Alle de brieven. Deel 2: 1676-1679
(1941)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrecht onbekendBiographisch registerGa naar voetnoot1.*Andry, Nicolaus (1658-1742).Andry, die geboren werd te Lyon, is bekend als schrijver van De la génération des vers dans le corps de l'homme (1700). In dit boekje, dat achtereenvolgens te Amsterdam, Londen en Parijs herdrukt werd, toont Andry zich aanhanger van L.'s animalculistische voortplantingstheorie, terwijl hij met fantastische beschouwingen diens waarnemingen betreffende de zaaddiertjes aanvult. Literatuur: K. Sprengel. Versuch einer pragmatischen Geschichte der Arzneikunde. Th. III. Halle. 1801. | |
*Aristoteles (384-322 v. Chr.).Deze beroemde Grieksche wijsgeer werd geboren te Stagena in Thracië. Hij vertrok al jong naar Athene, waar o.a. Plato zijn leermeester was. In 343 v. Chr. werd hij opvoeder van Alexander van Macedonië, waarna hij naar Athene terug keerde en er gedurende 13 jaar vele leerlingen om zich verzamelde (Peripatetische school). In 323 vluchtte hij, aangeklaagd wegens goddeloosheid, naar Euboea, en stierf daar een jaar later. Hij is de grondlegger van een natuurwetenschappelijk-biologisch systeem, dat berust op zintuiglijke waarneming. Hij bewees, dat het dierlijk lichaam altijd in bouw gelijkvormig is en grondvestte zoodoende de algemeene anatomie. Ook op het gebied van embryologie verrichtte hij pioniersarbeid. Zijn inzichten op het gebied der physiologie beheerschten de geneeskunde tot op het einde der Middeleeuwen. | |
*Back, Jacobus de (? -1658).De Back, wiens geboortejaar onbekend is, werd, nadat hij in 1616 te Franeker was gepromoveerd, in 1632 benoemd tot stadsgeneesheer te Rotterdam. In zijn Dissertatio de corde, in qua agitur de nullitate spirituum, de haematosi, de viventium calore etc. (1648), een werkje, dat tegelijk in het Nederlandsch, Engelsch en Latijn uitkwam en vele herdrukken beleefde, verwierp hij in positieve termen de aloude leer van de spiritus en de ingeboren warmte. In zijn tweeden brief aan Riolanus maakte Harvey gebruik van ideeën van de Back. Ongeveer gelijktijdig met van Helmont ontwikkelde de Back een nieuwe leer over het ontstaan der lichaamswarmte. Ook bestreed hij de opvatting van Descartes aangaande de oorzaak der hartbeweging. Men kan hem beschouwen als den voltooier van de leer van den bloedsomloop; zijn boekje, dat meer herdrukken beleefde dan Harvey's Exercitatio de motu cordis droeg veel bij tot de populariseering van diens meeningen zoowel in Engeland als in Nederland. | |
Biographical registerGa naar voetnoot1.*Andry, Nicolaus (1658-1742).Andry, born at Lyons, is well-known as the author of De la génération des vers dans le corps de l'homme (1700). It appears from this booklet, printed successively in Amsterdam, London and Paris, that Andry was an adherent of Leeuwenhoeck's animalculistic theory of procreation. He amplifies Leeuwenhoeck's observations concerning spermatozoa with fantastic speculations. (K. Sprengel, Versuch einer pragmatischen Geschichte der Arzneikunde. Vol. III. Halle, 1801.) | |
*Aristotle (384-322 b.C.).This famous Greek philosopher was born at Stagena in Thracia. At an early age he went to Athens, where Plato was among his teachers. In 343 he was entrusted with the education of Alexander of Macedonia. He afterwards returned to Athens where for thirteen years numerous scholars flocked to him (the Peripatetic School). Accused of atheism he fled in 323 to Euboea where he died in the next year. He founded a system of natural philosophy and biology, based on sensorial observation. He proved that the animal body is always uniform in structure and thus became the founder of general anatomy. He was also a pioneer in embryology. His views in matters of physiology ruled in medicine till the close of the Middle Ages. | |
*Back, Jacobus de (? -1658).We do not know when or where de Back was born. He took his doctor's degree at Franeker in 1616 and was appointed as parish-doctor at Rotterdam. In his Dissertatio de corde (1648), which appeared simultaneously in Dutch, English and Latin and was frequently reprinted, he positively rejected the ancient doctrine of the spiritus and the innate heat. Harvey availed himself of de Back's ideas in his second letter to Riolanus. Almost at the same time as van Helmont, de Back formed a new doctrine concerning the origin of animal heat. He also disputed Descartes' views of the origin of the action of the heart. De Back may be considered as the scientist who completed the doctrine of the circulation of the blood. His little book - reprinted more often than Harvey's Exercitatio de motu cordis (1628) - contributed much to the popularization of the latter's views, both in England and in the Netherlands. | |
*Birch, Thomas, D.D. (1705-1766).Thomas Birch werd geboren te St. Georges Court in Clerkenwell. Hoewel hij geen universitaire opleiding had, wist hij zich een naam te verwerven als historicus en biograaf. Zijn bekendste werken zijn: Life of the Right Honourable Robert Boyle (1744) en History of the Royal Society of London (1756/7). Vele bijdragen leverde hij in de Philosophical Transactions, terwijl de meeste artikelen van de General Dictionary, Historical and Critical (1734/41) van zijn hand zijn. Tenslotte zijn nog te noemen zijn levensbeschrijvingen van Milton en Raleigh. Birch, die verschillende kerkelijke ambten bekleedde, werd in 1753 D.D. van het Marischal College, Aberdeen, en van Lambeth. Reeds in 1735 was hij tot Fellow van de Royal Society gekozen en van 1752-1765 oefende hij daar de functie uit van Secretaris. Literatuur: Dictionary of National Biography. V. | |
*Blankaart, Stephen (1650-1702).Blankaart werd geboren te Middelburg als zoon van Nicolaas Blankaart, hoogleeraar in de geschiedenis aan de Illustre School aldaar. Na de opheffing van deze school in 1666 verhuisde het gezin eerst naar Heerenveen en drie jaar later naar Franeker, waar de vader benoemd was tot hoogleeraar in de Grieksche taal en oudheden en waar de zoon in 1671 werd ingeschreven als student in de geneeskunde. In 1674 promoveerde hij aldaar en daarna vestigde Stephen Blankaart zich als dokter in Amsterdam. Hij was een vruchtbaar schrijver, die het echter niet te nauw nam met de rechten op prioriteit van anderen. Eén zijner verdienstelijkste werken is een Lexicon medicum Graeco-Latinum-Germanicum, dat vele, ook buitenlandsche, herdrukken beleefde. In zijn in 1676 verschenen De circulatione sanguinis per fibras nam hij aan, dat de verbinding tusschen aderen en slagaderen door holle vezels tot stand kwam. De capillairen heeft hij echter, naar het schijnt, nooit gezien. Het meest bekend is Blankaart als redacteur der Collectanea medico-physica oft Hollands Jaar-Register der Genees- en Natuurkundige aanmerkingen van gantsch Europa waarvan het eerste deel in 1680 en het vierde en laatste in 1688 verscheen; men kan deze uitgave beschouwen als het eerste Nederlandsche geneeskundige tijdschrift. Andere werken van de hand van Blankaart zijn: Verhandeling van het podagra en de vliegende jicht (1684), Verhandeling van de opvoedinge en ziekten der kinderen (1684), De nieuw hervormde anatomie (1688) enz. Literatuur: C.C. Delprat. De geschiedenis der Nederlandsche geneeskundige tijdschriften van 1680-1857 (Ned. Tschr. v. Geneeskunde. 1927). E.D. Baumann. Een zeventiende-eeuwsche voorlooper van ons Tijdschrift (Ned. Tschr. v. Geneeskunde. 1921). J. Banga. Geschiedenis van de geneeskunde en van hare beoefenaren in Nederland. II. Leeuwarden. 1868. | |
*Boe Sylvius, Franciscus de le (1614-1672).Sylvius, oorspronkelijk Dubois geheeten, werd geboren te Hanau. Na zijn schooltijd in Frankrijk te hebben doorgebracht, studeerde hij in Holland en Duitschland en tenslotte behaalde hij in 1637 in Bazel den graad van doctor in de medicijnen. Na eenigen tijd als arts in Hanau werkzaam te zijn geweest, reisde hij naar Parijs en Leiden. In laatstgenoemde stad hield hij voordrachten over Harveys theorie van den bloedsomloop en daarna vestigde hij zich als | |
*Birch, Thomas, D.D. (1705-1766).Thomas Birch was born in St. George's Court, Clerkenwell. Though not a University-bred man, he made a name as a historian and biographer. His best-known books are: Life of the Right Honourable Robert Boyle (1744) and History of the Royal Society of London (1756/7). He contributed many papers to the Philosophical Transactions, and most of the articles in the General Dictionary, Historical and Critical (1734/41) are by him. In conclusion mention should be made of his lives of Milton and Raleigh. Birch, who held several offices in the Church, was made a D.D. of Marischal College, Aberdeen, and of Lambeth in 1753. He had been elected a Fellow of the Royal Society as early as 1735, and from 1752-1765 he was its secretary. (Dictionary of National Biography, V.) | |
*Blankaart, Stephen (1650-1702).Blankaart was born at Middelburg, the son of Nicholas Blankaart, professor of history in the Athenaeum Illustre at that town. After the abolishment of the college in 1666 the family removed to Heerenveen and afterwards to Franeker, where Nicholas was appointed professor of Greek and archaeology and where the son matriculated in 1671 and studied medicine. He took his doctor's degree at Franeker in 1674 and set up as a physician at Amsterdam. He was a fertile author but was not particularly strict in matters of priority. One of his most meritorious books is a Latin Lexicon medicum Graeco-Latinum-Germanicum, which was often reprinted, also abroad. He assumed in his De circulatione sanguinis per fibras (1676) that the connexion between veins and arteries was formed by hollow fibres. It would seem, however, that he never saw the capillaries. Blankaart is best known as the editor of the Collectanea medico-physica oft Hollands Jaar-register der genees- en natuurkundige aanmerkingen van gantsch Europa, the first volume of which appeared in 1680. The fourth, concluding volume came out in 1688. This edition can be considered as practically the first Dutch medical periodical. Blankaart also wrote Verhandeling van het podagra en de vliegende jicht (1684), Verhandeling van de opvoedinge en ziekten der kinderen (1684), De nieuw hervormde anatomie (1688), etc. (C.C. Delprat, De geschiedenis der Nederlandsche geneeskundige tijdschriften van 1680-1857. Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 1927. - E.D. Baumann, Een zeventiende-eeuwsche voorlooper van ons Tijdschrift. Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 1921. - J. Banga, Geschiedenis van de geneeskunde en van hare beoefenaren in Nederland, II. Leeuwarden, 1868.) | |
*Boe Sylvius, Franciscus de le (1614-1672).Sylvius, whose original name was Dubois, was born at Hanau. After his school-days in France, he studied medicine in Holland and Germany finally taking his doctor's degree at Bâle in 1637. He practised for some time at Hanau, but afterwards went to Paris and Leiden. In the last-mentioned town he lectured on Harvey's theory of the circulation of blood, and then settled | |
medicus te Amsterdam. Na een werkzaamheid van 17 jaar als zoodanig, werd de le Boe Sylvius in 1658 benoemd tot hoogleeraar in de geneeskunde te Leiden. Hij overleed daar in 1672. Sylvius was één der voormannen van de z.g. iatrochemische school en legde den grondslag voor de humorale pathologie. Hij was één der eersten, die het medisch onderwijs aan het ziekbed gaf. Verder is hij vooral bekend door zijn onderzoekingen over den bouw der hersenen (die hij voor klieren hield) en zijn beschouwingen over de beteekenis van speeksel en pancreasvocht voor de spijsvertering. Van zijn werken zijn te noemen de Disputationes medicae (1663) met daarbij gevoegd een Methodus medendi en de Praxeos medicae idea nova (1671). Literatuur: J. Banga. Geschiedenis van de geneeskunde en van hare beoefenaren in Nederland. Leeuwarden. 1868. Biographisches Lexikon hervorragender Aerzte. I. Berlin-Wien. 1931. | |
*Boettcher, Arthur (? -1889).Boettcher, die geboren werd in Beerbern in Koerland, is bekend geworden door de beschrijving van de naar hem genoemde spermakristallen, in een artikel van Virchows Archiv (1865): Farblose Krystalle eines eiweiszartigen Körpers, aus dem menschlichen Sperma dargestellt. Literatuur: Biographisches Lexikon hervorragender Aerzte. Nachträge 1-5. Berlin-Wien. 1935. | |
