Alle de brieven. Deel 10: 1694-1695
(1979)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBuonanni, Filippo (1638-1725).Geboren op 7 januari 1638 te Rome, overleden aldaar op 30 maart 1725. Hij was de zoon van Lodovico Buonanni. Hij studeerde letteren en beeldende kunsten aan het Collegio Romano te Rome. In 1654 trad hij toe tot de orde der Jezuieten. Buonanni was de belangrijkste Italiaanse verdediger van de leer der spontane generatie. In zijn boek over de conchologie Ricreatione dell' Occhio e della mente Nell' Osservation' delle Chiocciole (Roma, 1681), dat in 1684 in het Latijn vertaald werd, trachtte hij, steunend op Aristoteles en tegen de Engelse concholoog Martin Lister (1639-1712), de spontane generatie bij schelpdieren aan te tonen. In de daarop volgende polemiek met Anton Felice Marsili (1653-1710) zette hij in zijn Observationes circa viventia, quae in rebus non viventibus reperiuntur (Roma, 1691) zijn standpunt over de spontane generatie bij lagere dieren en enkele hogere dieren nader uiteen. Literatuur: A. Neviani 1935: Un episodio della lotta fra spontaneisti ed ovulisti. Il padre Filippo Bonanni e l'abate Anton Felice Marsili, in Revista di Storia delle Scienze Mediche e Naturali, Dl. 26, blz. 211-232; Dizionario Biografico degli Italiani, Dl. 15 (1972), blz. 142-144. [He.] | |
Garden, George (1649-1733).Geboren in 1649 te Forgue in Schotland (Aberdeenshire) als zoon van de predikant Alexander Garden. Hij overleed op 31 januari 1733 te Aberdeen. Garden ontving zijn opleiding aan het King's College te Aberdeen, waar hij in 1673 al regent of professor werd. In 1677 volgde zijn ambtswijding tot Anglicaans geestelijke. In 1692 werd hem wegens zijn weigering de eed van trouw af te leggen aan William en Mary zijn parochie ontnomen. Na de verschijning in 1699 van zijn An apology for M. Antonia Bourignon, werd hij in 1701 ter verantwoording geroepen en vervolgens afgezet. Hij preekte desondanks door en gaf tevens veel vertalingen van de werken van Antoinette Bourignon uit, voorzien van door hemzelf geschreven inleidingen. Tijdens de regering van koningin Anna (1702-1714) kwam hij weer in de gratie en verzorgde hij de editie (Amsterdam, 1703) van de werken van de Schotse theoloog John Forbes (1593-1648). Na Anna's dood raakte hij in 1715 betrokken bij de Schotse rebellie ten gunste van ‘the old pretender’, Jacobus Stuart. Na de onderdrukking hiervan moest hij naar het buitenland vluchten. Vóór 1720 keerde hij echter weer terug naar Aberdeen, waarna er sprake van was hem tot bisschop aldaar te benoemen. Zijn trouw aan de ideeën van Bourignon heeft dit belet. Naast de brieven aan de Royal Society die vermoedelijk van zijn hand zijn, is een aantal door hem geschreven pamfletten ten gunste van de Schotse clerus bewaard gebleven. Literatuur: Dictionary of National Biography, Dl. 20 (1889), blz. 409-410. | |
Jonston, Jan (1603-1675).Geboren op 3 september 1603 te Samter (thans Szamotuly in Posen, Polen) en gestorven op 8 juni 1675 te Liegnitz (thans Legnica in Polen); begraven te Leszno. Hij was de zoon van de in het begin van de zeventiende eeuw naar Polen geëmigreerde Schot Simon Johnstone en Anna Becker. Na een schoolopleiding in Thorn studeerde hij van 1623-1625 Hebreeuws, scholastieke filosofie en kerkgeschiedenis aan de Universiteit van St. Andrews. Jonston verbleef van 1629-1630 en van 1632-1634 in de Nederlanden, waar hij aan verschillende universiteiten studeerde. In 1634 behaalde hij cum laude de doctorsgraad in de medicijnen aan de Universiteit van Leiden, waar hij zich als geneesheer had gevestigd. In | |
