Alle de brieven. Deel 6: 1686-1687
(1961)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBiographisch register.Ga naar voetnoot1)*Alexander de Grote (356-323 v. Chr.).Alexander de Grote, koning van Macedonië, is een der grootste veldheren en staatslieden van alle tijden geweest. Hij werd geboren te Tilla en overleed te Babylon. Hij was een leerling van Aristoteles in Griekse poëzie en wetenschap. Na het vermoorden van zijn vader, Philippus van Macedonië, in 336 v. Chr. tot koning uitgeroepen, werd hij, na het bedwingen van een opstand der Grieken, tot leider der Hellenen verkozen en eveneens tot opperbevelhebber in een wraaktocht tegen Perzië. In 334 stak hij naar Azië over en onderwierp Phoenicië en de hoofdsteden van het Perzische rijk. Ook maakte hij een tocht naar Indië om de ‘grenzen der wereld’ te bereiken. Hij bereikte de Indische Oceaan en zocht naar de verbindingsweg tussen deze oceaan en de Perzische golf. Behalve een groot veldheer, was Alexander ook een groot staatsman en verziend politicus. Zijn vroege dood verijdelde zijn plannen om ook naar het Westen te trekken. | |
*Bourignon de la Porte, Antoinette (1616-1680).Antoinette Bourignon, geboren te Rijssel 13 Januari 1616, was een mystica, aanvankelijk behorende tot de Katholieke kerk; zij meende uitverkoren te zijn om het Zuivere Evangelie te verkondigen. In 1658 werd zij Augustijner non en belastte zich tevens met het onderwijs, doch werd in 1662 van tovenarij beschuldigd. Zij zocht haar toevlucht te Amsterdam, waar zij vrij lang leefde en waar zij overging tot het Protestantse geloof. In 1671 moest zij de wijk nemen naar Holstein en in 1673 naar Flensburg. Zij overleed 30 October 1680 te Franeker. Haar geschriften werden in 25 delen door Pierre Poiret in Amsterdam uitgegeven. Een aantal zeer vooraanstaande mannen kwam voor korter of langer tijd onder haar invloed, o.a. Jan Swammerdam. Literatuur: A. van der Linde, Antoinette Bourignon. 1895. Verder: Nouvelle Biographie Universelle. Dl. 7. blz. 95. 1853. | |
Biographical register.Ga naar voetnoot1)*Alexander the Great (356-323 B.C.)Alexander the Great, King of Macedon, was one of the greatest military commanders and statesmen of all times. He was born at Tilla and died at Babylon. He was a pupil of Aristotle in Greek poetry and science. When his father, Philip of Macedon, was murdered in 336 B.C. he was proclaimed king and, after suppressing a Greek revolt, was elected leader of the Hellenes and supreme commander of a punitive expedition against Persia. In 334 B.C. he crossed to Asia and subjected Phoenicia and the capitals of the Persian empire. He also made a journey to India in order to reach ‘the frontiers of the world’. He reached the Indian Ocean and searched for a route connecting this ocean with the Persian Gulf. In addition to being a great general, Alexander was also a great statesman and farseeing politician. His early death foiled his plans to invade also the West. | |
*Bourignon de la Porte, Antoinette (1616-1680).Antoinette Bourignon, born at Lille (France) on January 13th, 1616, was a mystic and, at first, a member of the Catholic Church; she believed herself to have been chosen to preach the true Gospel. In 1658 she became an Augustine nun and also took charge of education; but in 1662 she was accused of witchery. She sought refuge in Amsterdam, where she lived a fairly long time, becoming a Protestant. In 1671 she had to flee to Holstein, and in 1673 to Flensburg. She died at Franeker (Friesland) on October 30th, 1680. Her writings were published in 25 volumes by Pierre Poiret at Amsterdam. A number of very prominent men, including Jan Swammerdam, were for a longer or shorter time under her influence. Literature: A. van der Linde, Antoinette Bourignon. 1895. Further: Nouvelle Biographie Universelle. Vol. 7. p. 95. 1835. | |