*Bontekoe, Cornelis (1647-1685).Deze geneesheer werd geboren te Alkmaar en ontving zijn eerste opleiding als chirurgijnsleerling. In 1665 werd hij student in de medicijnen te Leiden, waar hij o.a. de lessen volgde van F. de le Boe Sylvius, welke grooten invloed hadden op zijn wetenschappelijke vorming. Zijn geheele leven bleef hij een overtuigd aanhanger van de iatrophysica. In 1667 promoveerde hij op een Disputatio chirurgico-medica inauguralis de gangraena et sphacelo. Na gepractiseerd te hebben als arts in Alkmaar en de Rijp, waar hij kennis maakte met de werken van Descartes, liet Bontekoe zich in 1674 opnieuw te Leiden inschrijven als student in de geneeskunde. Gedurende deze periode deed hij zich kennen als een fanatiek Cartesiaan. Van 1672-1680 was hij als medicus gevestigd in den Haag. Hier gaf hij, in een door hem gesticht auditorium openbare lessen en ontleedkundige demonstraties. Door zijn onbeheerscht gedrag veroorzaakte hij allerlei oneenigheden. Na een verblijf te Amsterdam, vertrok hij in 1682 naar Hamburg, waar hij benoemd werd tot lijfarts van keurvorst Friedrich Wilhelm. Hij overleed in 1685 te Berlijn. Bontekoe heeft er veel toe bijgedragen de leer der chemiatrici in Duitschland ingang te doen vinden. In zijn geschriften treedt hij op als hervormer der geneeskunde, hij verbreekt alle banden met de klassieken en spaart vrijwel niemand van zijn tijdgenooten. Van zijn geschriften is het meest bekend Tractaat van het excellenste kruijd Thee (1678), waarin de thee, zelfs in overmaat gebruikt, als een panacee wordt aanbevolen. De beschuldiging, dat dit boek ten bate van de belangen der Vereenigde Oost-Indische Compagnie zou zijn geschreven, heeft Bontekoe's reputatie zeer geschaad, maar blijkt op vrij zwakke gronden te berusten. Literatuur: J. Banga. Geschiedenis van de geneeskunde en van hare beoefenaren in Nederland. II. Leeuwarden. 1868. F.M.G. de Feyfer, Dr. Cornelis Bontekoe. Opera selecta Neerlandicorum de arte medica. Fasc. XIV. 1937. | |
himself as a physician at Amsterdam. After practising for seventeen years he was appointed professor of medicine at Leiden, where he died in 1672. Sylvius was one of the champions of the so-called iatrochemical school and founded humoral pathology. He was one of the first to teach medicine at the bedside. Furthermore he is well-known for his investigations of the structure of the brain (which he took to be glands) and for his views concerning the importance of saliva and pancreatic juice in digestion. He wrote among other things Disputationes medicae (1663), to which he added a Methodus medendi and the Praxeos medicae idea nova (1671). (J. Banga, Geschiedenis van de geneeskunde en van hare beoefenaren in Nederland. Leeuwarden, 1868. - Biographisches Lexikon hervorragender Aerzte. I. Berlin, etc., 1931.) | |
*Boettcher, Arthur (? -1889).Boettcher was born at Beerbern in Courland. He made a name by a description of the spermcrystals, named after him, published in Virchow's Archiv (1865) under the title of Farblose Krystalle eines eiweiszartigen Körpers, aus dem menschlichen Sperma dargestellt. (Biographisches Lexikon hervorragender Aerzte. Nachträge 1-5. Berlin, etc., 1935.) | |
*Bontekoe, Cornelis (1647-1685).This physician was born at Alkmaar, and was apprenticed to a surgeon. In 1665 he went to Leiden to study medicine. Here he attended among other things the lectures of F. de le Boe Sylvius, which deeply influenced his scientific development. He remained a lifelong and convinced adherent of the iatrophysical school. In 1667 he took his doctor's degree, his thesis being Disputatio chirurgico-medica inauguralis de gangraena et sphacelo. After practising at Alkmaar and de Rijp, where he became interested in the works of Descartes, he once more entered his name on the Leiden registers as a student of medicine. During this period he showed himself to be a fanatical adherent of Cartesius. From 1672-1680 he practised at the Hague, where he also lectured and gave anatomical demonstrations in a theatre founded by him. His uncontrolled temper caused many discords. After a stay at Amsterdam he went to Hamburg in 1682, where he was appointed court-physician to the Elector Frederik William. He died at Berlin in 1685. Bontekoe has contributed a good deal to the acceptance of the doctrine of the chemiatric school in Germany. In his writings he figures as the reformer of medicine, breaking all ties with the classics, and sparing hardly any one of his contemporaries. Of his writings the best-known is Tractaat van het excellenste kruijd thee (1678), a treatise dealing with the excellent qualities of tea. In it tea, even taken in excess, is recommended as a panacea. The accusation that his book was written in order to promote the interests of the United East India Company seriously hurt Bontekoe's fame, but it appears to be ill-founded. (J. Banga, Geschiedenis van de geneeskunde en van hare beoefenaren in Nederland. II. Leeuwarden, 1868. - F.M.G. de Feyfer, Dr. Cornelis Bontekoe. Opera selecta Neerlandicorum de arte medica. Fasc. XIV. Amsterdam, 1937.) | |
Boogert, Jan (1648-1702).Jan Boogert werd op 2 April 1648 in de Nieuwe Kerk te Delft gedoopt als zoon van notaris François Jansz. Boogert, onder wiens clientèle Leeuwenhoeck in 1656 voorkomt. Jan Boogert zelf was van 1672-1702 advocaat en notaris te Delft. Hij was een vermogend man, en stond o.a. in relatie met de beroemde schilders Johannes Vermeer en Pieter de Hoogh. [B-s.] Bronnen: Gemeente-archief Delft. Hs. Mr. Willem van der Lely. fo. 9 en 167. Naamen van Veertighraaden, fo. 78. Koopbrieven; Alg. Rijks-archief te 's-Gravenhage; Protocol der huizen te Delft, fo. 871. Literatuur: R. Boitet. Beschrijving der Stadt Delft. Delft. 1729. Dirck van Bleyswijck. Beschrijvinge der Stadt Delft. Delft. 1667. | |
Brand, Hennig (? - ?).Na soldaat en koopman in Hamburg te zijn geweest, verdiepte Brand (ook wel Brants geheeten) zich in alchemistische studiën en ontdekte - waarschijnlijk in 1669 - bij droge destillatie van urine, het phosphor. Door toedoen van Leibniz werd hij later naar Hamburg geroepen, waar hij tegen een vast salaris phosphor bereidde. Literatuur: F.M. Jaeger. Historische Studiën. Groningen. 1919. | |
Brouncker, William (1620?-1684).Brouncker, die van Iersche afkomst was, studeerde in Oxford wiskunde en later medicijnen. Hij beheerschte vele talen en hield zich vooral met literairen arbeid bezig. Van de oprichting af tot 1677 was hij president van de Royal Society. Verscheidene belangrijke wiskundige werken verschenen van zijn hand. Literatuur: Dictionary of National Biography. VI. | |
*Brown, Robert (1773-1858).Engelsch plantkundige (geboren te Montrose), die belangrijke waarnemingen heeft gedaan op physiologisch en anatomisch gebied. In 1824 maakte hij een studie van de onophoudelijke, onregelmatig heen- en weergaande beweging van microscopisch fijne deeltjes in een vloeistof. In den aanvang vatte hij deze beweging op als een levensverschijnsel, alleen plantaardige deelen eigen. Deze meening bleek onhoudbaar te zijn, daar minerale stoffen zich op dezelfde wijze gedragen. In 1905 verklaarden Einstein en Smoluchowski, onafhankelijk van elkaar, de ‘Brownsche beweging’ uit de onregelmatige stooten, welke de zwevende deeltjes ondervinden van de vloeistofdeeltjes. | |
*Buffon, George Louis Leclerc, Graaf de (1707-1788).Buffon werd geboren te Montbard, aan de Côte d'Or. Hij stamde uit een rijk, adellijk geslacht en toonde al vroeg belangstelling voor de natuurwetenschappen. In 1739 werd hij aangesteld tot intendant van de ‘Jardin des Plantes’ te Parijs. Hier vormde hij al spoedig een middelpunt voor de studie der biologie. Hij legde een natuur-historisch kabinet aan en bracht in de kassen velerlei uitheemsche gewassen bijeen. Hij hield zich vooral bezig met vergelijkende anatomie en met het nagaan der geographische verbreiding van planten en dieren. Als schrijver was hij zeer geliefd wegens zijn uitmuntende stilistische | |
Boogert, Jan (1648-1702).Jan Boogert, baptized on the 2nd of April 1648 in the New Church at Delft, was the son of François Jansz. Boogert, notary public, one of whose clients was Leeuwenhoeck in 1656. Jan Boogert was a lawyer and a notary at Delft from 1672-1702. He was a wealthy man, and on friendly terms with the famous painters Johannes Vermeer and Pieter de Hoogh. (Municipal archives of Delft; General Public Records Office at the Hague. - R. Boitet, Beschrijving der stadt Delft. Delft, 1729. - Dirck van Bleyswijck, Beschrijvinge der stadt Delft. Delft, 1667.) [B-s.] | |
Brand, Hennig (ca. 1670).Brand, who was first a soldier and afterwards a merchant at Hamburg, became engrossed in alchemistic studies. By means of the dry destillation of urine he discovered phosphorus (probably in 1669). At the instigation of Leibniz he was afterwards called to Hamburg, where he prepared phosphorus at a fixed salary. His name is also written Brants. (F.M. Jaeger, Historische studiën. Groningen, 1919.) | |
Brouncker, William (1620?-1684).Brouncker, an Irishman by birth, studied mathematics and subsequently medicine at Oxford. He was a good linguist and did especially literary work. From its foundation till 1677 he was President of the Royal Society. He is the author of several important mathematical dissertations. (Dictionary of National Biography. VI.) | |
*Brown, Robert (1773-1858).An English botanist, born at Montrose, who made physiological and anatomical observations of great importance. In 1824 he studied the incessant and irregular movement backwards and forwards of microscopically minute particles in a fluid. At first he took these movements to be a vital symptom, exclusively a property of vegetable particles. This opinion proved untenable, as mineral particles behave in the same manner. In 1905 Einstein and Smoluchowski independently explained that the Brownian movement is the result of the irregular impact of the fluid particles on the floating particles. | |
*Buffon, George Louis Leclerc, Count de (1707-1788).Buffon was born at Montbard, at the Côte d'Or. He was a descendant from a noble and rich family. At an early age he displayed an interest in natural science. In 1739 he was appointed Intendant of the Jardin des Plantes. Here he soon formed a centre of biological studies. He founded a museum for natural history and collected all sorts of exotic plants for the hothouses. Personally he was mainly interested in comparative anatomy and the geographical distribution of animals and plants. He was greatly appreciated as an author on account of his beautiful style. His principal book, continued | |
qualiteiten. Zijn hoofdwerk, dat door anderen na zijn dood werd voortgezet, is de Histoire naturelle générale et particulière (1749-1804), welke bestaat uit 44 deelen. Literatuur: J. Anker en S. Dahl. Werdegang der Biologie. Leipzig, 1938. | |
Burch, Willem Reyersz van der (1627-1712).Mr. van der Burch was de zoon van een brouwer, en een verre verwant van Jan Fransz. Boogert. Dat hij tot de gegoede burgers behoorde, blijkt uit het feit, dat hij veertigraad en weesmeester was. Op 31 Maart 1712 is hij, ongehuwd, overleden. [B-s.] Bronnen: Gemeente-archief Delft. Hs. Mr. Willem van der Lely, Naemen van Veertigraden, fo. 78. Koopbrieven; Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage, Protocol der huizen te Delft, fo. 871. Literatuur: R. Boitet. Beschrijving der stadt Delft. Delft. 1729. Dirck van Bleyswijck. Beschrijvinge der stadt Delft. Delft. 1667. | |
Busschoff, Hermannus (1620-1674).Na gestudeerd te hebben in Utrecht en te Leiden, werd Busschoff in 1642 beroepen als predikant te Zoelen, in 1653 te Kuilenburg. Het jaar daarop vertrok hij, afgezonden door de classis Amsterdam, naar Oost-Indië, na eerst nog eenigen tijd aan de Kaap den dienst verricht te hebben. Van 1655-1657 werkte hij op Formosa en een jaar later werd hij te Batavia aangesteld, waar hij tot zijn dood verbleef. Hij werd bekend door zijn boekje over de Moxa, een geneesmiddel tegen jicht. Literatuur: C.A.L. van Troostenburg de Bruyn. Biographisch Woordenboek van Oost-Indische predikanten. Nijmegen. 1893. | |
*Chomel, Noel (plm. 1632-1712).Chomel werd geboren te Parijs. Hij was een bekend landbouwkundige en gaf als zoodanig in 1709 uit de Dictionnaire économique, een werk dat in verschillende talen werd vertaald. De Hollandsche uitgave, die in 1778 verscheen te Leiden en Leeuwarden, werd bewerkt door J.A. de Chalmot. Chomel overleed in 1712 te Lyon. Literatuur: P. Larousse. Grand Dictionnaire universel. IV. Paris. s.d. | |
Cordes, Henricus de (1649-1678).Cordes werd geboren te Amsterdam en was van 1674-1678 Luthersch predikant te 's-Gravenhage. Als zoodanig werd hij o.a. door Spinoza zeer geprezen en hij telde dezen wijsgeer meermalen onder zijn gehoor. Voor zijn vriend Benedictus Haan te Delft nam hij nu en dan doopplechtigheden waar, terwijl zij ook wel eens voor elkaar preekten. [B-s.] Bronnen: Gemeente-archief Delft, Doopboek der Evangelisch-Luthersche Gemeente; Gemeente-Archief Amsterdam en 's-Gravenhage, Mededeelingen der archivarissen. Literatuur: Biographisch Woordenboek van Protestantsche Godgeleerden. 's-Gravenhage. z.j.K.O. Meinsma. Spinoza en zijn kring. Den Haag. 1896. | |
by others after his death, is the Histoire naturelle générale et particulière (1749-1804), consisting of forty-four volumes. (Literature: J. Anker and S. Dahl, Werdegang der Biologie. Leipzig, 1938.) | |
Burch, Willem Reijersz. van der (1627-1712).W. van der Burch L1.D. was a brewer's son and a distant relation of Jan Fransz. Boogert. The fact that he was a member of the ‘council of forty’ and warden of the orphan-houses shows that he was a substantial burgher. He died March 31st 1712, unmarried. (Municipal archives of Delft; General Public Record Office at the Hague. - R. Boitet, Beschrijving der stadt Delft. Delft, 1729. - D. van Bleyswijck, Beschrijvinge der stadt Delft. Delft, 1667.) [B-s.] | |
