he set up as a physician. When the German physician and botanist Paul Hermann (1646-1695), who was staying in Ceylon, in 1679 accepted an appointment as a professor of botany at Leyden University, Hotton temporarily filled the place (1679-1680), pending Hermann's arrival at Leyden. In 1692 he was appointed botanist of the Amsterdam Botanical Garden as successor to Jan Commelin, but he exchanged this post in 1695 for the Leyden chair of botany after Hermann's death. Besides his inaugural address, De Historia Plantarum (Lugduni Batavorum, 1695) he also published two papers in the Philosophical Transactions. References: H. Boerhaave 1720: Horti Brevis Historia, in Index Alter Plantarum..., pp. (32)-(33); J.P. de Bie & J. Loosjes 1931: Biographisch Woordenboek van Protestantsche Godgeleerden in Nederland, Vol. 4, pp. 324-325; Gedenkboek van het Athenaeum en de Universiteit van Amsterdam 1632-1932 (1932), | |
H. Veendorp & L.G.M. Baas Becking 1938: Hortvs Academicvs Lvgdvno Batavvs 1587-1937, blz. 83, 95-96. | |
*Hutton, John (????-1712).Promoveerde in de geneeskunde te Padua en in 1695 te Oxford. Sinds 1688 was hij eerste lijfarts van stadhouder-koning Willem III en na diens dood ook van koningin Anna van Engeland. In 1690 werd hij lid van het Royal College of Physicians en in 1697 van de Royal Society. Literatuur: The Dictionary of National Biography, Dl. 10 (1921-1922), blz. 356. | |
*Kraft, Johann Daniel (1624-1697).Geboren in 1624 te Miltenberg, Frankenland, overleden in 1697 te Amsterdam. Een Duitse arts met veel belangstelling voor chemie en handelsprojecten. Hij vond een methode uit voor het blazen van flessen in koperen moedervormen en speelde een rol in de ontdekking van fosfor. Na vele reizen vestigde hij zich tenslotte in Amsterdam, waar hij in kommervolle omstandigheden overleed. Literatuur: J.R. Partington 1961: A History of Chemistry, Dl. 2, blz. 369, 371-372. | |
*Kunckel, Johann (1630 of 1638-1703).Geboren in 1630 of 1638 te Hütten bij Rendsberg, Sleeswijk-Holstein, overleden op 20 maart 1703 vermoedelijk te Stockholm; zoon van de hofchemicus van hertog Frederik van Holstein. Als apotheker hield hij zich voornamelijk bezig met de chemie, hoewel hij zich niet kon losmaken van de heersende opvattingen over de steen der wijzen en het maken van goud. Hij was eerst hofapotheker van de hertogen van Lauenburg (1658 of 1659) en directeur van het chemisch laboratorium van keurvorst Johann Georg II van Saksen (plm. 1667). In 1676 of 1677 werd hij lector in de chemie aan de universiteit van Wittenberg, waar hij de methode van het maken van fosfor ontdekte. Daarna was hij directeur van het zg. Goudhuis van keurvorst Friedrich Wilhelm van Brandenburg, 1679-1688. In 1689 trad hij in dienst van koning Karel xi van Zweden, die hem in 1693 in de adelstand verhief. Zijn belangrijkste onderzoekingen verrichtte hij op het gebied van fosfor en glas (Ars Vitraria Experimentalis, Frankfurt-Leipzig, 1679). Literatuur: Allgemeine Deutsche Biographie, Dl. 17 (1883), blz. 376-377; F. Ferchl-Mittenwald 1937: Chemisch-Pharmazeutisches Bio- und Bibliographikon, blz. 287-288; J.R. Partington 1961: A History of Chemistry, Dl. 2, blz. 361-372. | |
Leeuwen, Philips van (1667-1713).Gedoopt op 1 juni 1667 te Rotterdam (doopgetuige o.a. Antoni van Leeuwenhoek), overleden op 26 april 1713 te Rotterdam; zoon van Claes Jansz. van Leeuwen (overleden 1671) en Catharina van Leeuwenhoek (1637-1708), een zuster van Antoni. Philips huwde op 11 april 1689 te Rotterdam de Doopsgezinde Margareta Verdonck, geboortig van Rotterdam en overleden op 24 oktober 1722 te Rotterdam; hij ging zelf op 2 augustus 1693 over tot de Doopsgezinde Gemeente, waarvan hij in 1698 en 1699 diaken was. Hij was koopman met relaties met Hamburg en Londen. Op 14 juli 1698 kocht hij een huis met pakhuis aan de noordzijde van de Wijnhaven te Rotterdam, waar hij gedurende de rest van zijn leven woonde. Hij had minstens vier kinderen - Margareta, Catharina, Jacobus en Nicolaas - van wie de eerste drie genoemd worden als medeërfgenamen in de testamenten van Antoni van Leeuwenhoek en diens dochter Maria in 1719 en 1721. Bronnen: Gemeente Archief Rotterdam, Indices op de Doop-, Trouw- en Begraafboeken; idem, Archief Doopsgezinde Gemeente, nos. 68, 81 en 83; idem, Notariële protocollen Philips Basteels, no. 969, blz. 585-586, 948-951 en 1128-1130. Literatuur: P. Beydals 1933: Twee testamenten van Antoni van Leeuwenhoek, in Ned. Tijdschr. voor Geneesk., Jrg. 77, blz. 1021-1033; Alle de Brieven, Dl. 1, blz. 404; A. Schierbeek 1950: Antoni van Leeuwenhoek..., Dl. 1, blz. 87. | |