*Deken, Aagje (1741-1804).Agatha (Aagje) Deken werd opgevoed in het weeshuis der Collegianten te Amsterdam. Sedert 1777 woonde en werkte zij samen met Betje Wolff. Zij schreef o.a. Liederen voor den Boerenstand, 1804, en Iets voor Ouderen en Kinderen. Zij overleed negen dagen na haar vriendin Betje Wolff. Literatuur: K. ter Laan, Letterkundig Woordenboek. blz. 105. 1941. | |
Gronovius, Jacobus (1645-1716).Jacobus Gronovius werd op 20 October 1645 in Deventer geboren. Hij genoot voorbereidend onderwijs in zijn geboortestad en studeerde in Leiden, nadat zijn vader aldaar tot hoogleraar was benoemd, rechten en klassieke talen. In 1668 bracht hij een bezoek aan Oxford en Cambridge. Daarop volgden reizen naar Frankrijk, waar hij o.a. Thévenot leerde kennen, en naar Spanje en Italië. In de jaren 1674-1676 was hij professor in de rechten te Pisa, waar hij zich echter vijanden maakte. Daarom keerde hij terug naar Nederland. In 1679 werd hij benoemd tot hoogleraar in de geschiedenis en het Grieks aan de Leidse Universiteit. In 1692 werd hij bovendien professor in de welsprekendheid en tien jaar later ontving hij de titel ‘Geographus van de Universiteit’. In October 1716 is hij te Leiden overleden. Literatuur: Nieuw Nederlandsch Biogr. Wdb. Dl. 1. blz. 986 vlg. | |
*Helmont, Johannes Baptiste van (1577-1644).Johannes Baptiste van Helmont, een Zuidnederlands medicus, chemicus en physioloog, tevens wijsgeer, werd geboren te Brussel op 12 Januari 1577 en overleed op 30 Dec. 1644. Hij noemde zich ‘medicus per ignem’ (genezer door het vuur). Hij deed verschillende physiologische ontdekkingen; een daarvan is dat niet de warmte de spijzen in de maag doet verteren, maar een bepaalde stof, welke hij ‘fermentum’ noemde. Hij was een vurig verdediger | |
*Deken, Aagje (1741-1804).Agatha (Aagje) Deken was educated in the Orphanage of the Collegiants at Amsterdam. From 1777 onwards she lived and worked with Betje Wolff. Among her works were Liederen voor den Boerenstand (i.e. Songs for the peasantry), 1804, and Iets voor Ouderen en Kinderen (i.e. Something for Elders and their Children). She died nine days after her friend Betje Wolff. Literature: K. ter Laan, Letterkundig Woordenboek. p. 105. 1941. | |
Gronovius, Jacobus (1645-1716).Jacobus Gronovius was born on October 20th, 1645 at Deventer. He had his preparatory education in the town of his birth, and studied law and the classics in Leyden after his father had been nominated Professor in Leyden University. In 1668 he visited Oxford and Cambridge; then followed trips to France - where he met, among others, Thévenot - and to Spain and Italy. During the years 1674-1676 he was Professor of Law at Pisa, where, however, he made some enemies, for which reason he returned to the Netherlands. In 1679 he was nominated Professor of History and Greek in the University of Leyden, and in 1692, in addition, Professor of Eloquence. Ten years later he was given the title of ‘Geographus of the University’. He died at Leyden in October 1716. Literature: Nieuw Nederlandsch Biographisch Woordenboek. Vol. I. p. 986 et seq. | |
*Helmont, Johannes Baptiste van (1577-1644).Johannes Baptiste van Helmont, South-Netherlands physician, chemist and physiologist, as well as philosopher, was born at Brussels on January 12th, 1577, and died on December 30th, 1644. He called himself ‘medicus per ignum’ (healer through fire). He made various physiological discoveries, one of them being that it is not the heat which causes food to be digested in the stomach, but a certain substance which he called ‘fermentum’. He was an | |