Busschoff, Hermannus (1620-1674).After studying at Utrecht and Leiden, Busschoff was called as minister to Zoelen in 1642, and to Culemborg in 1653. The next year he was sent out to the East-Indies by the Amsterdam convocation. After a short period of church-service at the Cape of Good Hope he officiated in Formosa from 1655-1657. The next year he was called to Batavia, where he remained till his death. He became renowned as the author of a treatise on moxa, a remedy against gout. (C.A.L. van Troostenburg de Bruyn, Biographisch Woordenboek van Oost-Indische predikanten. Nijmegen, 1893.) | |
*Charles II, King of England (1630-1685).During Cromwell's protectorate Charles resided in Holland after a frustrated attempt to regain the throne. In 1660 he entered London as King. His Roman Catholic inclination and his absolutism estranged the people from him. There were two Dutch wars in his reign. | |
*Chomel, Noel (about 1632-1712).Chomel was born at Paris. He was a well-known agriculturist. In this quality he published in 1709 the Dictionnaire économique, which was translated into various languages. The Dutch edition appeared in 1778 at Leiden and Leeuwarden, translated by J.A. de Chalmot. Chomel died at Lyons in 1712. (P. Larousse, Grand dictionnaire universel. T. IV. Paris, w.y.) | |
Cordes, Henricus de (1649-1678).Cordes was born at Amsterdam and was a Lutheran pastor at the Hague from 1674-1678. Spinoza, who often attended the service in his church, was loud in his praises. He and his friend Benedictus Haan often exchanged clerical duties, such as baptisms and sermons. (Municipal archives of Delft; Municipal archives of Amsterdam and the Hague. - Biographisch Woordenboek van Protestantsche Godgeleerden. 's-Gravenhage, w.y. - K.O. Meinsma, Spinoza en zijn kring. Den Haag, 1896.) [B-s.] | |
promoveerde. Hij oefende de practijk uit in Duisburg en werd daarna hoogleeraar in de wijsbegeerte aan het Atheneum Illustre te Nijmegen. In 1670 benoemde de Leidsche universiteit hem tot hoogleeraar in de natuurkunde, in 1673 tot opvolger van de le Boe Sylvius. In 1686 begaf hij zich, als lijfarts van den grooten keurvorst Friedrich Wilhelm, naar Berlijn, in welke stad hij tot zijn dood verbleef. Zijn voornaamste geschrift is Lumen rationale medicum seu praxis medica reformata. | |
*Derham, William (1657-1735).Derham werd geboren te Stoughton bij Worcester. In 1679 behaalde hij in Oxford zijn B.A. en in 1682 werd hij geestelijke bij een rijke familie. In 1689 verhuisde hij als zoodanig naar Upminster in Essex. Hier beschikte hij over genoeg vrijen tijd om zich aan de studie der natuurwetenschappen te wijden. Dank zij zijn arbeid op dit gebied werd hij in 1702 benoemd tot lid van de Royal Society. Zeer bekend is zijn Physico-Theology, or a Demonstration of the Being-Attributes of God from his Works of Creation, waarvan in 1754 de 12de druk verscheen en dat o.a. vertaald werd in het Fransch, Zweedsch en Duitsch. In 1715 gaf hij uit Astro-Theology, welk werk in 1750 den 9den druk beleefde. Na enkele jaren werd Derham benoemd tot ‘chaplain’ van den prins van Wales (den lateren George II) en in 1716 kreeg hij het ambt van kanunnik van Windsor. In 1730 maakte de universiteit van Oxford hem D.D. Behalve bovengenoemde werken schreef Derham nog eenige boeken op theologisch gebied, terwijl hij ook de geschriften uitgaf van Ray en diens biographie het licht deed zien. In 1726 verscheen van hem Philosophical Experiments of R. Hooke and other eminent Virtuosoes. Literatuur: Dictionary of national Biography. XIV. | |
*Dioscorides, Pedanius ( ? - ? ).Dioscorides leefde onder de keizers Claudius en Nero, in de eerste eeuw na Chr. Hij volgde het Romeinsche leger als militair arts en is bekend door zijn werk Materia medica, een geschrift, waarin ongeveer 600 planten werden gedetermineerd, met vermelding van hun bruikbaarheid op geneeskundig gebied. Door dit werk, dat grooten invloed had, verloor de botanie eeuwen lang haar zelfstandige positie. | |
*Dodonaeus, Rembertus (1517-1583).Dodonaeus, eigenlijk Dodoens geheeten, was afkomstig uit Mechelen, waar hij later stadsgeneesheer werd. Na reizen in Frankrijk, Italië en Duitschland werd hij lijfarts van keizer Maximiliaan II en van Rudolf II, terwijl hij ten slotte in 1582 hoogleeraar in de botanie te Leiden werd. Zijn meest bekende werk is de Historia stirpium (1553) (het volgend jaar vertaald uitgegeven als Cruydeboeck), waarin ruim 1000 planten beschreven zijn. In 1583 verscheen Stirpium historiae pemptades sex, dat zeer belangrijk is, aangezien daarin pogingen werden gedaan, om tot een meer wetenschappelijke indeeling der planten te komen. | |
degree. He practised at Duisburg and subsequently was a professor of philosophy in the Athenaeum Illustre of Nimeguen. In 1670 the Leiden University appointed him professor of physics. In 1673 he succeeded de le Boe Sylvius. In 1686 he went to Berlin as court-physician of the great elector Frederick William. He remained there till his death in 1690. His principal writing is: Lumen rationale medicum seu praxis medica reformata. | |
*Derham, William (1657-1735).Derham was born in 1657 at Stoughton near Worcester. He graduated B.A. in 1679, and became chaplain to a wealthy family in 1682. In 1689 he was presented to the vicarage of Upminster, Essex. Here he had ample leisure for cultivating his taste for physics. Owing to his work in this branch of science he was elected fellow of the Royal Society in 1702. He is noted for his Physico-Theology, or a Demonstration of the Being-Attributes of God from his Works of Creation, a 12th edition of which appeared in 1754, and which was translated into French, Swedish, German, etc. In 1715 he edited Astro-Theology, which was reprinted for the 9th time in 1750. A few years later Derham became chaplain to the Prince of Wales (the later George II) and in September 1716 he was installed Canon of Windsor. In 1730 the University of Oxford gave him the D.D. by diploma. Derham's other original publications are theological. He edited Ray's works and wrote a biography of that scientist. In 1726 appeared his Philosophical Experiments of R. Hooke and other eminent vituosoes. (Dictionary of national Biography. XIV.) | |
*Dioscorides, Pedanius (ca. 50).Dioscorides lived in the day of the Emperors Claudius and Nero, in the first century after Christ. He was a surgeon in the Roman army. He is famous for his Materia medica, in which about 600 plants are identified with references to their use in medicine. Owing to the influence of this writing botany lost its independent position for many centuries. | |
*Dodonaeus, Rembertus (1517-1583).Dodonaeus whose Flemish name was Dodoens, was born at Malines, where he was town-physician in later years. After travelling in France, Italy and Germany he became court-physician to the Emperors Maximilian II and Rudolph II, and finally in 1582 professor of botany at Leiden. His best known book is the Historia stirpium (1553), issued the next year in a Dutch translation under the title of Cruydeboeck. Over one thousand plants are described in it. In 1583 there appeared Stirpium historiae pemptades sex, a very important book because an attempt is made in it to find a more scientific classification of plants. | |
*Drebbel, Cornelis (1572-1633).Drebbel was graveur in zijn geboortestad Alkmaar, doch daarnaast hield hij zich bezig met de constructie van allerlei apparaten. Met een onderbreking van enkele jaren, toen hij te Praag verblijf hield, woonde Drebbel van plm. 1605 tot zijn dood te Londen, in den beginne verbonden aan de hofhouding van den kroonprins, later als herbergier, steeds door geldgebrek gekweld. Hij vervaardigde o.a. een perpetuum mobile, deed proeven met tooverlantaarns en automatische orgels, en wordt vermeld als maker van verrekijkers en microscopen, de laatste waarschijnlijk reeds met machinaal geslepen lenzen. Groot opzien baarden zijn experimenten met een onderzeeboot. Zijn uitvindingen werkten sterk op de verbeelding zijner tijdgenooten, waardoor er verschillende fantastische verhalen ontstonden, die echter voor het meerendeel zeer twijfelachtig zijn, zooals ook het bericht, dat Leeuwenhoecks vader Drebbels assistent te Londen geweest zou zijn, en hem beschuldigd zou hebben van snoeverij. | |
*Ehrenberg, Christian Gottfried (1795-1876).Deze groote Duitsche natuuronderzoeker werd in Delitzsch geboren. Nadat hij aanvankelijk te Leipzig in de theologie had gestudeerd, wijdde hij zich spoedig aan de studie der medicijnen en der natuurwetenschappen. In de periode tusschen 1820 en 1830 maakte hij verschillende groote reizen, o.m. een reis door Azië, tezamen met Alexander von Humboldt. Eén en ander heeft grooten invloed op zijn verderen ontwikkelingsgang gehad. Nadat hij in 1827 tot hoogleeraar aan de universiteit te Berlijn was benoemd, schreef hij verschillende boeken, waarin hij ook op zijn reizen verrichte natuurwetenschappelijke waarnemingen verwerkte. Zijn hoofdarbeid ligt evenwel in zijn uitgebreide onderzoekingen aangaande de in uiteenloopende infusies voorkomende microscopische organismen. Dienaangaande publiceerde hij in 1838 een lijvig boek, getiteld Die Infusionsthierchen als vollkommene Organismen. Hoewel hij in zijn streven om aan de door hem waargenomen microscopische wezens een structuur toe te kennen, welke geheel op één lijn met die der hoogere organismen kon worden gesteld, ongetwijfeld te ver ging, heeft dit boek, mede in verband met de daarin voorkomende fraaie kopergravures groote en blijvende waarde. Op de verdere ontwikkeling der kennis van de microscopische levende wezens heeft dit standaardwerk zeker in hooge mate stimuleerend gewerkt. In latere jaren heeft Ehrenberg zich vóór alles bezig gehouden met uitgebreide studies over de beteekenis der kleinste levende wezens voor verschillende aardformaties en voor de geologie in het algemeen. | |
*Falloppio, Gabriele (1523-1562).Reeds op 24-jarigen leeftijd werd Falloppio, die afkomstig was uit Modena, te Ferrara tot hoogleeraar in de ontleedkunde benoemd. Later bekleedde hij dit ambt te Pisa en te Padua, in welke laatste stad hij tevens botanie doceerde. Hij is bekend als auteur van Observationes anatomicae (1561), in welk werk hij verschillende waarnemingen van Vesalius bestreed. Zijn naam is verbonden aan de tubae Fallopii, terwijl hij ook reeds een korte beschrijving gaf van de corpora lutea aan de oppervlakte der ovaria. Literatuur: K. Sprengel. Versuch einer pragmatischen Geschichte der Arzneikunde. Th. III. Halle. 1801. | |
*Drebbel, Cornelis (1572-1633).Drebbel was an engraver at Alkmaar, his native town. At the same time he was occupied in the construction of all sorts of apparatus. With a few years' interim spent at Prague, Drebbel lived in London from c. 1605 till his death. At first he was in some way connected with the household of the Princess Royal, afterwards he kept an inn. He was always short of money. Among other things he constructed a perpetuum mobile and experimented in magic lanterns and automatic organs. He is mentioned as a manufacturer of telescopes and microscopes. For these microscopes he already used lenses which were in all probability machine-ground. He made a great stir by his experimenting with a submersible boat. His inventions took the fancies of his contemporaries. Various fantastic stories were the result, mostly of a very doubtful character. One of these was that Leeuwenhoeck's father had been Drebbel's assistant in London and that he had accused him of boastfulness. | |
*Ehrenberg, Christian Gottfried (1795-1876).This great German naturalist was born at Delitzsch. Having originally studied theology at Leipzig, he soon turned to the study of medicine and natural science. Between 1820 and 1830 he undertook various travels, i.a. through Asia with Alexander von Humboldt. His further development was greatly influenced by all this. He was appointed professor in the University of Berlin in 1827 and wrote several books in which he used the scientific observations made during his travels. However, his principal work was done in his extensive investigations concerning the microscopic organisms in various infusions. He published these in 1838 in a stout volume, entitled Die Infusionsthierchen als vollkommene Organismen. Although he went too far in his attempt to attribute a structure to these microscopic organisms entirely analogous to that of higher organisms, his book has a great and lasting value. This standard-work has undoubtedly stimulated in a high degree the further development of our knowledge of microscopic animalcules. Later Ehrenberg principally occupied himself with an extensive study of the significance of the smallest living beings with respect to earthformation and geology in general. | |
*Falloppio, Gabriele (1523-1562).Falloppio, a native of Modena, was only twenty-four when he was made a professor of anatomy at Ferrara. Afterwards he was in like function at Pisa, and at Padua, where he also lectured on botany. He is remembered as the author of Observationes anatomicae (1561), in which he disputed various observations of Vesalius. His name is connected with the tuba Fallopii. He was the first to give a short description of the corpora lutea on the surface of the ovaries. (K. Sprengel, Versuch einer pragmatischen Geschichte der Arzneikunde. Vol. II. Halle, 1801.) | |