*Leeuwenhoek, Catharina van (1637-1708).Zie Leeuwen, Philips van, en Biografisch Register Dl. 1, blz. 404. | |
p. 605; H. Veendorp & L.G.M. Baas Becking 1938: Hortvs Academicvs Lvgdvno Batavvs 1587-1937..., pp. 83, 95-96. | |
*Hutton, John (????-1712).He was awarded the M.D. at Padua and in 1695 at Oxford. From 1688 he was the first personal physician of William III, the Stadtholder-King, and after the latter's death also of Queen Anne. In 1690 he became a Fellow of the Royal College of Physicians and in 1697 he was elected a F.R.S. References: The Dictionary of National Biography, Vol. 10 (1921-1922), p. 356. | |
*Kraft, Johann Daniel (1624-1697).Born in 1624 at Miltenberg, Franconia; died in 1697 at Amsterdam. A German physician greatly interested in chemistry and commercial projects. He invented a method for blowing bottles in brass matrices and played a part in the discovery of phosphorus. After a good deal of travelling he finally settled at Amsterdam, where he died in distressed circumstances. References: J.R. Partington 1961: A History of Chemistry, Vol. 2, pp. 369, 371-372. | |
*Kunckel, Johann (1630 or 1638-1703).Born in 1630 or 1638 at Hütten near Rendsberg, Schleswig-Holstein, died on 20 March 1703, probably at Stockholm; son of the court chemist of Friedrich, Duke of Holstein. As an apothecary he occupied himself principally with chemistry, although he was unable to break away from the prevalent conceptions of the philosophers' stone and gold-making. He was first court apothecary to the dukes of Lauenburg (1658 or 1659) and director of the chemical laboratory of Johann Georg II, Elector of Saxony (about 1667). In 1676 or 1677 he was appointed lecturer in chemistry at Wittenberg University, where he discovered the method for making phosphorus. Subsequently he was director of the so-called Gold House Annaburg of Friedrich Wilhelm, Elector of Brandenburg, 1679-1688. In 1689 he entered the service of King Charles XI of Sweden, who raised him to the peerage in 1693. His most important researches were made in the field of phosphorus and glass (Ars Vitraria Experimentalis, Frankfurt-Leipzig, 1679). References: Allgemeine Deutsche Biographie, Vol. 17 (1883), pp. 376-377; F. Ferchl-Mittenwald 1937: Chemisch-Pharmazeutisches Bio- und Bibliographikon, pp. 287-288; J.R. Partington 1961: A History of Chemistry, Vol. 2, pp. 361-372. | |
Leeuwen, Philips van (1667-1713).Christened on 1 June 1667 at Rotterdam (one of the sponsors was Antoni van Leeuwenhoek); he died on 26 April 1713 at Rotterdam. He was the son of Claes Jansz. van Leeuwen (died in 1671) and Catharina van Leeuwenhoek (1637-1708), a sister of Antoni van Leeuwenhoek. On 11 April 1689, at Rotterdam, Philips married Margareta Verdonck, a Mennonite who was born at Rotterdam and died on 24 October 1722 at Rotterdam; on 2 August 1693 he himself changed over to the Mennonite Church, in which he was a deacon in 1698 and 1699. He was a merchant and maintained commercial relations with Hamburg and London. On 14 July 1698 he bought a house with a warehouse on the north side of the Wijnhaven at Rotterdam, where he lived during the rest of his life. He had at least four children - Margareta, Catharina, Jacobus, and Nicolaas - the first three of whom are mentioned as co-heirs in the last wills of Antoni van Leeuwenhoek and his daugther Maria in 1719 and 1721. Sources: Municipal Records of Rotterdam: Indices to the baptismal, marriage, and funeral registers; ibidem, Records of the Mennonite Church, Nos 68, 81, and 83; ibidem, Notarial Protocols of Philips Basteels, No. 969, pp. 585-586, 948-951, and 1128-1130. References: P. Beydals 1933: Twee testamenten van Antoni van Leeuwenhoek, in Ned. Tijdschr. voor Geneesk., Vol. 77, pp. 1021-1033; Collected Letters, Vol. 1, p. 405; A. Schierbeek 1950: Antoni van Leeuwenhoek..., Vol. 1, p. 87. | |
*Leeuwenhoek, Catharina van (1637-1708).See Leeuwen, Philips van, and Biographical Register Vol. 1, p. 405. | |