van de theorie, dat het ongeboren kind nadelig beïnvloed kan worden, wanneer de moeder was geschrokken bij het aanschouwen van iemand die scheel of mank was; het z.g. ‘verzien’ van de moeder. Ook was hij een bekend voorstander van het principe der levenskracht (‘archaeus’), een theorie door hem aan Paracelsus ontleend. Zijn werk Ortus medicinae, waarin hij in Paal XI (paal = hoofdstuk) de kwestie van het ‘verzien’ behandelt, werd, na zijn dood, in 1648 te Amsterdam bij Elzevier door zijn zoon Franciscus uitgegeven. Er volgden verschillende drukken. In 1653 verscheen te Amsterdam een letterlijke vertaling onder de titel: Oorspronck der Medicijnkonst, door een ander verzorgd. In 1659 verscheen te Amsterdam een werk getiteld: Dageraadt oft nieuwe opkomst der Geneeskunst in verborgen grondtregelen der Nature, en in 1660 te Rotterdam: De Dageraad ofte Nieuwe Opkomst der Geneeskunst, waarin op het titelblad staat gedrukt: Noit in 't licht gesien en van den Autheur zelve in 't Nederduits beschreven; dit zou dus een eigenhandige bewerking van de Ortus medicinae moeten zijn. Dit laatste werk is in 1944, ter gelegenheid van de herdenking van het overlijden van Van Helmont in 1644, opnieuw uitgegeven door de Kon. Vlaamsche Akademie van Wetenschappen. | |
Hermann, Paul (1640-1695).Paul Hermann (Paulus Hermannus) werd geboren op 30 Juni 1640 te Halle (Sachsen), studeerde te Leipzig, maakte daarna een reis naar Italië en promoveerde in 1670 te Padua. In 1670 verbond hij zich als arts bij de Oost-Indische Compagnie en werd geplaatst op Ceylon, waar hij veel botanisch materiaal verzamelde. In 1680 benoemd tot hoogleraar te Leiden, had hij op zijn terugreis naar Europa een kort contact met H. van Reede tot Drakestein. Als hoogleraar te Leiden trachtte hij, zonder veel succes, het plantensysteem van Morinson te verbeteren. Hij overleed te Leiden op 25 Januari 1695. Zijn belangrijkste publicatie was: Museum zeylanicum, sive catalogus plantarum in Zeylana sponte nascentium observatarum et descriptarum. Lugduno Batavorum. 1717 (verzorgd door William Sherard). Het materiaal door Hermann bijeengebracht, werd niet alleen door Leeuwenhoek, - bezoek aan Hermann op 10 Juni 1686 -, gebruikt, doch vormde tevens een basis voor J. Burmann, Thesaurus Zeylanicus (1737) en mede maakte Linnaeus, bij de bewerking van zijn Flora Zeylanica (1748), daarvan een dankbaar gebruik. Literatuur: M.J. Sirks, Indisch Natuuronderzoek. blz. 12. 1915.; C.G. Jöcher, Allgemeines Gelehrten Lexicon. Dl. 2. blz. 1541. 1750; J. Sachs, Geschichte der Botanik. blz. 74. 1875. Verder: Alle de Brieven. Dl. VI. blz. 90, aant. 9. | |
*Hoorn, Joan van (1653-1711).Joan van Hoorn, geboren 16 November 1653 te Amsterdam, als zoon uit een patriciërsfamilie, werd reeds op zijn 12e jaar benoemd tot onder-assistent bij de Oost-Indische Compagnie (V.O.C.), vergezelde zijn vader op een gezantschapsreis naar China en maakte na terugkeer te Batavia snelle promotie. Hij aanvaardde in 1691 het ambt van Directeur-Generaal van de O.-I. Compagnie en ontving op 18 Juni 1701 zijn benoeming tot Gouverneur-Generaal van Nederlands Oost-Indië als opvolger van zijn schoonvader Van | |
ardent advocate of the theory that the unborn child may be adversely affected if the mother is frightened at the sight of a person with a squint or a limp; he called this the ‘ill sight’ (verzien) of the mother. He was also a renowned supporter of the principle of the life force (‘archaeus’), a theory derived by him from Paracelsus. His work Ortus medicinae, in Chapter XI of which he treats of the problem of ‘ill sight’, was published after his death, in 1648, by Elzevier at Amsterdam, edited by his son Franciscus. Several printings followed. In 1653 a literal translation appeared at Amsterdam under the title Oorspronck der Medicijnkonst, edited by someone else. In 1659 a work appeared, also at Amsterdam, under the title Dageraadt oft nieuwe opkomst der Geneeskunst in verborgen grondtregelen der Nature, and in 1660, at Rotterdam, De dageraad ofte Nieuwe Opkomst der Geneeskunst, with on the title page the notice: Noit in 't licht gesien en van den Autheur selve in 't Nederduits beschreven (Never seen the light, and written in Nether-Dutch by the author himself); this, therefore, ought to have been his own adaptation of Ortus medicinae. This latter work was re-published in 1944 by the Kon. Vlaamsche Akademie van Wetenschappen on the occasion of the commemoration of Van Helmont's death in 1644. | |