*Folli, Francesco (1624-1685).Deze Florentijnsche arts zou op 13 Aug. 1654, in tegenwoordigheid van Keizer Frederik II, de eerste bloedtransfusie hebben gedaan met behulp van een zilveren en een beenen buis, die door een dierlijke slagader met elkaar waren verbonden en waardoorheen het bloed van de arteria van den gever in de vena van den ontvanger werd geleid. Literatuur: Horace Manchester Brown. The beginning of intravenous medication. Annals of Medical History. III. 1917. | |
*Fracastoro, Girolamo (1478-1553).Fracastoro, die geboren werd te Verona, studeerde aanvankelijk te Padua in de wiskunde en wijsbegeerte. Later ging hij over tot de geneeskunde, waarin hij promoveerde te Pordenone. Te Verona gevestigd, stond hij al spoedig, ook bij vele vorsten, in groot aanzien. Hij was zoowel een uitstekend geneesheer als een bekend schrijver van Latijnsche gedichten. Van zijn talrijke medische werken zijn het meest bekend zijn gedicht Syphilis sive morbus Gallicus (1530) en zijn hoofdwerk De contagione et contagiosis morbis eorumque curatione libri tres (1546), waarin hij op grond van zijn klinische waarnemingen een levend contagium als oorzaak der infectieziekten aannam en de specificiteit dezer ‘seminaria morbi’ verdedigde. Literatuur: V. Fossel. Hieronymus Fracastoro. Drei Bücher von den Kontagien, den kontagiösen Krankheiten und deren Behandlungen. (Klassiker der Medizin. Bd. 5.) Leipzig. 1910. | |
*Galilei, Galileo (1564-1642).Galilei studeerde eerst medicijnen en later wiskunde aan de universiteit van zijn geboorteplaats Pisa en werd in 1589 aldaar hoogleeraar in laatstgenoemd vak. Van 1592 tot 1610 was hij als zoodanig werkzaam in Padua, waarna hij wiskundige werd van den hertog van Toscane. In 1616 werd hij veroordeeld als overtuigd aanhanger van het heliocentrische stelsel, zijn werk over de wereldstelsels werd later op den Index geplaatst en hijzelf moest zich op een villa bij Florence terugtrekken. Behalve over drijvende lichamen en kometen schreef Galilei over zonnevlekken en hield hij zich met practische uitvindingen bezig. Zoo gebruikte hij een tweedeelig toestel (een rechte, van boven gesloten, ten deele met water gevulde glazen buis, waarvan het open ondereinde was gedompeld in een met water gevuld bakje) voor temperatuursmetingen, en in 1610 construeerde hij zijn eersten kijker, waarmee hij allerlei ontdekkingen deed, beschreven in Sidereus nuncius (1640). | |
Gordon, Robert (1647-1704).Gordon, oudste zoon van den ‘baronet of Gordonstoun in Drainie, Elginshire’ reisde veel in het buitenland en correspondeerde o.a. met Boyle over mechanische en chemische onderwerpen. Hij construeerde een zeer goede waterpomp, maar maakte verder geen werk van deze uitvinding. In 1686 werd hij, die zeer in de gunst stond van koning Jacobus II, gekozen tot lid van de Royal Society. Literatuur: Dictionary of National Biography. XXII. | |
*Folli, Francesco (1624-1685).According to tradition this Florentine physician performed the first blood-transfusion on August 13th 1654, in the presence of the Emperor Frederick II, using a silver and a bone tube connected by means of the artery of an animal. In this manner the blood from the artery of the donor could be conducted into the vein of the recipient. (Horace Manchester Brown, The beginning of intravenous medication. Annals of medical history. III, 1917.) | |
*Fracastoro, Girolamo (1478-1553).Fracastoro, a native of Verona, at first studied mathematics and philosophy at Padua, but afterwards took up medicine, taking his doctor's degree at Pordenone. He established himself as a physician at Verona and soon was high in reputation, also with many princes. He was not only an excellent practitioner but also a renowned Latin poet. Best-known among his numerous medical writings are his poem Syphilis sive morbus Gallicus (1530) and above all his De contagione et contagiosis morbis eorumque curatione libri tres (1546). In this book he assumes, as a result of his clinical observations, a living contagion as the cause of contagious diseases and defends the specificity of these ‘seminaria morbi’. (V. Fossel, Hieronymus Fracastoro. Drei Bücher von den Kontagien, den kontagiösen Krankheiten und deren Behandlungen. Klassiker der Medizin. Vol. 5. Leipzig, 1910.) | |
*Galilei, Galileo (1564-1642).Galilei first studied medicine and afterwards mathematics at the University of Pisa, his native town. He was made a professor of mathematics at that University in 1589, holding the same function at Padua from 1592-1610. Subsequently he became mathematician to the Duke of Tuscany. He was condemned in 1616 as a convinced adherent of the heliocentral system. Afterwards his book on cosmic systems was placed on the Index, while he was compelled to retire to a villa near Florence. Galilei wrote on floating bodies and on comets, but also on sun-spots. He also applied himself to practical inventions, using, for instance, a bipartite implement for measuring temperatures. It was a glass tube, straight and closed at the top, partly filled with water, its open lower extremity being put in a small basin filled with water. In 1610 he built his first telescope, with which he made various discoveries, described in Sidereus nuncius (1640). | |
Gordon, Robert (1647-1704).Robert Gordon was the eldest son of the ‘baronet of Gordonstoun in Drainie, Elginshire’. He travelled a good deal on the continent and carried on a correspondence with Boyle concerning mechanical and chemical subjects. He built an excellent airpump, but let his invention rest. He was a great favourite of King James II, and was made a member of the Royal Society in 1686. (Dictionary of national biography. XXII.) | |
Grew, Nehemiah (1641-1712).Nehemiah Grew, die geboren werd in Mancette in Wales, studeerde aan de universiteit te Cambridge, en promoveerde in 1671 te Leiden in de geneeskunde. Kort daarop werd hij benoemd tot lid van de Royal Society en in 1677 volgde hij met Robert Hooke, Oldenburg op als secretaris. Hoewel hij zich ook op chemisch en anatomisch gebied bewoog, dankt hij zijn roem in de eerste plaats aan zijn botanische onderzoekingen. Grew, die de planten niet naar hun nuttigheidsgraad voor den mensch beoordeelde (gelijk in zijn tijd gewoonte was), doch ze zuiver wetenschappelijk beschouwde, is vooral bekend als plantenanatoom. Hij zag de groene kleur in de bladgroenkorrels en extraheerde deze met olie. Hij beschouwde deze kleurstof, later chlorophyl genoemd, als een neerslag, ontstaan door alkalische stoffen uit de lucht. Hij zag verder dat er ook bij planten verschil in sexe bestaat, beschreef de cellen in de plant en bestudeerde den bouw van het hout, wat tot wetenschappelijke discussie met Leeuwenhoeck aanleiding gaf. Ook op het gebied der planten-physiologie deed hij proeven. Zijn voornaamste werken zijn: The Anatomy of Vegetables begun (1671), The comparative Anatomy of Trunks (1675) en zijn hoofdwerk: The Anatomy of Plants (1682). Literatuur: Agnes Arber. Nehemiah Grew. Makers of British Botany. Cambridge. 1913. | |
Haan, Benedictus (?-1702).Benedictus Haan of de Haan, wiens geboorteplaats evenals zijn geboortedatum, onbekend is, studeerde in Duitschland en stond als Luthersch predikant eerst te Harlingen en Breda en van 1675-1695 te Delft. In laatstgenoemd jaar werd hij beroepen naar Amsterdam, in welke stad hij tot zijn dood verbleef. [B-s.] Bronnen: Gemeente-archief Delft, Doopboek Evangelisch-Luthersche Gemeente; Gemeente-archief Amsterdam; Mededeeling van den archivaris. Literatuur: Mr. J. Loosjes. Naamlijst van predikanten, hoogleeraren en proponenten der Luthersche kerk in Nederland. 's-Gravenhage. 1925. | |
Ham, Johan (plm. 1651 - na 1723).Ham, wiens sterfjaar onbekend is, staat in 1671 ingeschreven als student aan de Leidsche universiteit. Hij is vooral bekend doordat hij de aandacht van Leeuwenhoeck vestigde op de spermatozoën, die hij zelf voor een ziekteverschijnsel hield. In zijn vaderstad Arnhem, waar hij de practijk uitoefende, bekleedde hij later het burgemeestersambt. Literatuur: W.J. Halbertsma. Ontleedkundige aanteekeningen VI. Johan Ham van Arnhem, de ontdekker der spermatozoïden. Versl. en Mededeel. der Koninkl. Akademie v. Wetenschappen. Afd. Natuurkunde. XIII. 1862. | |
*Hartsoeker, Nicolaas (1656-1723).Hoewel oorspronkelijk bestemd voor predikant, legde Hartsoeker, die uit Gouda afkomstig was, zich al vroeg op de wiskundige vakken toe en tevens leerde hij het slijpen van lenzen. In 1674 was hij ingeschreven als student te Leiden, waar hij zich o.a. een aanhanger van Descartes toonde. Na een kort verblijf in Amsterdam vertrok hij in 1678 naar Parijs, en bezocht daar ziekenhuizen en observatoria, terwijl hij door bemiddeling van Christiaan Huijgens | |
Grew, Nehemiah (1641-1712).Grew was born at Mancette in Wales. After Cambridge he went to Leiden where he took his doctor's degree in medicine in 1671. Shortly after he was made a member of the Royal Society. In 1677 he and Hooke succeeded Oldenburg as secretaries. Though he did chemical and anatomical work, he owes his fame in the first place to his botanical research. Grew is especially renowned as a plant-anatomist. He did not judge plants according to their usefulness for man, but studied them scientifically. He saw the green colour in the chlorophyll grains and extracted it in oil. This colouring matter, subsequently called chlorophyll, he took to be a precipitate caused by alkaline substances in the air. He observed that in plants also there are two sexes, described the plant-cells and studied the structure of wood, which led to scientific discussions with Leeuwenhoeck. He also experimented in plant-physiology. His principal writings are: The anatomy of vegetables begun (1671), The comparative anatomy of trunks (1675) and especially The anatomy of plants (1682). (Agnes Arber, Nehemiah Grew. Makers of British botany. Cambridge, 1913.) | |
Haan, Benedictus ( ? -1702).Benedictus Haan or de Haan, the year and place of whose birth are not known, studied geology in Germany. He was consecutively Lutheran pastor at Harlingen, Breda and Delft (1675-1695). In 1695 he had a call to Amsterdam where he died in 1702. (Municipal archives of Delft; Municipal archives of Amsterdam. - J. Loosjes, Naamlijst van predikanten, hoogleeraren en proponenten der Luthersche kerk in Nederland. 's-Gravenhage, 1925.) [B-s.] | |
Ham, Johan (circa 1651 - after 1723).Ham matriculated at Leiden in 1671. We do not know the date of his death. He is best known for having drawn L's attention to the spermatozoa, which he personally considered to be symptomatic. He became burgomaster of Arnheim, his native town, where he was a practitioner. (W.J. Halbertsma, Ontleedkundige aanteekeningen, VI. Johan Ham van Arnhem, de ontdekker der spermatozoiden. Versl. en Mededeel. Kon. Akad. v. Wetensch. Afd. Natuurk. XIII. 1862.) | |
*Hartsoeker, Nicolaas (1656-1723).Although originally intended for the Church, Hartsoecker, a native of Gouda, at an early age applied himself to mathematics and learned to grind lenses. He matriculated at Leiden in 1674, and there became an adherent of Descartes. After a short stay at Amsterdam he went to Paris in 1678, where he visited hospitals and observatories, and was introduced by Christiaan Huygens to many scholars. During a second stay at Paris (1684-1696) he | |
met vele geleerden in aanraking kwam. Gedurende zijn tweede verblijf te Parijs (1684-1696) maakte hij een telescoop voor het observatorium, en andere optische instrumenten. In 1694 verscheen zijn Essai de dioptrique, in 1696 Principes de physique. Enkele jaren later werd hij aangesteld in een voor hem gesticht observatorium op één der bastions te Amsterdam. In 1704 reisde hij naar Heidelberg, waar hij was benoemd tot eerste wiskundige van Johann Wilhelm, keurvorst van de Pfalz, en honorair professor in de philosophie aan de universiteit. Na den dood van den vorst vestigde hij zich te Utrecht, waar hij in 1730 uitgaf Cours de physique, een werk dat vele uittreksels uit brieven van Leeuwenhoeck bevat. | |