Buonanni, Filippo (1638-1725).Born on 7 January 1638 in Rome. He died there on 30 March 1725. He was the son of Lodovico Buonanni. He studied fine arts at the Collegio Romano in Rome. In 1654 he entered the order of the Jesuits. Buonanni was the principal Italian vindicator of the theory of spontaneous generation. In his book on conchology Ricreatione dell' Occhio e della mente Nell' Osservation' delle Chiocciole (Roma, 1681), which was translated into Latin in 1684, he tried, basing himself on Aristotle and arguing against the English conchologist Martin Lister (1639-1712), to demonstrate the spontaneous generation of shell-fish. In the succeeding polemics with Anton Felice Marsili (1653-1710) he set forth his standpoint as to the spontaneous generation of lower animals and some higher ones in greater detail in his Observationes circa viventia, quae in rebus non viventibus reperiuntur (Roma, 1691). Literature: A. Neviani 1935: Un episodio della lotta fra spontaneisti ed ovulisti. Il padre Filippo Bonanni e l'abate Anton Felice Marsili, in Revista di Storia delle Scienze Mediche e Naturali, Vol. 26, pp. 211-232; Dizionario Biografico degli Italiani, Vol. 15 (1972), pp. 142-144. [He.] | |
Garden, George (1649-1733).Born in 1649 at Forgue in Scotland (Aberdeenshire) as a son of the clergyman Alexander Garden. He died on 31 January 1733 in Aberdeen. Garden was educated at King's College, Aberdeen, where he became a regent or professor as early as 1673. In 1677 he was ordained as an Anglican clergyman. In 1692 he was deprived of his parish because he refused to swear the oath of allegiance to William and Mary. After the appearance in 1699 of his An apology for M. Antonia Bourignon he was called to account in 1701 and subsequently unfrocked. Despite this, he continued to preach and also edited many translations of the works of Antoinette Bourignon, with introductions written by himself. Under the rule of Queen Anne (1702-1714) he regained favour and prepared the edition (Amsterdam, 1703) of the works of the Scotch theologian John Forbes (1593-1648). After Anne's death, in 1715 he became involved in the Scotch rebellion in favour of ‘the old pretender’ James Stuart. After its suppression he had to flee the country. Before 1720, however, he returned to Aberdeen again, after which there was some talk of his being appointed bishop there. His fidelity to the ideas of Bourignon prevented this. Besides the letters to the Royal Society which were probably written by him, a number of his pamphlets in favour of the Scotch clergy have been preserved. Literature: Dictionary of National Biography, Vol. 20 (1889), pp. 409-410. | |
Jonston, Jan (1603-1675).Born on 3 September 1603 at Samter (now Szamotuly in Posen, Poland). He died on 8 June 1675 at Liegnitz (now Legnica in Poland) and was buried at Leszno. He was the son of the Scotchman Simon Johnstone and Anna Becker, who emigrated to Poland in the early years of the seventeenth century. After his schooling at Thorn he studied Hebrew, scholastic philosophy, and church history at St. Andrews University from 1623 to 1625. From 1629 to 1630 and from 1632 to 1634 Jonston stayed in the Netherlands, where he studied at several universities. In 1634 he got his doctor's degree in medicine with distinction at the University of Leyden, where he had set up as a medical practitioner. In 1630 | |
1630 werd hem een professoraat aangeboden in Deventer en in 1663 in Leiden, welke professoraten hij beide weigerde. In 1642 was hij korte tijd hoogleraar in de medicijnen in Frankfurt. In 1665 trok hij zich terug op zijn landgoed bij Liegnitz in Silezië. Jonston's werken zijn voornamelijk doorwerkte complicaties, vele gebieden van de wetenschap bestrijkend. Van zijn werken op natuurhistorisch gebied verscheen in 1660 een Nederlandse vertaling van de hand van M. Grausius: Naeukeurige Beschryving Van de Natuur der Vier-voetige Dieren, Vissen en Bloed-looze Waterdieren, Vogelen, Kronkel-Dieren, Slangen en Draken. Literatuur: H.A.M. Snelders 1978: Jan Jonston, his Stay and Scientific Activities in the Netherlands (1629-1634), in Studia, Dl. 28, blz. 213-227; J.K. Crellin in Dictionary of Scientific Biography, Dl. 7 (1973), blz. 164-165; Dictionary of National Biography, Dl. 30 (1892), blz. 80-81. | |