Hermann, Paul (1640-1695).Paul Hermann (Paulus Hermannus) was born on June 30th, 1640 at Halle (Saxony), studied at Leipsic, journeyed to Italy, and took his degree at Padua in 1670. In the same year he joined the Dutch East India Company as a doctor and was posted to Ceylon, where he collected much botanic material. In 1680, having been appointed a Professor in Leyden, he had a short contact with H. van Reede tot Drakestein. As Professor in Leyden he endeavoured, with scant success, to improve Morinson's botanical system. He died at Leyden on January 25th, 1695. His most important publication was Museum zeylanicum, sive catalogus plantarum in Zeylana sponte nascentium observatarum et descriptarum. Lugduno Batavorum. 1717 (edited by William Sherard). The material collected by Hermann was not only used by Leeuwenhoek, who visited Hermann on June 10th, 1686, but also formed the basis for J. Burmann, Thesaurus Zeylanicus (1737), while Linnaeus, too, made grateful use of it in composing his Flora Zeylanica (1748). Literature: M.J. Sirks, Indisch Natuuronderzoek. p. 12, 1915; C.G. Jöcher, Allgemeines Gelehrten Lexicon. Vol. 2. p. 1541. 1750; J. Sachs, Geschichte der Botanik. p. 74. 1875. Further: The Collected Letters. Vol. VI. p. 91, note 7. | |
*Hoorn, Joan van (1653-1711).Joan van Hoorn, born on November 16th, 1653 at Amsterdam, a scion of a patrician family, was appointed junior assistant with the Dutch East India Company when only 12 years old; he accompanied his father on a mission to China, and made rapid promotion after his return to Batavia. In 1691 he assumed the post of Director General of the Dutch East India Company, and was appointed Governor-General of the Dutch East Indies on June 18th, 1701, succeeding his father-in-law Van Outshoorn; he did not enter upon this | |
Outshoorn; deze functie nam hij eerst op 15 Augustus 1704 op zich, doch droeg deze op 30 Ooctober 1709 weer over aan Van Riebeeck. Hij overleed op 21 Febr. 1711. Literatuur: Dr. F.W. Stapel, Gouverneurs-Generaal van Nederlandsch-Indië. blz. 39. 1941. | |
Magliabechi, Antonio (1633-1714).Antonio Magliabechi was eerst goudsmid. Later legde hij zich toe op de letterkunde en werd tenslotte bibliothecaris van Cosimo III, Groothertog van Toscane, te Florence. Hij was buitengewoon belezen en heeft een uitgebreide collectie boeken bijeengebracht, - 30.000 delen -, waartussen hij leefde. Hij stond met de meeste geleerden uit zijn tijd in relatie en heeft talloze brieven geschreven, welke deels zijn uitgegeven door Targioni Tozzetti in 1746, deels door Valery in 1847. In de laatste jaren van zijn leven was Magliabechi ziekelijk en trok zich terug in een klooster te Florence, aan welke stad hij zijn bibliotheek heeft vermaakt. Hij stierf op 4 Juli 1714. Waarschijnlijk door bemiddeling van Jacob Gronovius, - 1645-1716, eerst hoogleraar te Pisa en, na 1679, te Leiden -, kwam Leeuwenhoek in contact met Magliabechi. Deze briefwisseling loopt van 1686 tot 1705. Eerst in latere jaren werd deze wetenschappelijk georienteerd. Leeuwenhoek deed Magliabechi ook regelmatig en met veel zorg de Latijnse uitgaven van zijn brieven toekomen. Literatuur: Mr. Matilde van Rijnberk, De briefwisseling tusschen Leeuwenhoek en Magliabechi, Ned. Tijdsch. Geneesk. Dl. 81. blz. 3146-3159. 1937. | |