Harvey, William (1578-1657).Deze medicus, die geboren werd te Folkestone, en die, na eenige jaren in Italië gestudeerd te hebben, lijfarts werd van koning Jacobus I en van diens opvolger Karel I, was vooral beroemd als ontdekker van den bloedsomloop. Hij toonde door een reeks zorgvuldige proeven, overtuigend aan, dat er een bloedsomloop bestaat, o.a. op grond der volgende redeneering: Het hart trekt zich gedurende een half uur ruim duizendmaal samen en drijft evenveel malen bloed in de slagaderen. In dit tijdsverloop passeert dus een grooter hoeveelheid bloed door het hart dan in het geheele lichaam aanwezig is. Deze groote hoeveelheid kan in zoo korten tijd onmogelijk uit opgenomen voedsel worden gevormd, en het is dus aannemelijk, dat het eenmaal uit het hart gedreven bloed daarheen terugkeert, ergo dat er een bloedsomloop bestaat. Het sluitstuk op zijn betoog, het aantoonen van den overgang van slagaderen in aderen door het capillaire stelsel, door Leeuwenhoeck bij den kikvorsch en den aal gezien, ontbreekt in Harvey's redeneering, maar het bestaan daarvan neemt hij als onvermijdelijk aan. (De kleine bloedsomloop was reeds in 1553 door Michael Servet beschreven, doch werd eerst aan het eind der 17de eeuw bekend.) In 1628 beschreef Harvey zijn onderzoek (dat hij echter reeds veel eerder gedaan had) in Exercitatio anatomica de motu cordis et sanguinis in animalibus. Zijn tweede hoofdwerk is Exercitationes de generatione animalium (1651), waarin hij, op grond van uitvoerig anatomisch onderzoek de stelling poneerde: ‘Omne vivum ex ovo’. Hij verwierp de praeformatietheorie en nam een door de vrouwelijke organen geleverde kiem aan, die zich na bevruchting door het mannelijk geslachtsproduct ontwikkelt en differentieert. Deze bevruchting echter zou door een immaterieelen invloed van het sperma op het ei tot stand komen. Mag deze meening een rest zijn van opvattingen uit Oudheid en Middeleeuwen, volkomen modern is Harvey weer bij zijn absolute verwerping der generatio spontanea. | |
*Helmont, Jean Baptiste van (1577-1644).Van Helmont, die geboren werd te Brussel, genoot als afstammeling van een adellijk geslacht, een zorgvuldige opvoeding. In 1594 werd hij te Leuven als student ingeschreven, waar hij wis-, sterre-, plant- en geneeskunde, godgeleerdheid en rechten studeerde, en waar hij in 1599 promoveerde. Na zijn dood verscheen in 1648 zijn Ortus medicinae, waarin hij het door Paracelsus | |
made a telescope for the observatory, and other optical instruments. In 1694 appeared his Essai de dioptrique and in 1696 Principes de physique. A few years afterwards he had an appointment at an observatory constructed for him on one of the bastions of Amsterdam. In 1704 he went to Heidelberg where he had been appointed as first mathematician to John William, Elector of the Palatinate, and as honorary professor of philosophy at the University of that town. After the Elector's death he settled at Utrecht, where his Cours de physique was published in 1730. This book contains many extracts from letters sent by Leeuwenhoeck. | |
Harvey, William (1578-1657).Harvey, a physician, was born at Folkestone, studied medicine for some years in Italy and became court-physician of James I and of his successor Charles I. He is famous, first of all, as the discoverer of the circulation of the blood. By a series of accurate experiments he proved convincingly that a circulation of the blood does exist, on the following grounds. In half an hour's time the heart contracts over a thousand times and forces the blood as many times into the arteries. Consequently a greater quantity of blood than the body contains passes through the heart in that space of time. This great quantity of blood cannot possibly be formed from the digested food in so short a time. For this reason we may assume that the blood returns again to the heart, which means that it circulates. The key-stone of his argument - the demonstration of the passage from the arteries into the veins by means of the capillary system, observed by Leeuwenhoeck in the frog and in the eel - is wanting in Harvey's reasoning, but he accepts its existence as inevitable. (The minor circulation of the blood had been described as early as 1553 by Michael Servet, but failed to become known till the end of the 17th century.) In 1628 he described his investigations (made long before that date) in Exercitatio anatomica de motu cordis et sanguinis in animalibus. His second standard work is Exercitationes de generatione animalium (1651), in which as a result of extensive anatomical investigations he maintained the thesis: ‘Omne vivum ex ovo’. He discovered the preformation theory and accepted a germ produced by the female organs, and developed and differentiated by the male seminal fluid after fecundation. He believed, however, that this fecundation was the result of an immaterial influence of the sperm on the ovum. Granting that this opinion is a vestige of ancient and mediaeval opinion, Harvey is entirely modern in his absolute rejection of generatio spontanea. | |
*Helmont, Jean Baptiste van (1577-1644).Van Helmont, the descendent of a noble family, was born at Brussels. He was carefully educated and matriculated at Louvain in 1594. Here he studied mathematics, astronomy, botany, medicine, theology and law, taking his doctor's degree in 1599. After his death in 1648 his Ortus medicinae was published in which he accepted Paracelsus' hypothesis of the ‘archaeus’ | |
ingevoerde begrip ‘archaeus’ als psychischen regulator der levensverrichtingen aanvaardde en tot basis voor zijn ziekteleer nam. Hierdoor werd hij één der grondleggers van de vitalistische richting in de geneeskunde, welke nog eeuwen later talrijke aanhangers telt. Zijn grootste verdiensten verwierf hij door het verrijken van den artsenijschat met vele minerale middelen. (Hij schreef, als scheikundige, verschillende verschijnselen van het gezonde en zieke organisme aan chemische reacties toe.) | |
Hodenpijl, Aldert Jacobsz. ( ? -1681).Van 1660 tot 1680 was Hodenpijl waard in het huis de Comanscolff aan den Ouden Langendijk te Delft. (Het gevelsteentje met de twee gekruiste kolven, gedateerd 1641, toont ook thans nog de plaats van het huis aan.) Oorspronkelijk behoorde het gebouw aan het gilde van St. Nicolaas (der kooplieden) en kwamen de gildebroeders daar op 6 December den jaarlijkschen maaltijd houden. Het huis werd in den loop van de 17de eeuw voor algemeen gebruik aan een waard verhuurd en kreeg zoodoende de functie van een modern(e) restaurant of societeit. Hier vond Leeuwenhoeck, die volgens zijn aanvankelijk beroep ook tot het St. Nicolaasgilde kan behoord hebben, gelegenheid met belangstellenden samen te komen. Hoogstwaarschijnlijk werden de verklaringen der acht personen, in Augustus 1677 afgelegd aangaande het aantal levende schepsels in een waterdroppel (zie den brief van 5 Oct. 1677), voorafgegaan door demonstraties in de Comanscolff gehouden. Leeuwenhoeck kon daar juist zoo veel toonen als hem paste, en een teveel aan belangstelling in zijn werkvertrek werd op deze wijze voorkomen. Het is duidelijk, dat den behulpzamen waard verzocht werd, mede een verklaring af te leggen. Dat Hodenpijl, die in 1661, 1665 en 1668 schutterskoning werd, bij de Delftenaren in aanzien stond, blijkt uit het respectabel getal van 12 dragers, dat hem in 1681 ten grave bracht. Bronnen: Gemeente-archief Delft, Doop- en begraafboeken; Thesauriersrekeningen 1668; Loopend Memoriael 1654. Literatuur: R. Boitet. Beschrijving der Stadt Delft. Delft. 1729. Dirck van Bleyswijck. Beschrijvinge der Stadt Delft. Delft. 1667. | |
*Horne, Jan van (1621-1670).Deze Amsterdamsche geleerde volgde reeds vroeg de anatomische lessen van Nicolaas Tulp en studeerde later in Leiden (waar hij onderzoekingen over den bloedsomloop deed), Utrecht en Padua, in welke laatste stad hij promoveerde. Na een reis door Italië, Zwitserland en Engeland, werd hij in 1651 hoogleeraar in de ontleed- en heelkunde te Leiden. Behalve zijn in 1652 gepubliceerde Dissertatio de novo ductu chylifero is hij bekend door zijn studie over de anatomie der geslachtsorganen, welke in 1668 uitkwam onder den titel Prodromus observationum circa partes genitales in utroque sexu, gebaseerd op onderzoekingen, welke hij tezamen met Swammerdam had gedaan. Zijn beschrijving van den bouw en de verrichtingen der ovaria vormt den grondslag voor de latere onderzoekingen van de Graaf en Swammerdam, die aanleiding gaven tot den verbitterden strijd tusschen deze twee geleerden en tusschen van Horne en de Graaf. | |
as the psychic regulator of the bodily functions, taking it as the basis of his pathology. Thus he became one of the founders of the vitalistic theory in medicine, which, centuries after, still counted numerous adherents. His greatest merit is that he enriched the pharmacopoeia with several mineral medicines. Being also a chemist, he attributed several symptoms of the sound and diseased organism to chemical reactions. | |
Hodenpijl, Aldert Jacobsz. ( ? -1681).From 1660 till 1680 Hodenpijl was landlord of the ‘Comanscolff’ on the ‘Ouden Langendijk’ at Delft. (The stone sign, showing two crossed golfclubs, dated 1641, in the façade, is still there.) Originally the house was the property of the St. Nicholas guild (comans = merchants), where the freemen of the guild annually met for a dinner on the 6th of December. In the course of the 17th century the house was let to a landlord and thus became what in modern times would be a club or restaurant. Here Leeuwenhoeck, who may have been a freeman of the guild, seeing that he had followed a trade in his youth, would meet people interested in his occupations. In all probability the declarations of the eight men in August 1677, concerning the number of living beings in a drop of water (see letter Oct. 5th 1677), were preceded by demonstrations at the Comanscolff. Here Leeuwenhoeck could demonstrate what he thought fit and thus prevent an excess of interest at his house. Evidently the accommodating host was invited to sign the declaration. From the large numbers of bearers (twelve) at his funeral in 1681 it appears that Hodenpijl, who had been champion archer in 1661, 1665 and 1668, was held in great esteem by his fellow-citizens. (Municipal archives of Delft. - R. Boitet, Beschrijving der stadt Delft. Delft, 1729. - D. van Bleyswijck, Beschrijvinge der stadt Delft. Delft, 1667. [B-s.] | |
*Horne, Jan van (1621-1670).At an early age this Amsterdam scientist attended the anatomical lessons of Nicholas Tulp, subsequently studying medicine at Leiden (where he did research-work in the circulation of the blood), at Utrecht and at Padua, where he took his doctor's degree. After travelling in Italy, Switzerland and England, he was appointed professor of anatomy and surgery at Leiden in 1651. He is famous for his Dissertatio de novo ductu chylifero (1652) and by his book on the anatomy of the sexual organs, based on research in collaboration with Swammerdam and published in 1668 under the title of Prodromus observationum circa partes genitales in utroque sexu. His description of the structure and functions of the ovaries was the basis of the subsequent investigations by de Graaf and Swammerdam, which gave rise to the embittered quarrel between these two scientists and between van Horne and de Graaf. | |
*Hubin, J.H. ( ? - ? ).Hubin, instrumentmaker te Parijs en ‘émailleur ordinaire du Roi’ wordt gezegd van Engelschen oorsprong te zijn geweest. Zijn werk van 1673 Machines nouvellement executees, et en partie inventees par le sieur H., bevat o.a. beschrijvingen van thermometers en van Swammerdams zymosimeter, dienende tot bepaling der bij fermentaties vrijkomende warmte; voorts van den barometer van Huijgens van datzelfde jaar, welke door Hubin door toevoeging van een glazen bol op het open uiteinde, in een thermometer van groote gevoeligheid werd veranderd. Mariotte (De la nature de l'air. 1676) vermeldt, dat zijn proeven over het verband tusschen volume en druk bij lucht werden genomen in samenwerking met Hubin. Hubin hield zich ook bezig met de constructie van luchtpompen en microscopen. In 1699 wordt hij nog genoemd. Maar zijn sterftejaar is evenmin als het jaar van zijn geboorte, bekend. | |
Huijgens, Constantijn Jr. (1628-1697).Als oudste zoon van Constantijn Huijgens Sr. werd hij te den Haag geboren en ontving, evenals zijn drie broers, een zorgvuldige opvoeding, door zijn vader persoonlijk geleid. In 1645 vertrok hij naar Leiden, waar hij in de rechten studeerde. Na een reis door Italië en Frankrijk volgde hij later zijn vader op als secretaris van stadhouder Willem III. Zijn eerst in 1877, 1881 en 1932 uitgegeven Journalen geven een goeden kijk op het huiselijk en maatschappelijk leven van zijn tijd. | |
*Karel II, Koning van Engeland (1630-1685).Onder Cromwells regeering woonde Karel in Nederland, na een vergeefsche poging, de heerschappij in zijn land te bemachtigen. In 1660 echter deed hij als koning in Londen zijn intocht. Door zijn voorkeur voor de Katholieken en het absoluut koningschap, verloor hij meer en meer de aanhankelijkheid van zijn volk. Onder zijn regeering vallen twee oorlogen met Holland. | |
*Kerckring, Theodorus (1640-1692).Hamburger van geboorte, kwam Kerckring reeds op jeugdigen leeftijd naar Amsterdam, waar hij zich in de propaedeutische vakken bekwaamde. Later studeerde hij geneeskunde, waarschijnlijk te Leiden. Na zijn promotie vestigde hij zich te Amsterdam, en legde hij zich vooral op de ontleedkunde en de embryologie toe. In zijn in 1671 verschenen Anthropogeniae ichnographia beschreef hij zijn onderzoekingen over de ontwikkeling van het bevruchte zoogdierei, waarin hij, naar hij beweerde, reeds kort na de bevruchting den vorm der lichaamsdeelen duidelijk kon waarnemen. In 1675 verliet hij Amsterdam en vestigde zich, na lange reizen door Italië, te Hamburg, waar hij overleed. Literatuur: J. Banga. Geschiedenis van de geneeskunde en van hare beoefenaren in Nederland. Leeuwarden. 1868. | |