Musgrave, William (1655?-1721).Geboren op 4 november 1655 (of 1657) te Somerset en gestorven in december 1721 te Exeter. Hij was de zoon van Richard Musgrave. Hij ontving zijn opleiding aan het Winchester College (1669) en van 1675-1682 aan het New College te Oxford, waarvan hij tot 1692 fellow was; in 1680 volgde hij een semester colleges in Leiden. In 1684 werd hij toegelaten tot de Royal Society, waarvan hij vanaf november 1684 gedurende één jaar secretaris was. Onder zijn verantwoordelijkheid verscheen Dl. 15 van de Philosophical Transactions. Vanaf de oprichting in 1683 tot aan 1686 was hij secretaris van de Oxford Philosophical Society. Na in 1689 te Oxford tot doctor in de medicijnen te zijn gepromoveerd, vestigde hij zich te Exeter alwaar hij een bloeiende praktijk opbouwde. Musgrave stond bekend als een uitstekend anatoom. Hij publiceerde een drietal verhandelingen over arthritis en een vierdelig werk over Keltische oudheden in Groot-Brittannië. Literatuur: Dictionary of National Biography, Dl. 39 (1894), blz. 427-428; R.T. Gunther, Early Science in Oxford, Dl. 4 (1935) en Dl. 11 (1937), passim. | |
Reede van Renswoude, Frederik Adriaan van (1659-1738).Geboren 22 februari 1659 te Utrecht en gestorven aldaar op 12 december 1638. Hij was de zoon van Gerard Baron van Reede (1617-1666) en Mechteld van Zuylen van Nijevelt (1621-1699). In 1681 erfde hij van zijn broer Godard Frederik de ridderhofstad en vrije heerlijkheid van Renswoude in de provincie Utrecht. In 1684 werd hij beschreven in de Ridderschap van Utrecht, waarna hij aan een belangrijke diplomatieke loopbaan begon. Als gedeputeerde van de Staten-Generaal maakte hij de Zuidnederlandse campagne (1705-1708) tijdens de Spaanse Successieoorlog mee. Als afgezant van de Republiek nam hij deel aan de vredesonderhandelingen in Aken (1712) en Utrecht (1713). Hij was gehuwd met Maria Duyst van Voorhout (1662-1754) die bij testament de zgn. Fundatiën van Renswoude te Utrecht, Delft en 's-Gravenhage stichtte. Literatuur: W.A. Beelaerts van Blokland et al. 1915: Nederlandsche Kasteelen en hun historie, Dl. 3, blz. 42-44; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, Dl. 3 (1914), kol. 1034-1036. [He.] | |
Velden, Maarten Etienne van (1664-1724).Gedoopt in de Jezuietenkerk te 's-Gravenhage op 27 december 1667 en gestorven te Luik op 13 november 1724; zoon van Jacob van (der) Velden en Helena Capelman. Van Velden studeerde aan het ‘Collège de Faucon’ te Leuven. Reeds in 1683 werd hij ‘primus’ van de Universiteit; waarschijnlijk in 1687 volgde zijn benoeming tot koninklijk hoogleraar in de wiskunde en vanaf 1688 wordt hij genoemd als hoogleraar in de wijsbegeerte. In 1690 bracht hij een bezoek aan Christiaan Huygens; in het jaar daarop ontstonden er moeilijkheden tussen hem en de pauselijke internuntius te Brussel en de Raad van Brabant vanwege zijn verdediging van het Copernicaanse systeem (welke verdediging hij overigens nooit heeft opgegeven en waarbij hij de hulp inriep van Christiaan en Constantijn Huygens). Na in 1707 kanunnik van St. Lambert te Luik geworden te zijn, maakte hij enkele malen deel uit van gezantschappen naar de Staten-Generaal van de Republiek. Van zijn hand zijn geen belangrijke publikaties bekend. Literatuur: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, Dl. 3 (1914), kol. 1277-1278; Biographie nationale..., Dl. 26 (1936-1938), blz. 562-567; A. Stévart 1891: Copernic et Galilée devant l'Université de Louvain. Procès de Martin-Étienne van Velden. | |