Papenbroek, Daniël (van) (1628-1714).Daniël (van) Papenbroek is geboren te Antwerpen op 17 Maart 1628. Bij de Jezuieten ingetreden te Doornik op 24 Oct. 1646; was surveillant op de colleges te Mechelen en Brugge en kwam in 1659 bij de Bollandisten, waarvan hij één van de grootste en beroemdste is geworden. De Bollandisten verzorgen een critische uitgave van de levens der heiligen, de z.g. Acta Sanctorum. Zij zijn er nu al 4 eeuwen mee bezig en het werk is nog niet ten einde. Het zijn de Belgische Jezuieten, die er met een vaste staf van geleerden aan werken. Voornamelijk heeft P. meegewerkt aan de heiligen, | |
function until August 15th, 1704, and on October 30th, 1709 passed it on to Van Riebeeck. He died on February 21st, 1711. Literature: Dr. F.W. Stapel, Gouverneurs-Generaal van Nederlandsch-Indië. p. 39. 1941. | |
Magliabechi, Antonio (1633-1714).Antonio Magliabechi started his career as a goldsmith: he afterwards studied literature, and finally became librarian to Cosimo III, Grand-Duke of Tuscany, at Florence. He was extremely well read, and collected a big library - 30,000 volumes - among which he spent his life. He maintained relations with most learned men of his period, and wrote countless letters, part of which were published by Targioni-Tozzetti in 1746, and others by Valery in 1847. During the last few years of his life Magliabechi was in weak health, and retired to a monastery in Florence, to which city he bequeathed his library. He died on July 4th, 1714. It is probably through the intermediary of Jacob Gronovius - 1645-1716, first Professor at Pisa, and after 1679 in Leyden - that Leeuwenhoek came in contact with Magliabechi. This correspondence ran from 1686 until 1705. Not until later years did it become scientifically oriented. In addition, Leeuwenhoek regularly and with great care sent Magliabechi the Latin editions of his letters. Literature: Matilde van Rijnberk, LL.D., The correspondence between Leeuwenhoek and Magliabechi. Ned. Tijdschr. Geneesk. Vol. 81. pp. 3146-3149. 1937. | |
Papenbroek, Daniël (van) (1628-1714).Daniël (van) Papenbroek was born in Antwerp on the 17th of March 1628. He entered the Order of the Jesuits at Doornik on October 24th, 1646, was invigilator at the colleges in Malines and Bruges, and in 1659 joined the Bollandists, among whom he became one of the greatest and most famous. The Bollandists are working on a critical publication of the lives of the saints: the Acta Sanctorum. They have been on this now for four centuries, and still the work is not finished. It is a permanent staff of Belgian Jesuit scientists that is entrusted with this task. Papenbroek has chiefly collaborated on the lives of the saints that are mentioned in the ecclesiastical year as | |
die in het kerkelijk jaar vermeld worden van 1 Maart (dit deel verscheen in 1668) tot 4 Juni (verschenen in 1715). Hij stierf te Antwerpen op 28 Juni 1714. Zijn studie noodzaakte hem tot vele reizen en zodoende is hij waarschijnlijk ook in Delft geweest, dus op doorreis. Als missionaris staat hij voor Delft niet vermeld. In de periode, dat Leeuwenhoek hem noemt, was hij nogal bekend, omdat zijn critische naspeuringen hem enkele dierbare overleveringen, o.a. omtrent de oorsprong van de Carmelietenorde, omver deden werpen. Hij is ook de grondlegger geweest van diplomatieke oorkondenleer (De re diplomatica), met de historische critiek, die dit met zich meebrengt. Tegen het einde van zijn leven dreigde een totale blindheid, maar aan één oog kreeg hij het gezichtsvermogen terug, zodat hij zich tot zijn dood aan zijn studie kon wijden. Bij de Bollandisten zijn nog vele brieven van hem bewaard, die misschien nog aardige bijzonderheden vermelden. Het adres is: Pères Bollandistes, Collège Saint-Michel, Boulevard Saint-Michel 24. Brussel 4. | |