*Hubin, J.H. (c. 1675).Hubin, an instrument-maker at Paris, ‘émailleur ordinaire du Roi’, was said to be of English origin. His Machines nouvellement executees, et en partie inventees par le sieur H. (1673) contains descriptions of thermometers and of Swammerdam's zymosimeter, used to determine the heat escaping in fermentations; also of Huygens' barometer of that year, which Hubin changed into a very sensitive thermometer by adding a glass bulb to the open end. Mariotte (De la nature de l'air, 1676) mentions that his experiments on the connexion between volume and pressure of the air were made conjointly with Hubin. Hubin also constructed air-pumps and microscopes. He is mentioned as living in 1699, but neither the year of his birth nor that of his death is known. | |
Huygens Jr., Constantine (1628-1697).Constantine, the eldest son of Constantine Huygens Sr., was born at The Hague in 1628 and was carefully educated like his three brothers under his father's personal supervision. In 1645 he went to Leiden where he studied law. After travelling in Italy and France he succeeded his father as secretary to the Stadtholder William III. His Journalen give a vivid picture of the society of his days. | |
*Kerckring, Theodorus (1640-1692).Kerckring, a native of Hamburg, came to Amsterdam at an early age, and there applied himself to propaedeutics. Afterwards he studied medicine, probably at Leiden. He settled at Amsterdam after taking his doctor's degree and especially applied himself to anatomy and embryology. In 1671 he published his Anthropogeniae ichnographia in which he laid down his studies on the development of the fecundated ovum of mammals. He maintained that shortly after fecundation the forms of the different parts of the body are distinguishable. In 1675 he left Amsterdam and after travelling in Italy for a considerable time settled at Hamburg, where he died. (J. Banga, Geschiedenis van de geneeskunde en van hare beoefenaren in Nederland. Leeuwarden, 1868.) | |
*Kircher, Athanasius (1602-1680).Kircher, die geboren werd te Fulda, behoorde tot de orde der Jezuïeten. Hij was wis- en natuurkundige, musicus, Oriëntalist en geneeskundige. Hij was één der eersten, die den microscoop bij het ziektekundig onderzoek toepaste. In zijn Scrutinium Pestis (1658) beschreef hij niet alleen het voorkomen van lagere organismen in rottende stoffen, maar ook levende wormen, gezien in het bloed van pestlijders, welke voor het bloote oog verborgen waren. Hoewel niet is aan te nemen, dat Kircher met zijn primitieven microscoop microben heeft kunnen zien, heeft zijn op deze waarnemingen opgebouwde theorie van een contagium animatum als oorzaak van infectieziekten, als een geniale verklaring van dit aetiologische vraagstuk, zijn waarde behouden. Literatuur: F.H. Garrison. An Introduction to the History of Medicine. Philadelphia. 1929. | |
*Kölliker, Rudolf Albert (1817-1905).Kölliker studeerde geneeskunde, eerst in zijn geboortestad Zürich en daarna in Bonn en Berlijn, waarop hij in 1842 te Heidelberg promoveerde. Hij was hoogleeraar o.a. in anatomie en physiologie te Zürich en later te Würzburg. Klassiek is zijn destijds baanbrekend werk Handbuch der Gewebelehre für Ärzte und Studierende. Literatuur: Biographisches Lexikon hervorragender Aerzte. III. Berlin-Wien. 1931. | |
*Lavoisier, Antoine Laurent (1743-1794).Lavoisier studeerde aan de universiteit van zijn geboortestad Parijs in wis-, sterre- en scheikunde en botanie. Hij werd één der grondleggers van de quantitatieve chemische analyse en toonde afdoende de onhoudbaarheid der phlogistontheorie aan. Op het gebied der physiologie verwierf hij verdiensten door zijn onderzoek over de gaswisseling in de longen. Als lid van de Assemblée provinciale d'Orléans heeft hij aan vele sociale en economische maatregelen medegewerkt ter verbetering van de levensomstandigheden van het volk. Desondanks werd hij in 1794 als aanhanger van het ancien régime, naar de guillotine verwezen. | |
*Ledermueller, Martin Frobenius (1719-1769).Ledermueller, die uit Neurenberg afkomstig is, werd na een veelbewogen loopbaan Raad van Justitie in Brandenburg en assistent bij het naturaliën-kabinet in Bayreuth. In zijn vrijen tijd was hij een ijverig microscopist en zijn vele ervaringen legde hij neer in zijn boek Mikroskopische Gemüts- und Augenergötzungen (1761), een werk, waaraan elk systeem ontbreekt. Het werd in 1776 in het Nederlandsch uitgegeven onder den titel Mikroskopische Vermaaklijkheden. Ledermueller doet zich in zijn geschriften Physikalische Beobachtungen der Samenthierchen (1756) en Versuch zu einer gründlichen Vertheidigung der Samenthierchen, nebst einer Beschreibung der Leeuwenhoekischen Mikroskopen und einen Entwurf zu einer vollständigen Geschichte des Sonnenmikroskops etc. (1758) als een overtuigd animalculist en aanhanger van Leeuwenhoecks theorie kennen. | |
*Kircher, Athanasius (1602-1680).Kircher, born at Fulda, was a Jesuit. He was a mathematician, a physicist, a musician, an Orientalist and a physician. He was among the first to use a microscope in medical examinations. In Scrutinium pestis (1658) he described not only the presence of lower organisms in decaying matter but also living worms, seen in the blood of patients suffering from the plague, but not visible to the naked eye. Although we can hardly admit that Kircher saw microbes with his primitive microscope, his theory of a contagium animatum being the origin of infectious diseases - founded on his observations - retains its value as an ingenious explanation of this aetiological question. (F.H. Garrison, An introduction to the history of medicine. Philadelphia, 1929.) | |
*Koelliker, Rudolf Albert (1817-1905).Koelliker studied medicine first in his native town of Zürich and afterwards at Bonn and Berlin. He took his doctor's degree at Heidelberg in 1842. He was a professor of anatomy and physiology at Zürich and afterwards at Würzburg. His pioneer Handbuch der Gewebelehre für Aerzte und Studierende is a classic. (Biographisches Lexikon hervorragender Aerzte. III. Berlin, etc. 1931.) | |
*Lavoisier, Antoine Laurent (1743-1794).Lavoisier studied mathematics, astronomy, chemistry and botany at the University of Paris, his native town. He became one of the founders of quantitative chemical analysis and proved conclusively that the phlogiston theory was not tenable. In physiology he did meritorious work by his investigations concerning the diffusion of gasses in the lungs. As a member of the Assemblée provinciale d'Orléans he took a great part in many social and economic measures for the amelioration of the standard of living among the poorer classes. In spite of all this he was sent to the guillotine as an adherent of the ancient régime. | |
*Ledermueller, Martin Frobenius (1719-1769).After a chequered career Ledermueller, a native of Nuremberg, became ‘Councellor of Justice’ in Brandenburg and assistant-keeper of the Natural History Museum of Bayreuth. He was a zealous microscopist. His varied experiences are embodied in Mikroskopische Gemüts- und Augenergötzungen (1761), a book absolutely devoid of any system. It was published in Dutch in 1776 under the title of Mikroskopische Vermaaklijkheden. It is evident from his Physikalische Beobachtungen der Samenthierchen (1756) and his Versuch zu einer gründlichen Vertheidigung der Samenthierchen, nebst einer Beschreibung der Leeuwenhoekischen Mikroskopen, etc. (1758) that Ledermueller was a convinced animalculist and an adherent of Leeuwenhoeck's theory. | |
Leeuwenhoek, Maria van (1656-1745).Maria van Leeuwenhoek, dochter van Antoni van Leeuwenhoek en Barbara de Mey, werd 24 Sept. 1656 te Delft gedoopt. Zij woonde haar geheele leven in bij haar vader in het huis aan de Hippolytusbuurt. Uit oude rekeningen blijkt dat zij een dergelijken stoffenhandel voerde als ook deze placht te drijven. Het blijkt uit allerlei, dat zij zich in alles naar haar vader voegde, en na zijn dood eerde zij zijn nagedachtenis o.a. door in 1739 een monument op zijn graf te doen plaatsen in de Oude Kerk te Delft, in welke kerk zij zelf op 25 April 1745 begraven werd. Eerst na haar dood vonden veilingen van Leeuwenhoeks nalatenschap plaats. [B-s.] Bronnen: Gemeente-archief Delft, Doop- en begraafboeken, Weeskamerboedel B 274, 2de rekening van Christiaen Cornelisz. van der Burgh over de nalatenschap van Margaretha van der Burgh, weduwe van Dr. Adriaen Swalmius. Literatuur: Z.C. von Uffenbach. Merkwürdige Reisen, III. Ulm. 1754. | |
*Leeuwenhoek, Philip Thonisz. van ( ? -1638).Philip Thonisz. van Leeuwenhoek huwde in 1622 met Margriete Jacobs-dochter van den Bergh. Het vijfde kind uit dit huwelijk was de natuuronderzoeker Antoni. Philip Thonisz., die het beroep van mandenmaker uitoefende, woonde in het Oosteinde, op den hoek van de Leeuwensteeg. Volgens wijlen Mr. Bouricius, oud-archivaris van Delft, noemde hij zich naar deze woonplaats wellicht Leeuwenhoek. Hij overleed op 8 Jan. 1638 en werd begraven in de Oude Kerk te Delft. Zijn vrouw hertrouwde in 1640 met Jacob Jansz. Molijn, schilder en deurwaarder der gemeene middelen. Zij overleed 3 Sept. 1664, en werd eveneens in de Oude Kerk begraven. | |
Leibniz, Gottfried Wilhelm (1646-1716).Leibniz, beroemd als philosoof en mathematicus, die geboren werd te Leipzig, studeerde aanvankelijk wiskunde, waarbij hij zich vooral aangetrokken voelde tot de werken van Bacon, Kepler, Galilei en Descartes. In 1666 promoveerde hij in de rechten te Altdorf. Tijdens een verblijf te Parijs maakte hij kennis met vele geleerden, waaronder Christiaan Huijgens, Boyle, Oldenburg en Newton. In 1676 werd hij benoemd tot bibliothecaris van den hertog van Hannover en in 1700 tot eerste voorzitter der Academie voor Wetenschappen te Berlijn. Met een grooten kring van geleerden voerde hij correspondentie over mathematische, philosophische en biologische onderwerpen, over de laatste o.a. met Leeuwenhoeck, dien hij misschien ook tijdens zijn verblijf in Holland in 1676 bezocht. Behalve als grondlegger van de differentiaalrekening is Leibniz bekend door zijn monadenleer, die gedurende eenige eeuwen invloed op de wetenschappelijke geneeskunde heeft uitgeoefend en waarin hij aannam, dat elk levend organisme uit monaden (kleinst denkbare onderdeelen) was opgebouwd en door monarchieën van dergelijke bezielde en bewuste lichaampjes werd beheerscht. Derhalve zocht hij de oorzaak van vele levensverschijnselen, welke niet mechanistisch te verklaren vielen, buiten het gebied der mechanica. | |
Leeuwenhoek, Maria van (1656-1745).Maria van Leeuwenhoek, the daughter of Antoni van Leeuwenhoek and Barbara de Mey, was baptized at Delft on the 24th of September 1656. She lived with her father in his house in ‘de Hippolytusbuurt’ till his death. It is evident from old accounts that she carried on the same trade as her father. From various things we can see that she was a compliant daughter. After her father's death she had a monument erected on his grave in the Old Church at Delft in 1739. On April 25th 1745 she was buried in the same church. Leeuwenhoek's personal effects were not put up to auction till after her death. (Municipal archives of Delft. - Z.C. von Uffenbach, Merkwürdige Reisen. Vol. III. Ulm, 1754.) [B-s.] | |
*Leeuwenhoek, Philip Thonisz. van ( ? -1638).Philip Thonisz. van Leeuwenhoek married in 1622 Margriete Jacobs-dochter van den Bergh. Their fifth child was the naturalist Antoni. Philip Thonisz. was a basket-maker and lived in the Oosteinde (East end), at the corner of the Leeuwensteeg (lit. Lion alley). According to Mr. Bouricius, at one time archivist of Delft, he probably took his name of Leeuwenhoek (lit. Lion corner) from this dwelling-place. He died on the 8th of January 1638 and was interred in the Old Church at Delft. His widow was married in 1640 to Jacob Jansz. Molijn, a house-painter and a writ-server for taxes and revenues. She died on the 3rd of September 1664 and was also interred in the Old Church. | |
Leibniz, Gottfried Wilhelm (1646-1716).The famous philosopher and mathematician Leibniz was born at Leipzig. At first he studied mathematics, especially attracted by the writings of Bacon, Kepler, Galilei and Descartes. In 1666 he took his degree of doctor of law at Altdorf. During his stay at Paris he made the acquaintance of several scientists, such as Christiaan Huygens, Boyle, Oldenburg and Newton. He was appointed librarian to the Duke of Hanover in 1676 and in 1700 President of the Academy of Sciences at Berlin, being the first to hold this post. He corresponded with a great number of scientists and scholars on mathematical, philosophical and biological objects. On the last named subject he also corresponded with Leeuwenhoeck, whom he may have visited during his stay in Holland in 1676. Leibniz is not only famous as the originator of differential calculus, but also for his doctrine of monads, which had a great influence on scientific medicine for nearly two centuries. He supposed that every living being was built up of monads (the smallest particle imaginable) and was governed by monarchies of such animated and conscious corpuscles. For this reason he sought the origin of many phenomena of life, which could not be explained mechanistically, outside the field of mechanics. | |