Maria II, Koningin van Groot-Brittannië (1662-1695).Dochter van koning James II en diens eerste vrouw Anne Hyde. Zij kreeg een protestante opvoeding van Henry Compton, bisschop van Londen, een bekende beschermer van de Engelse plantkunde. In 1677 trad zij in het huwelijk met haar neef Willem III (1650-1702), prins van Oranje, stadhouder van Holland, enz. Na de Glorious Revolution (1688) stak zij in februari 1689 over naar Engeland. Op 11 april van dat jaar werden zij en Willem III in Londen gekroond. Zij had veel belangstelling voor plantkunde, getuige haar aandeel in de aanleg van de tuinen van Hampton Court en Kensington en haar botanische collecties. Literatuur: Dictionary of National Biography, Dl. 12 (1921-1922), blz. 1239-1250; N. Japikse 1933: Prins Willem III de Stadhouder-Koning, Dl. 2, blz. 277; M. Sands 1950: The Gardens of Hampton Court, blz. 143-154; J.K. Oudendijk 1954: Willem III, Stadhouder van Holland, Koning van Engeland, blz. 276 seq. | |
Rabus, Pieter (1660-1702).Geboren op 12 december 1660 te Rotterdam en overleden aldaar op 13 januari 1702. Hoewel hij in het rampjaar 1672 zijn studie aan de Latijnse of Erasmiaanse school voortijdig moest beëindigen, bekwaamde hij zich onder leiding van Joachim Oudaen met zoveel succes in het Latijn en Grieks, dat hij in 1681 als praeceptor aan de Erasmiaanse school kon worden benoemd. In 1684 werd hij aangesteld tot notaris, voor welk ambt hij zich jarenlang in de praktijk had voorbereid. Als dichter van vooral godsdienstige en gelegenheidspoëzie en als vertaler van klassieke auteurs en van Erasmus' Colloquia en Chr. Huygens' Kosmotheoros stond hij in contact met menige geleerde en letterkundige tijdgenoot. Zijn grootste bekendheid verwierf Rabus als auteur van de Boekzaal van Europe (1692-1700; vanaf 1701 onder de titel Tweemaandelijkse Uittreksels). In dit Nederlandstalige tijdschrift informeerde Rabus de lezer, in navolging van de Nouvelles de la République des Lettres van Pierre Bayle (1684-1687), over wat er op wijsgerig, politiek, theologisch, literair en natuurwetenschappelijk gebied werd gepubliceerd. De nadruk lag vooral op theologische en filosofische werken. Van de besproken natuurwetenschappelijke publicaties was het merendeel gewijd aan de geneeskunde, terwijl van de overige werken uit deze categorie Antoni van Leeuwenhoek een belangrijke plaats innam. Literatuur: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, Dl. 9 (1933), kol. 831-833; J.B. Kan 1876: Geschiedenis van het Erasmiaansch Gymnasium, blz. 46 e.v. [Sa.] | |
*Tyson, Edward (1651-1708).Geboren op 20 januari 1650/1 O.S. te Bristol, overleden op 1 augustus 1708 O.S.; zoon van Edward Tyson, burgemeester van Bristol in 1659 en 1660, en Margaret Foley. Hij studeerde sinds 1667 aan de universiteit van Oxford (Magdalen Hall), waar hij achtereenvolgens de graden van Bachelor of Arts (1670), Master of Arts (1673) en Bachelor in the Faculty of Physick (1677) behaalde. Reeds in zijn studententijd verwierf Tyson bekendheid als anatoom en botanicus. In 1677 vestigde hij zich in Londen. Vanaf 1678 publiceerde hij vele artikelen in de Philosophical Transactions over uiteenlopende anatomische onderwerpen. In 1679 werd hij tot lid van de Royal Society gekozen. Hij promoveerde in 1680 tot doctor in de geneeskunde aan de universiteit van Cambridge. In 1683 werd hij ook lid van het Royal College of Physicians te Londen. Met zijn werk over Phocaena, or the Anatomy of a Porpess (London, 1680) legde hij in Engeland de grondslag van de vergelijkende anatomie der dieren. Samen met Robert Hooke ondernam hij de uitgave van de Engelse vertaling van Swammerdam's Ephemeri Vita (London, 1681), waartoe Tyson het voorwoord schreef. In 1683 werd hij benoemd tot curator en prosector van de anatomie van de Royal Society en een jaar later tot lector van de anatomie in de Chirurgeon's Hall, 1684-1699. Sindsdien werd Tyson beschouwd als de meest vooraanstaande Engelse anatoom van zijn tijd. Hij ontdekte de zgn. klieren van Tyson in de penis. Zijn anatomische werken bereikten een hoogtepunt in zijn monografie over de chimpansee (!), Orang-Outang, sive Homo Sylvestris: or the Anatomy of a Pygmie (London, 1699). Van 1684 tot aan zijn dood in 1708 was hij directeur van het Bethlehem and Bridewell Hospital in Londen. Literatuur: M.F. Ashley Montagu 1943: Edward Tyson, M.D., F.R.S. 1650-1708..., passim. | |