*Van Reede tot Drakestein, Hendrik (Adriaan) (1637-1691).Hendrik Adriaan van Reede tot Drakestein werd geboren te ‘Utrecht’, wellicht op het kasteel Drakestein, niet in de stad Utrecht. Ook zijn geboortedatum is onzeker en evenzeer wisselt de spelling van zijn geslachtsnaam. Hij trad in 1657 als adelborst in dienst van de Oost-Indische Compagnie en onderscheidde zich daar zodanig, dat hij in 1669 werd benoemd tot Gouverneur van Malabar. In 1677 benoemd tot Raad Extra-ordinaris van India, repatrieerde hij in 1678. In October 1684 aangesteld als Commissaris-Generaal der O.-I. Comp. om een einde te maken aan de misbruiken in de Overzeesche Kantoren, overleed hij op 15 December 1691 op reis van Ceylon naar Suratte en werd in deze plaats met grote praal ter aarde besteld. Met de aangeboren botanische zin van een geniaal dilettant, werden onder zijn leiding en toezicht honderden planten uit het Rijk van Malabar door een staf van verzamelaars, geleerden, - meest inheemse, soms ook Nederlandse -, en tekenaars, bijeengebracht, beschreven en getekend. Het resultaat hiervan was de Hortus Indicus Malabaricus in 12 delen, met medewerking van verschillende Nederlandse geleerden, verschenen van 1678 tot 1703. Een Nederlandse vertaling van de eerste twee delen verscheen in 1689 onder de titel: Malabaarse Kruidhof. Literatuur: M.J. Sirks, Indisch Natuuronderzoek. blz. 14-23. 1915.; P.J. Veth, De Gids. Dl. 51(3). blz. 432-475. Sept. 1887, Dl. 51(4). blz. 113-161. Oct. 1887. | |
between March 1st (this part was published in 1668) and June 4th (published in 1715). He died at Antwerp on June 28th, 1714. His studies compelled him to make many journeys, and it was probably in this way that he also visited Delft, i.e. when passing through. He is nowhere mentioned as a missionary to Delft. He was fairly well known in the period in which Leeuwenhoek mentions him, because his critical researches caused him to subvert certain traditions that were held dear at the time, such as the origin of the Order of Carmelites or White Friars. He was also the founder of the Re Diplomatica (doctrine of diplomatic muniments), and the historical criticism which it entails. He was threatened with total blindness towards the end of his life; but sight returned to one of his eyes, so that he was able to devote himself to his studies right down to his death. Many of his letters are still kept in the care of the Bollandists, probably containing some interesting details. The latters' address is: Pères Bollandistes, Collège Saint-Michel, Boulevard Saint-Michel 24, Brussels 4. | |
Van Reede tot Drakestein, Hendrik (Adriaan) (1637-1691).Hendrik Adriaan van Reede tot Drakestein was born ‘in Utrecht’ - probably at Drakestein Castle, not in the city of Utrecht. The date of his birth, too, is uncertain, and the spelling of his family-name also varies. In 1657 he entered the service of the Dutch East India Company as a midshipman, and had such a distinguished career that he was appointed Governor of Malabar in 1669. In 1677 he was appointed Council Extra-ordinary of India, and repatriated in 1678. In October 1684 he was appointed Commissary-General of the Dutch East India Company, to put a stop to the abuses in the Oversea Offices. He died on December 15th, 1691 on the journey from Ceylon to Surat (India), and was buried in the latter place with great pomp and ceremony. He was an amateur botanist of genius; and under his direction and supervision hundreds of different plants from the Malabar Coast were assembled, described and drawn by a staff of collectors, scientists, - mostly indigenous, but some Dutch -, and draughtsmen. The result of this was the publication of the Hortus Indicus Malabaricus, in 12 volumes, with the collaboration of various Dutch scientists, published in the years from 1678 to 1703. A Netherlands translation of the first two volumes appeared in 1689 under the title: Malabaarse Kruidhof. Literature: M.J. Sirks, Indisch Natuuronderzoek. pp. 14-23. 1915; P. Veth, De Gids. Vol. 51 (3). pp. 423-475. Sept. 1887, Vol. 51 (4) pp. 113-161. Oct. 1887. | |