*Major, Johann Daniel (1634-1693).Major, die geboren werd in Breslau, gaf in 1664, als hoogleeraar te Kiel, uit: Prodromus inventae a se Chirurgiae infusoriae, waarin hij de uitvinding van de intraveneuse injectie van geneesmiddelen voor zich opeischte. (Voordien waren hieromtrent echter reeds vele proeven verricht.) In zijn Tria nova inventa (1667) beschreef hij zijn methode van bloedtransfusie bij den mensch van ader tot ader. Bij dieren was iets dergelijks reeds vroeger gedaan; Major komt echter de eer toe, deze bewerking het eerst bij den mensch te hebben toegepast. | |
*Massuet, Pierre (1698-1776).Massuet werd geboren te Mouzon-sur-Meuse. Op 18-jarigen leeftijd werd hij monnik in het Benedictijnenklooster bij Metz. Dit leven bevredigde hem echter niet en hij vluchtte naar Holland. Daar ging hij over tot het Protestantisme en werd goeverneur bij een rijke familie, die hem zooveel vrijen tijd liet, dat hij zich op de studie der medicijnen kon toeleggen. Hij volgde o.a. de colleges van Boerhaave te Leiden. In 1729 vestigde hij zich als arts te Amsterdam. Ook als opvoedkundige was hij in deze stad werkzaam. Behalve de hieronder genoemde werken, schreef Massuet ook boeken op geschiedkundig gebied. Bekend zijn verder: De Generatione, ex animalculo in ovo (1729), waarin hij Leeuwenhoeks theorie van de spermatozoiden aanvaardde, Recherches intéressantes sur l'origine, la formation etc. des diverses espèces de vers à tuyau qui infestent les vaisseaux, les digues, etc. (1733), Tables anatomiques du corps humain (1734), Essai de Physique (1739), in het Hollandsch vertaald door Musschenbroek. Literatuur: Nouvelle biographie générale. Paris, 1861. | |
*Mey, Barbara de (1629-1666).Barbara de Mey, L.'s eerste vrouw, werd geboren in Delft, uit een familie, die - waarschijnlijk afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden - naar Norwich in Norfolk was uitgeweken. Haar vader oefende het beroep uit van saaidrapier. Haar moeder, Maria Viruly, behoorde tot een gegoede familie. Een oudere broer van Barbara studeerde te Leiden en promoveerde in de philosophie. Zijzelf heeft dus waarschijnlijk ook een goede opvoeding genoten. De 24-jarige Barbara huwde in Juli 1654 met den drie jaar jongeren Antoni van Leeuwenhoek, die destijds samenwoonde met zijn zuster Catharina. In Barbara's vijfjarig huwelijksleven werden 5 kinderen geboren, waarvan alleen het tweede, Maria, in leven bleef. Enkele weken na den dood van haar twee-jarig zoontje Philips, werd zij op 14 Juli 1666 in de Oude Kerk begraven. [B-s.] | |
*Major, Johann Daniel (1634-1693).Major, who was born at Breslau, claimed to be the inventor of intravenal injections in his Prodromus inventae a se chirurgiae infusoriae, published in 1664, when he was a professor of medicine at Kiel. However, many experiments had been made before that time. In his Tria nova inventa (1667) he described his method of blood-transfusion from one human being into another by direct transfusion. Although this had already been done with animals, honour is due to Major for having been the first to apply transfusion to human beings. | |
*Massuet, Pierre (1698-1776).Massuet was born at Mouzon-sur-Meuse. At the age of 18 he entered the Benedictine monastery near Metz. The monastic life, however, did not satisfy him and so he fled to Holland where he turned Protestant and became a tutor in a rich family. They allowed him so much leisure that he could apply himself to the study of medicine. Amongst other things he attended Boerhaave's lectures at Leiden. In 1729 he settled as a physician at Amsterdam, where he was also active as a pedagogue. Besides the books mentioned hereafter, Massuet also wrote on historical subjects. He was the author of De generatione, ex animalculo in ovo (1729), in which he accepted Leeuwenhoeck's theory of the spermatozoids; Recherches intéressantes sur l'origine, la formation etc. des diverses espèces de vers à tuyau qui infestent les digues, etc. (1733); Tables anatomiques du corps humain (1734), and Essai de physique (1739) translated into Dutch by Musschenbroek. (Nouvelle biographie générale. Paris, 1861.) | |
*Mey, Barbara de (1629-1666).Barbara de Mey, Leeuwenhoeck's first wife, was born at Delft. Her family, probably original from the Southern Netherlands, had taken refuge at Norwich in Norfolk. Her father was a serge-clothier. Her mother, Maria Viruly, came of a good stock. An elder brother studied at Leiden and took a doctor's degree in philosophy, from which we may conclude that Barbara also had a good education. In July 1654 when Barbara was twenty-four, she was married to Antoni Leeuwenhoeck who was three years younger and who, till that day, had shared his house with his sister Catharine. During a married life of five years Barbara gave birth to five children. Only the second, Maria, survived. A few weeks after the death of her two-year old son Philips, she was buried in the Old Church (July 14th 1666), (Municipal | |
Bronnen: Gemeente-archief Delft, Doop-, trouw- en begraafboeken; Verpondingsregister van 1632, fo. 227 vo., 232 en 236 vo.; Haardstedenregister 1638, fo. 103; Protocol der huizen dl. II fo. 408; Protocol Nots. Andries Bogaert, no. 1888; Protocol Nots. Adriaen Adriaensz. van der Block, no. 1727; Protocol Nots. Joh. Tanck, no. 2113; Protocol Nots. Paulus Durven, no. 2237; 9e Keurboek, fo. 24. Literatuur: J. Crucius, Suada Delphica sive orationes XLV. Amsterdam, 1653. blz. 257. | |
*Müller, Otto Frederik (1730-1784).Aan dezen natuuronderzoeker, die geboren werd te Kopenhagen, komt de groote verdienste toe, dat hij de eerste was, die er met, voor dien tijd, goed succes naar streefde een systematische indeeling der microscopische wezens tot stand te brengen. Kort tevoren had Linnaeus nagenoeg alle infusoriën nog in één enkele soort, Chaos infusorium vereenigd. Müllers belangrijkste geschriften zijn: Vermium terrestrium et fluviatilium, seu animalium infusorium (1773) en het posthuum verschenen werk Animalcula infusoria fluviatilia et marina (1786). Beide getuigen van de groote gaven, welke Müller als scherp en nauwgezet waarnemer bezat. Verschillende protozoa zijn door hem zoo nauwkeurig beschreven, dat identificatie tenvolle mogelijk is gebleken. Dientengevolge zijn verscheidene der door hem aan deze organismen gegeven wetenschappelijke soortnamen heden ten dage nog gangbaar. | |
*Muralt, Johannes von (1645-1733).Von Muralt, die in Zürich geboren werd, studeerde medicijnen te Bazel en Leiden, in welke laatste stad hij de colleges van van Horne en de le Boe Sylvius volgde. Na bezoeken aan Londen, Oxford en Parijs gaf hij in Montpellier anatomische demonstraties en deed er physiologische proeven. Hij promoveerde in 1671 te Bazel en vestigde zich daarna in Zürich. Hier stichtte hij een anatomisch instituut en een collegium anatomicum. Behalve tot het onderhouden van een briefwisseling met de meeste geleerden dier dagen vond von Muralt nog tijd tot het schrijven van meer dan honderd verhandelingen op velerlei gebied. Zijn belangrijkste werken zijn: Exercitationes medicae (1675) en Chirurgische Geschrifte. Literatuur: C. Brunner und W. von Muralt. Aus den Briefen hervorragender Schweizer Aerzte des 17. Jahrhunderts. Basel. 1919. | |
*Musschenbroek, Petrus van (1692-1761).In 1715 promoveerde van Musschenbroek in zijn geboortestad Leiden tot doctor in de medicijnen. Vier jaar later benoemde de universiteit aldaar hem tot doctor honoris causa in de philosophie en in 1723 aanvaardde hij het hoogleeraarsambt in dit vak te Utrecht. Op een reis in Engeland had hij kennis gemaakt met Newton, wiens leer hij later te onzent hielp verbreiden. In 1729 gaf van Musschenbroek uit Elementa physicae, een werk, dat tevens een prijslijst bevatte van de door zijn broeder Jan vervaardigde instrumenten. In 1739 werd hij hoogleeraar te Leiden en in 1742 directeur van het physisch kabinet aldaar. Zijn geschriften brachten nieuwe inzichten over de elasticiteit, | |
archives of Delft. - J. Crucius, Suada Delphica sive orationes XLV. Amsterdam, 1653; p. 257.) [B-s.] | |
*Müller, Otto Frederik (1730-1784).The great merit of this naturalist, who was born at Copenhagen, is that he was the first who endeavoured to make a systematic classification of microscopic animalcules. Taking the period into account, he did so with great success. Not long before, Linnaeus had still united nearly all the infusoria into one group, the chaos infusorium. Müller's most important writings are: Vermium terrestrium et fluviatilium, seu animalium infusorium (1773) and the posthumous Animalcula infusoria fluviatilia et marina (1786). Both bear testimony to great capacities. Several protozoa have been described by him so accurately that identification has proved quite possible. Consequently several scientific names given by him to these organisms are still current. | |
*Muralt, Johannes von (1645-1733).Von Muralt, born at Zürich, studied medicine at Bâle and Leiden. He attended the lectures of van Horne and de le Boe Sylvius at Leiden. After visiting London, Oxford and Paris he gave anatomical demonstrations at Montpellier, where he also experimented in physiology. He took his doctor's degree at Bâle in 1671 and practised at Zürich, where he founded an anatomical institute and a Collegium anatomicum. Von Muralt not only carried on an extensive correspondence with most of the scientists of his day, but also found time to write over a hundred dissertations on various subjects. His most important writings are Exercitationes medicae (1675) and Chirurgische Geschrifte. (C. Brunner and W. von Muralt, Aus den Briefen hervorragender Schweizer Aerzte des 17. Jahrhunderts. Basel, 1919.) | |
*Musschenbroek, Petrus van (1692-1761).In 1715 van Musschenbroek took the degree of doctor of medicine at Leiden. Four years after the University of that town conferred upon him the honorary degree of Doctor of philosophy. In 1723 he was made a professor of philosophy at Utrecht. While travelling in England he made Newton's acquaintance; afterwards he was active in disseminating his doctrines. In 1729 van Musschenbroek published his Elementa physicae, which at the same time contained a price-list of instruments made by his brother John. He became professor of physics at Leiden in 1739, and director of the physical museum in 1742. His writings brought new views on elasticity, the elasticity of compressed air, | |
veerkracht der samengeperste lucht, capillariteit, uitzetting der vaste lichamen, absorptie van het licht en magnetisme. Bekend is nog zijn na zijn dood verschenen Introductio ad Philosophiam naturalem (1762). | |
*Oates, Titus (1649-1705).Oates, die geboren was in Oakham, werd eerst voorganger van een Baptistengemeente, ging later over tot de Anglicaansche kerk en werd ten slotte Roomsch-Katholiek. Toen deze avonturier toevallig kennis kreeg van een geheime bijeenkomst der Jezuïeten in Londen, verzon hij, dat er een complot werd gesmeed (het z.g. ‘Popish plot’) om den koning van Engeland, Karel II, te vermoorden en zijn broeder, den hertog van York, die Katholiek was geworden, op den troon te brengen. Een door Lodewijk XIV te zenden leger zou den nieuwen koning te hulp komen en het Protestantisme zou dan in Engeland voor goed onderdrukt worden. Toen nu een rechter, voor wien Oates zijn verklaringen had afgelegd, vermoord werd, gaf men de Jezuïeten de schuld en er ontstond een geweldige beweging tegen de Katholieken. Zij werden uitgesloten van het recht om in Lager- of Hoogerhuis zitting te hebben en vele vooraanstaande Katholieken werden terechtgesteld. | |
Petrie, Alexander (1645-1683).Petries familie was uit Schotland afkomstig en zijn vader was predikant van de Schotsche gemeente te Rotterdam. Alexander kwam in 1645 naar Delft als predikant van de Engelsche gemeente aldaar. In 1668 nam hij een beroep naar Schotland aan, doch enkele maanden later keerde hij naar Nederland terug, en spoedig daarop werd hij opnieuw te Delft beroepen. Onder zijn leiding beleefde de Engelsche gemeente een bloeitijdperk. Vele door de Stuarts vervolgde Presbyterianen, vluchtten naar Nederland in die dagen. Na Petries dood ging zijn gemeente langzaam achteruit. Uit allerlei blijkt, dat hij een gezien en achtenswaardig burger was. [B-s.] Bronnen: Gemeente-archief Delft, Memorialen van Burgemeesteren, Doopen trouwboeken der Engelsche Gemeente, Gasthuisarchief, Collecteboeken Engelsche Gemeente. | |
*Plantade, François de (1670-1741).De Plantade (die ook schreef onder den naam Dalempatius) werd geboren te Montpellier en studeerde in Toulouse rechtswetenschappen. Daarna echter wijdde hij zich te Parijs geheel aan de natuurwetenschappen en maakte reizen naar Engeland en Holland. In Toulouse werd hij president van de Société Royale des Sciences en advocaat-generaal. De Plantade verzorgde o.a. een uiterst nauwkeurige kaart van Languedoc en deed onderzoekingen aangaande het reageeren van den barometer in hoogere luchtlagen. Literatuur: Nouvelle Biographie Générale. XL. | |