Mary II, Queen of Great Britain (1662-1695).Daughter of King James II and his first wife Anne Hyde. She received a Protestant education from Henry Compton, Bishop of London, a well-known patron of English botany. In 1677 she married her cousin William III (1650-1702), Prince of Orange, Stadtholder of Holland, etc. After the Glorious Revolution (1688) she crossed to England in February 1689. On 11 April of that year she and William III were crowned in London. She was greatly interested in botany, as witness her share in the laying-out of the gardens of Hampton Court and Kensington and her botanical collections. References: Dictionary of National Biography, Vol. 12 (1921-1922), pp. 1239-1250; N. Japikse 1933: Prins Willem III de Stadhouder-Koning, Vol. 2, p. 277; M. Sands 1950: The Gardens of Hampton Court, pp. 143-154; J.K. Oudendijk 1954: Willem III, Stadhouder van Holland, Koning van Engeland, pp. 276 et seq. | |
Rabus, Pieter (1660-1702).Born on 12 December 1660 at Rotterdam and died there on 13 January 1702. Although he had to terminate his studies at the Latin or Erasmian School prematurely in the disastrous year 1672, he trained so successfully in Latin and Greek under the guidance of Joachim Oudaen that in 1681 he could be appointed a preceptor at the Erasmian School. In 1684 he was appointed as a notary public, an office for which he had prepared himself for many years in practice. As a poet especially of religious and occasional poetry and as a translator of classical authors and of the Colloquia of Erasmus and the Kosmotheoros of Chr. Huygens he was in touch with many scholars and literary men among his contemporaries. Rabus gained his greatest fame as author of the Boekzaal van Europe (1692-1700; from 1701 onwards under the title of Tweemaandelijkse Uittreksels). In this journal published in the Dutch language Rabus, imitating the Nouvelles de la République des Lettres of Pierre Bayle (1684-1687), informed the readers of publications in the fields of philosophy, politics, theology, literature, and natural science. The emphasis was particularly on theological and philosophical works. The majority of the scientific works discussed were devoted to medicine, while among the other works of this category those of Antoni van Leeuwenhoek occupied an important place. References: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, Vol. 9 (1933), cols. 831-833; J.B. Kan 1876: Geschiedenis van het Erasmiaansch Gymnasium, pp. 46 et seq. [Sa.] | |
*Tyson, Edward (1651-1708).Born on 20 January 1650/1 O.S. at Bristol, died on 1 August 1708 O.S.; son of Edward Tyson, mayor of Bristol in 1659 and 1660, and Margaret Foley. From 1667 he studied at Oxford University (Magdalen Hall), where he took successively the degrees of B.A. (1670), M.A. (1673), and Bachelor in the Faculty of Physick (1677). Already in his college days Tyson gained a reputation as an anatomist and a botanist. In 1677 he settled in London. From 1678 he published many articles in the Philosophical Transactions on varied anatomical subjects. In 1679 he was elected a F.R.S. He was awarded the M.D. in 1680 at Cambridge University. In 1683 he also became a Fellow of the Royal College of Physicians in London. With his work on Phocaena, or the Anatomy of a Porpess (London, 1680) he laid the foundations of comparative animal anatomy in England. Together with Robert Hooke he undertook to edit the English translation of Swammerdam's Ephemeri Vita (London, 1681), for which Tyson wrote the preface. In 1683 he was appointed curator and demonstrator of anatomy of the Royal Society and one year later a lecturer on anatomy in Chirurgeon's Hall, 1684-1699. Ever since, Tyson has been looked upon as the leading English anatomist of his age. He discovered the so-called Tyson's glands in the penis. His anatomical works culminated in his monograph on the chimpanzee (!): Orang-Outang, sive Homo Sylvestris: or, the Anatomy of a Pygmie (London, 1699). From 1684 until his death, in 1708, he was superintendent of Bethlehem and Bridewell Hospital in London. References: M.F. Ashley Montagu 1943: Edward Tyson, M.D., F.R.S. 1650-1708..., passim. | |
|