Europese landen; in 1620 vocht hij bij Praag mee tegen de Turken. Daarna bracht hij een bezoek aan Perzië en kreeg daardoor een helder inzicht in de mogelijkheden die de handel met het Oosten bood. Op verschillende reizen tussen 1638 en 1668 drong hij diep in Azië door tot de grenzen van China; hij bezocht grote delen van India en voorts Celebes, Sumatra en Batavia. Door Lodewijk XIV werd hij in 1669 in de adelstand verheven wegens de diensten bewezen aan de Franse handel in de Indiën. Een paar jaar later kocht hij zich de Baronie d'Aubonne in Zwitserland (canton Vaud.) In 1684 had hij nog het plan een Brandenburgse compagnie van handel met Indië te stichten. Aan het begin van een nieuwe reis naar het Oosten stierf hij. Zijn reisbeschrijvingen zijn in het Nederlands vertaald door J.H. Glazemaker en in 1682 onder de titel: Alle de werken van de heer J. Baptista Tavernier, Baron van Aubonne in Amsterdam in drie delen verschenen. Literatuur: Nouvelle Biographie Générale. Dl. 43. blz. 935. 1864. | |
*Verkolje, Johannes (Jan) (1650-1693).Johannes Verkolje werd geboren op 9 Februari 1650 te Amsterdam en begon, als jongen van 10 jaar, tijdens een 3 jaren durende ziekte, al veel na te tekenen. Na zijn herstel was hij gedurende een half jaar leerling van Jan Lievens. Later kwam hij onder invloed van Metsu, ter Borch en C. Netscher. Na zijn huwelijk in 1672 ging hij naar Delft, waar hij al spoedig in het gilde trad en daarvan tussen 1678 en 1688 herhaaldelijk deken was. Hij schilderde vooral portretten van vooraanstaande personen in Delft, - zo tweemaal een van Leeuwenhoek -, doch ook van vorstelijke personen. Hij was de vader van Nicolaas Verkolje en van de minder bekende Jan Verkolje II. Hij overleed begin Mei 1693 te Delft. Literatuur: Arnold Houbraken, De groote Schouwburgh der Nederlandsche Kunstschilders en Schilderessen. blz. 1718 en 1753, nieuwe druk bewerkt door P.T.A. Swillens. Dl. 3. blz. 282. 1953. | |
*Willughby (Willoughby), Francis (1635-1672).Francis Willughby, geboren in 1635, was natuuronderzoeker. Hij studeerde aan Trinity College te Cambridge en behaalde daar zijn M.A. in 1659. Hij vergezelde John Ray op een botanische reis door de Northern Midland Countries in 1662 en later op reizen door Europa, waar hij veel verzamelde. In 1663 werd hij gekozen tot lid van de Royal Society. Hij overleed in 1672. Zijn voornaamste werken zijn: Ornithologiae libri tres. 1676 en De Historia Piscium. 1686. Literatuur: Dictionary of National Biography. Dl. 21. blz. 525. 1921-22. | |
*Witsen, Nicolaas (1641-1717).Nicolaas Witsen, geboren te Amsterdam op 8 Mei 1641 uit een Amsterdams regentengeslacht, was politicus en geleerde; hij promoveerde in 1664 te Leiden in de rechten. Omstreeks 1696 was hij Burgemeester van Amsterdam en heeft als beheerder van de Oost-Indische Compagnie order gegeven enkele planten naar Java over te brengen, o.a. de koffie. | |
European countries; in 1620 he fought near Prague against the Turks. After this he visited Persia, which gave him a clear insight into the possibilities of trade with the East. In the course of several journeys between 1638 and 1668 he penetrated deep into Asia as far as the frontiers of China, visited large parts of India, and Celebes, Sumatra and Batavia. He was given a barony by Louis XIV in 1669, in recognition of his services in connection with French trade in the Indies. A couple of years later he bought himself the Barony of Aubonne in Switzerland (Canton of Vaud). In 1684 he still planned to found a Brandenburg Company for trade with India; but at the start of a new trip to the East he died. The descriptions of his travels were translated into Dutch by J.H. Glazemaker, and published at Amsterdam in 1682, in three volumes under the title of: Alle de werken van de heer J. Baptista Tavernier, Baron van Aubonne. Literature: Nouvelle Biographie Générale. Vol. 43. p. 935. 1864. | |