capillarity, the expansion of solid bodies, the absorption of light, and magnetism. His posthumous Introductio ad philosophiam naturalem (1762) is a noted publication. | |
*Oates, Titus (1649-1705).Oates, born at Oakham, was a Baptist minister before the Restoration, became a curate in the Anglican church after it and finally was converted to Catholicism. When learning the fact of a secret meeting of the Jesuits in London, he invented a plot to assassinate the King, Charles II, and to leave the throne open to the Duke of York, who had joined the church of Rome (the Popish plot). Lewis XIV would send an army to assist the new King and Protestantism in England would be subverted. When the judge who had taken Oates' evidence, was murdered, the Jesuits were accused of the crime, and there was a strong feeling against the Catholics, who were excluded from a seat in either House. Many prominent Catholics were executed. | |
Petrie, Alexander (1645-1683).Petrie's parents were Scotch, and his father was Minister of the Scottish Church at Rotterdam. In 1645 Alexander came to Delft, where he was Minister of the English community. In 1668 he accepted a call to Scotland, but within a few months returned to Holland and was once more called to Delft. The English community there, flourished under his ministration. Many of the prosecuted Presbyterians fled to Holland in those days. The community gradually declined after Petrie's death. It is evident from many facts that he was a respectable and esteemed citizen. (Municipal archives of Delft; Archives of the Delft hospital.) [B-s.] | |
*Plantade, François de (1670-1741).De Plantade (as an author known under the name of Dalempatius) was born at Montpellier and studied law at Toulouse. Afterwards he lived at Paris where he entirely devoted himself to physics. He travelled in England and Holland and was made President of the Société Royale des Sciences and Attorney-general at Toulouse. De Plantade made a very exact map of Languedoc and experimented on the reactions of the barometer in higher air-layers. (Nouvelle biographie générale. Vol. XL.) | |
*Stevin, Simon (1548-1620).Stevin, die te Brugge geboren werd, bekleedde administratieve betrekkingen vóór hij omstreeks 1571 zijn vaderland verliet. Na verschillende reizen in Duitschland, Zweden en Polen, vestigde hij zich in 1581 te Leiden, later in Delft en ten slotte in 's-Gravenhage, waar hij kwartiermeester en ingenieur van het Staatsche leger was. Behalve een enkel wiskundig geschrift schreef Stevin zijn werken in het Nederlandsch, daarmee een uitzondering vormend op de meeste geleerden dier dagen, die alleen het Latijn gebruikten. Zijn belangrijkste publicaties zijn: Beghinselen des Waterwichts (1586), waarin de hydrostatica behandeld wordt, en twee boeken over de statica, n.l. Weeghdaet (1586) en Beghinselen der Weeghconst (1586), waarin de beroemde uitweiding voorkomt over De uijtspraeck van de weerdicheijt der Duijtsche tael. Ook als water- en vestingbouwkundige heeft Stevin naam verworven. In 1605-1608 gaf hij zijn verzamelde werken uit onder den titel Wisconstighe Ghedachtnissen. Deze werden later in het Fransch en het Latijn vertaald. | |
Swalmius, Cornelia (1630 à 1635-1694).Cornelia Swalmius, geboren te Valkenburgh bij Leiden, was van ongeveer denzelfden leeftijd als haar echtgenoot. Zij behoorde tot een gegoede familie, die een aantal predikanten, juristen en medici onder haar leden telde, en was geparenteerd aan de regentenfamilie der Uyttenbroucks. Door deze familiebetrekkingen was L. in het bezit o.a. van een schilderij van Ds. Eleazar Swalmius (een oud-oom van Cornelia) door Rembrandt en één van diens broer Dr. Henricus Swalmius, vervaardigd door Frans Hals. Het zegel der familie Uijttenbrouck wordt meermalen aangetroffen op brieven, door Leeuwenhoeck aan de Royal Society gericht. Over levenswijze en karakter van Cornelia Swalmius, die op 5 Jan. 1694 in de Oude Kerk te Delft begraven werd, is weinig bekend. [B-s.] Bronnen: Gemeente-archief Delft, Doop-, Trouw- en Begraafboeken, Hs. van Mr. Willem van der Lely, Naamen, wapenen en stamdeelen der Heeren Veertighraaden blz. 17 enz.Hs. van Mr. Willem van der Lely, Verscheyden genealogieën. Registers van de Magistraat. Registerboek der doctoren. Poorterboek, Mei 1548, fo. 183 vo. Protocol Nots. Adr. Leeuwenhoeck, no. 2428, fo. 1185. Quitantie Weeskamer portef. 1132. 3e Mem. burgemeesteren 1 Mei 1621. 3e Resolutieboek Veertigen 25 November 1627 en 27 November 1617. Literatuur: Clifford Dobell, Antony van Leeuwenhoek and his ‘little Animals’. 1932. blz. 31 en 360. P. Beydals, Twee testamenten van Leeuwenhoeck. Ned. Tschr. v. Geneeskunde. Jrg. 77, 1933. Mr. J. Soutendam. Afschrift van den eed van Capt. Uyttenbrouck, Delftsche Courant 12 Mei 1871. | |
*Stevin, Simon (1548-1620).Stevin was born at Bruges. He did administrative work till he left his native country about 1571. After travelling in Germany, Sweden and Poland he settled at Leiden in 1581, afterwards went to Delft, and finally took up abode at the Hague, where he was quarter-master and engineer in the army of the States. Except a few mathematical treatises, Stevin's writings are in Dutch; in this he is an exception, for most scientists and scholars of the time wrote exclusively in Latin. His most important publications are: Beghinselen des waterwichts (1586), dealing with hydrostatics, and two books on statics: Weeghdaet (1586) and Beghinselen der weeghconst (1586). In the last-mentioned book there is a famous digression on De uijtspraeck van de weerdicheijt der Duijtsche tael. Stevin also made a name for himself as a military and hydraulic engineer. In 1605-1608 he published his collected works under the title of Wisconstighe Ghedachtnissen, which were at a later date translated into French and Latin. | |
Swalmius, Cornelia (between 1630 and 1635-1694).Cornelia Swalmius, born at Valkenburgh near Leiden, was of approximately the same age as her husband. She belonged to a well-to-do family counting clergymen, lawyers and physicians among its members. She was related to the patrician family of the Uyttenbroucks. It was through these family relations that Leeuwenhoeck possessed Rembrandt's portrait of the Rev. Eleazar Swalmius (Cornelia's great-uncle) and a portrait by Frans Hals of Dr. Henricus Swalmius, Eleazar's brother. We often find the Uyttenbrouck coat of arms on Leeuwenhoeck's letters to the Royal Society. We know very little about the life and character of Cornelia Swalmius, who was buried on January 5th 1694 in the Old Church at Delft. (Municipal archives of Delft. - C. Dobell, Antony van Leeuwenhoek and his ‘little animals’. Amsterdam, 1932; pp. 31 and 360. - P. Beydals, Twee testamenten van Leeuwenhoeck. Ned. Tijdschr. voor Geneesk. 77. 1933. - J. Soutendam, Afschrift van den eed van Capt. Uyttenbrouck. Delftsche Courant May 12th 1871.) [B-s.] | |
Williamson, Joseph (1633-1701).Williamson werd geboren te Bridekirk in Cumberland en studeerde in Oxford. Na velerlei ambten bekleed te hebben, werd hij in 1661 bibliothecaris van den koning op Whitehall, terwijl hij tevens de London Gazette uitgaf. Ook als diplomaat was hij langen tijd werkzaam. Van 1677 tot 1680 was hij president van de Royal Society. Gedurende zijn diplomatieke reizen bezocht hij ook Holland verscheidene malen. Literatuur: Dictionary of National Biography. LXII. | |
*Wolff, Christian (1679-1754).Christian Wolff werd geboren te Breslau. Al spoedig bleek zijn studielust. Hij werd als student in de theologie ingeschreven te Jena, maar in zijn vrijen tijd hield hij zich bezig met wis- en natuurkunde. Leibniz was in vele opzichten zijn leermeester en hij had voor dezen wijsgeer groote bewondering. In 1706 werd Wolff hoogleeraar in de wiskunde te Halle. Enkele jaren later doceerde hij daar tevens natuurkunde en wijsbegeerte. Wegens een meeningsconflict moest hij na eenige jaren Halle verlaten, maar in 1740 keerde hij er terug, overladen met eerbewijzen. Wolff was o.a. lid van de Berlijnsche Academie van Wetenschappen, de Royal Society in Londen en de Académie française te Parijs. Wolff was determinist; hij geloofde derhalve slechts aan een beperkte macht van Gods genade en aan een beperkte toerekenbaarheid van den mensch. Zijn voornaamste werken zijn: De philosophia practica universali methodo mathematica conscripta (1702), Aerometriae elementa (1709), Anfangsgrunde aller mathematischen Wissenschaften (1710), Elementa matheseos (1713), Ratio praelectionum Wolfianarum in mathesin et philosophiam universam (1718) en Philosophia moralis (1750). Literatuur: Allgemeine Deutsche Biographie. Bd. 44. Leipzig, 1898. | |
*Wolff, Kaspar Friedrich (1733-1794).Wolff, die in zijn geboortestad Berlijn private voordrachten hield en later in St. Petersburg werkte, bestreed in zijn Theoria Generationis (1759) zoowel de theorieën der animalculisten als die der ovulisten en maakte op die wijze een einde aan den eeuwenlangen strijd tusschen beide richtingen. Hij toonde aan, dat in het bevruchte ei de organen niet gepraeformeerd zijn, maar zich gaandeweg uit niet-gedifferentieerd weefsel ontwikkelen. Literatuur: F.H. Garrison. An Introduction to the History of Medicine. Philadelphia. 1929. | |
*Zoelen, Harmen van (1625-1702).Harmen van Zoelen, die geboren was te La Rochelle, kwam in 1661 in de regeering van Rotterdam, en was na 1669 verscheiden malen burgemeester. Aan zijn bestuurdersloopbaan kwam een einde in 1692 toen hij voor een meer prinsgezinden candidaat moest wijken. Behalve magistraat was hij ook bewindhebber van de kamer Rotterdam der O.I. Compagnie en lid van de admiraliteit op de Maze. Door zijn eerste vrouw, Maria Soury, was hij met Delftsche families verwant. [B-s.] Bronnen: Mededeelingen Mej. H. Crol uit de notarieele protocollen te Rotterdam van Jac. Delphius 1662, Vitus Mustelius 1666, Philips Basteels 1668 en 1676, Arn. Meysterus 1702, Philips de Custer 1702; Chr. van Vliet te Delfshaven 1660; Trouwacten Soury. | |
Williamson, Joseph (1633-1701).Williamson, who was born at Bridekirk in Cumberland, was an Oxford man. After occupying several posts he was made Royal Librarian at Whitehall in 1661. He also published the London Gazette, and did diplomatic work for a number of years. From 1677 to 1680 he was president of the Royal Society. He visited Holland several times during his diplomatic service. (Dictionary of national biography. Vol. LXII.) | |
*Wolff, Christian (1679-1754).Christian Wolff was born at Breslau. At an early age he displayed a pronounced taste for reading. He matriculated as a student of theology at Jena, but in his spare hours he applied himself to mathematics and physics. In many respects Leibniz, for whom he felt a deep admiration, was his master. In 1706 Wolff became professor of mathematics at Halle. After a few years he also taught there physics and theology. He had to leave Halle a few years later owing to a difference of opinion, but returned in 1740 loaded with honours. Wolff was a member of the Berlin Academy of Sciences, of the Royal Society in London, and of the Académie française in Paris. He was determinist and consequently believed only in a limited power of the Divine Grace and in a limited human accountability. His principal books are: De philosophia practica universali methodo mathematica conscripta (1702), Aerometriae elementa (1709), Anfangsgrunde aller mathematischen Wissenschaften (1710), Elementa matheseos (1713), Ratio praelectionum Wolfianarum in mathesin et philosophiam universam (1718) and Philosophia moralis (1750). (Allgemeine Deutsche Biographie. Vol. 44. Leipzig, 1898.) | |
*Wolff, Kaspar Friedrich (1733-1794).Wolff was born at Berlin, where he delivered private lectures. Afterwards he did work at St. Petersburgh. In his Theoria generationis (1759) he contested the theories of the animalculists and the ovulists, thus putting a stop to the interminable controversies of those two opponents. He showed that in a fecundated ovum the organs are not preformed, but gradually develop from differentiated tissue. (F.H. Garrison, An introduction to the history of medicine. Philadelphia, 1929.) | |
*Zoelen, Harmen van (1625-1702).Harmen van Zoelen was born at la Rochelle. In 1661 he entered the Rotterdam corporation. After 1669 he was several times burgomaster of that town. He retired in 1692, when a candidate who took the Prince of Orange's side, was elected. He was also one of the directors of the Rotterdam Chamber of the East India Company and a member of the River Meuse Admiralty. Through his first wife, Maria Soury, he was related to Delft families. | |
Literatuur: Dr.H.C.H. Moquette in het Nieuw Ned. Biogr. Wdb. III. blz. 1518; Mr. C.P. Bloys van Treslong Prins. Gedenkwaardigheden uit de Kerken van Zuid-Holland dl. II B. blz. 338, 365; W.J.L. Poelmans. Rotterdamsch Jaarboekje 1932. blz. 82. | |
(Notaries' minutes at Rotterdam. - Nieuw Nederlandsch Biographisch Woordenboek. Vol. III, p. 1518. - C.P. Bloys van Treslong Prins, Gedenkwaardigheden uit de kerken van Zuid-Holland. Vol. II B; pp. 338, 365. - W.J.L. Poelmans, Rotterdamsch Jaarboekje 1932; p. 82.) [B-s.] | |