he was offered a professorship in Deventer and in 1663 in Leyden, both of which he declined. In 1642 he was professor of medicine in Frankfurt for a short time. In 1665 he retired to his country-seat near Liegnitz in Silesia. Jonston's works are mainly elaborate compilations covering many areas of science. Of his works on subjects from natural history, in 1660 a Dutch translation by M. Grausius appeared: Naeukeurige Beschryving Van de Natuur der Vier-voetige Dieren, Vissen en Bloed-looze Waterdieren, Vogelen, Kronkel-Dieren, Slangen en Draken. Literature: H.A.M. Snelders 1978: Jan Jonston, his Stay and Scientific Activities in the Netherlands (1629-1634), in Studia, Vol. 28, pp. 213-227; J.K. Crellin in Dictionary of Scientific Biography, Vol. 7 (1973), pp. 164-165; Dictionary of National Biography, Vol. 30 (1892), pp. 80-81. | |
Musgrave, William (1655?-1721).Born on 4 November 1655 (or 1657) in Somerset. He died in December 1721 in Exeter. He was the son of Richard Musgrave. He received his education at Winchester College (1669) and from 1675 to 1682 at New College, Oxford, of which he was a fellow until 1692; in 1680 he attended lectures in Leyden during one semester. In 1684 he was admitted to the Royal Society, whose secretary he was for one year from November 1684. It was under his responsibility that Vol. 15 of the Philosophical Transactions appeared. From its foundation in 1683 until 1686 he was secretary of the Oxford Philosophical Society. After taking his doctor's degree in medicine in 1689 in Oxford, he set up in Exeter, where he built up a flourishing practice. Musgrave was reputed to be an excellent anatomist. He published three treatises on arthritis and a work in four volumes on Celtic antiquities in Great Britain. Literature: Dictionary of National Biography, Vol. 39 (1894), pp. 427-428; R.T. Gunther, Early Science in Oxford, Vol. 4 (1935) and Vol. II (1937), passim. | |
Reede van Renswoude, Frederik Adriaan van (1659-1738).Born on 22 February 1659 in Utrecht. He died in the same city on 12 December 1638. He was the son of Gerard, Baron van Reede (1617-1666) and Mechteld van Zuylen van Nijevelt (1621-1699). In 1681 he inherited from his brother Godard Frederik the manor farm and free seigniory of Renswoude in the province of Utrecht. In 1684 he was described in the Knightage of Utrecht, after which he entered upon an important diplomatic career. As a deputy of the States-General he went through the campaign in the Southern Netherlands (1705-1708) during the Spanish War of Succession. As an envoy of the Republic he took part in the peace negotiations at Aix-la-Chapelle (1712) and Utrecht (1713). He was married to Maria Duyst van Voorhout (1662-1754), who by her last will founded the so-called Fundatiën (Foundations) of Renswoude in Utrecht, Delft, and The Hague. Literature: W.A. Beelaerts van Blokland et al. 1915: Nederlandsche Kasteelen en hun historie. Vol, 3, pp. 42-44; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, Vol. 3 (1914), cols 1034-1036. [He.] | |
Velden, Maarten Etienne van (1664-1724).Baptized on 27 December 1667 at the Jesuit Church in The Hague. He died in Liège on 13 November 1724. He was a son of Jacob van (der) Velden and Helena Capelman. Van Velden studied at the ‘Collège de Faucon’ in Louvain. Already in 1683 he became ‘primus’ of the University; it was probably in 1687 that he was appointed royal professor of mathematics, and from 1688 he is mentioned as a professor of philosophy. In 1690 he paid a visit to Christiaan Huygens; during the next year difficulties arose between Van Velden and the Pope's nuncio in Brussels and the Council of Brabant on account of his vindication of the Copernican system (a vindication which he never gave up and for which he called in the aid of Christiaan and Constantijn Huygens). After having become a canon of St. Lambert's in Liège in 1707, he formed part several times of embassies to the States-General of the Republic. No important publications by his hand are known. Literature: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, Vol. 3 (1914), cols 1277-1278; Biographie nationale..., Vol. 26 (1936-1938), pp. 562-567; A. Stévart 1891: Copernic et Galilée devant l'Université de Louvain. Procès de Martin-Étienne van Velden. | |