*Verkolje, Johannes (Jan) (1650-1693).Johannes Verkolje was born on February 9th, 1650 at Amsterdam, and as a boy of 10, during an illness lasting 3 years, was already making drawings of many different things. After his recovery he was a pupil of Jan Lievens for six months, and later came under the influence of Metsu, Ter Borch and C. Netscher. After his marriage in 1672 he went to Delft, where he soon joined the guild, whose Dean he was several times between the years 1678 and 1688. He chiefly painted portraits of prominent persons at Delft - twice one of Leeuwenhoek -, but also of royal personages. He was the father of Nicolaas Verkolje, and of the less wellknown Jan Verkolje II. He died in the beginning of May 1693 at Delft. Literature: Arnold Houbraken, De groote Schouwburgh der Nederlandsche Kunstschilders en Schilderessen. 1718 and 1753, new edition adapted by P.T.A. Swillens. Vol. 3. p. 228. 1953. | |
*Willughby (Willoughby), Francis (1635-1672).Francis Willughby, born in 1635, was a naturalist. He studied at Trinity College, Cambridge, where he took his M.A. in 1659. He accompanied John Ray on a botanizing trip through the Northern Midland Counties in 1662, and later on journeys through Europe, where he collected a large quantity of material. In 1663 he was made a member of the Royal Society. He died in 1672. His most important works are Ornithologiae libri tres. 1676, and De Historia Piscium. 1686. Literature: Dictionary of National Biography. Vol. 21. p. 525. 1921-22. | |
*Witsen, Nicolaas (1641-1717).Nicolaas Witsen, born at Amsterdam on May 8th, 1641, of an Amsterdam regent's family, was a politician and scientist. He took his degree (Laws) at Leyden in 1664. Around 1696 he was Burgomaster of Amsterdam. As one of the Governors of the Dutch East India Company he ordered the transfer of certain plants, including coffee, to Java. | |
*Wolff, Betje (1738-1804).Elizabeth Bekker werd geboren te Vlissingen en huwde, na een romantisch avontuur, in 1759 de veel oudere Ds. Wolff. Zij was een vruchtbaar schrijfster en kwam in haar geschriften, hoewel zeker godsdienstig, op voor deugd, vrijheid en verdraagzaamheid. De romans: Sara Burgerhart, Willem Leevend, Brieven van Abr. Blankaart en Historie van Cornelia Wildschut, geschreven samen met Aagje Deken, tekenen scherp en levendig de maatschappelijke toestanden en millieu's der 18 eeuw. Zij zijn geheel Hollands van geest en hebben lang veel belangstelling ondervonden, ook door vertalingen in het buitenland. Literatuur: K. ter Laan, Letterkundig Woordenboek. blz. 105 en 573. 1941. | |
*Wolff, Betje (1738-1804).Elizabeth Bekker was born in Flushing, and married, after a romantic adventure, the much older Rev. Wolff in 1759. She was a prolific writer, and in her writings, though without doubt religious, championed the cause of virtue, freedom and tolerance. The novels: Sara Burgerhart, Willem Leevend, Brieven van Abr. Blankaart, and Historie van Cornelia Wildschut, written jointly with Aagje Deken, present a clear and vivid picture of the social conditions and milieus of the 18th century. They are genuinely Dutch in character and spirit, and for a long time met with keen interest, also abroad through translations. Literature: K. ter Laan, Letterkundig Woordenboek. pp. 105 and 573. 1941. |
|