Walford, Benjamin (fl. 1689-1710).Boekhandelaar en veilingmeester te Londen. Hij was een leerling van Robert Scott. In 1689 begon hij met zijn activiteiten als veilingmeester en in 1693 werd hij tevens uitgever. Hij was toen geassocieerd ‘at the Prince's Arms’ met S. Smith, de uitgever van de Royal Society. Toen deze overleed, volgde Walford hem in diens functie op. Beiden behoorden tot de meest vooraanstaande uitgevers van hun tijd. Tussen 1709 en 1711 trok Walford zich uit het zakenleven terug, of overleed hij. Literatuur: H.R. Plomer 1922: A Dictionnary of the Printers and Booksellers who were at work in England, Scotland and Ireland from 1668 to 1725, blz. 298-299. | |
Wotton, Edward (1492-1555).Geboren te Oxford in 1492 en overleden te Londen op 5 oktober 1555. Hij was de zoon van Richard Wotton, pedel van de Universiteit te Oxford. Na de ‘Grammar School joining to Magdalen College’ en vanaf 1506 het Magdalen College doorlopen te hebben, behaalde hij zijn B.A. in 1514 en werd hij in 1516 fellow. Hij was de eerste docent in de Griekse taal aan het Corpus Christi College te Oxford (vanaf 1521). Tijdens een studiereis naar Italië promoveerde hij in 1526 in Padua tot doctor in de medicijnen aan de medische school aldaar; later dat jaar verkreeg hij te Oxford dezelfde titel. In 1528 werd hij lid van de Royal College of Physicians te Londen, waarvan hij van 1541-1543 president was. Zijn naam als wetenschapsman heeft hij gevestigd met de publicatie van De differentiis animalium libri decem (Parijs, 1552). Door tijdgenoten werd dit boek beschouwd als de beste compilatie van al hetgeen tot dan toe aan zoölogische literatuur verschenen was. Literatuur: A. Wheeler in Dictionary of Scientific Biography, Dl. 14 (1976), blz. 507-508; Dictionary of National Biography, Dl. 63 (1900), blz. 48-49. | |
Walford, Benjamin (fl. 1689-1710).A bookseller and auctioneer in London. He was a pupil of Robert Scott. In 1689 he started his activities as an auctioneer and in 1693 he also became a publisher. He was then associated ‘at the Prince's Arms’ with S. Smith, the publisher of the Royal Society. When the latter died, Walford succeeded him in that function. Both were among the most prominent publishers of their day. Between 1709 and 1711 Walford retired from business or he died. Literature: H.R. Plomer 1922: A Dictionnary of the Printers and Booksellers who were at work in England, Scotland and Ireland from 1668 to 1725, pp. 298-299. | |
Wotton, Edward (1492-1555).Born in Oxford in 1492. He died in London on 5 October 1555. He was the son of Richard Wotton, beadle of Oxford University. After having completed the ‘Grammar School joining to Magdalen College’ and, from 1506, Magdalen College, he took his B.A. in 1514 and in 1516 became a fellow. He was the first teacher of Greek at Corpus Christi College, Oxford (from 1521). During an instructional tour to Italy he took his doctor's degree in medicine in 1526 in Padua at the Medical School there; later in that year he got the same degree in Oxford. In 1528 he became a member of the Royal College of Physicians in London, whose president he was from 1541 to 1543. He established his scientific reputation by the publication of De differentiis animalium libri decem (Paris, 1552). His contemporaries looked upon this book as the best compilation of all the zoological literature that had appeared up to that date. Literature: A. Wheeler in Dictionary of Scientific Biography, Vol. 14 (1976), pp. 507-508; Dictionary of National Biography, Vol. 63 (1900), pp. 48-49. |
|