Alle de brieven. Deel 5: 1685-1686
(1957)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||||||||
Korte inhoud:Leeuwenhoek beschrijft de bouw van verschillende zaden en van de kiem hierin. Hij ontkent, dat er manlijke en vrouwelijke exemplaren van bomen zijn, o.a. op grond van het feit, dat een boom hem als manlijk aangewezen een ander jaar vruchten droeg. Hij geeft een theorie voor het vervoer van voedingsstoffen van ‘globule tot globule’ (d.w.z. van cel tot cel) in een blad. Leeuwenhoek meent, dat de bomen geen ‘bewegende ziel’ hebben (d.w.z. geen spiritus animalis). Hij geeft een beschouwing over de bastaardvormingen en hij geeft een vergelijking van de voortplanting van een boom en die van een mens. De betekenis der zaadlobben is door Leeuwenhoek niet steeds goed begrepen. | ||||||||
Figuren:Zes van de negentien oorspronkelijke figuren zijn verloren gegaan. | ||||||||
Opmerkingen:Leeuwenhoek heeft deze brief niet met eigen hand geschreven, slechts ondertekend. | ||||||||
Letter No. 85 [46].
| ||||||||
Published in:
| ||||||||
Summary:Leeuwenhoek describes the structure of different seeds, and of the embryo contained in them. He denies the existence of male and female specimens of trees; inter alia on the ground that a tree which was indicated to him as being a male tree, bore fruit in a subsequent year. He propounds a theory concerning the transfer of nutrient substances ‘from globule to globule’ (from cell to cell) in a leaf. He believes that trees lack a soul with motive power (spiritus animalis). He gives a discussion about the formation of bastards, and compares the reproduction of a tree with that of man. Leeuwenhoek did not always rightly recognize the significance of the cotyledons. | ||||||||
Figures:Of the nineteen original figures six have been lost. | ||||||||
Remarks:This letter is not an autograph, but was signed by Leeuwenhoek. | ||||||||
Delft in Holland den 13e. Julij 1685
Hoog Edele, Hooggeleerde, ende seer Vermaarde HeerenGa naar voetnoot1).
't Was mij aangenaam te sienGa naar voetnoot2), dat mijn laatste Observatien UE Hoog Edele Heeren sodanig waren bevallen, datGa naar voetnoot3) mij door derselver Secretaris, sijn Edele de Heer Francoijs Aston, deden bedancken. Hier nevens gaan weder eenige van mijne geringe consideratien over de Voorttelingen vande Boomen. Ik heb in mijn laatste geschreven vande voorttelinge vande Dieren; ende daarnevens int voorbijgaan aangeroert, datmen indeGa naar margenoot+ Zaaden vande boomen het begin van de bladeren en wortel kan sien. 't sedert die tijd geexamineert hebbende het Saad van een Essenboom heb ik goetgedagt eenige van mijne observatien ende consideratien, ontrent de voortteelinge vande boomen, UE Hoog Edele mede te laten toecomen; te meer, om dat ik in het geseijdeGa naar margenoot+ Zaad van een Essenboom (dat niet grooter is als fig: A.) niet | ||||||||
Delft in Holland, 13th July 1685.
Very noble, most learned and illustrious SirsGa naar voetnoot1),
I was much pleased to seeGa naar voetnoot2) that my latest observations were so agreeable to you, very noble Gentlemen, thatGa naar voetnoot3) you caused your Secretary, Mr. Francoys Aston, to write and thank me for them. With the present I again send you some of my modest considerations, concerning the Reproduction of the Trees. In my last letter I wrote about the reproduction of animals; and also touched in passing upon the fact that, in the seeds of trees, the beginning of the leaves and the root can be observed. Having sinceGa naar margenoot+ then examined the seed of an ash-tree, I thought fit also to send you, noble Sirs, some of my observations and considerations regarding the reproduction of the trees. Not only because IGa naar margenoot+ discovered, in the said seed of an ash-tree (which is no larger | ||||||||
alleen twee seer groote bladerenGa naar voetnoot4) hebbe ontdekt; maar dat mijn ook boven gemeen groot te voren quam, dat deel dat de Wortel zal worden. Ik heb het verhaalde Zaad opgespouwenGa naar voetnoot5), ende voor eerst in dit, en in verscheijde andere Zaaden ontdekt, dat deselvige met hare puntige ofte spitse deelen, waaruijt de wortels sullen uijtschieten, om hoog, off vande boom af, staan; ende bij gevolg dan de bladeren om laag, off nade boom toe: sulcx dat dan de Zaaden aande boomen contrarie staan, als die in de aarde wassenGa naar voetnoot6). Vorders heb ik niet alleen de bladeren, als boven geseijt, boven gemeen groot gesien, als hier met fig: 1. C.D.E.F. wert aangewesen;Ga naar margenoot+ maar ook ontdekt, dat de bladeren (wanneer men de ribbens aan een sijde steltGa naar voetnoot7)) bestaan uijt een overgroot getal van uijtstekendeGa naar voetnoot8) kleijne rond verhevene bolletgens, die ik wel heb | ||||||||
than fig. A) two very large leavesGa naar voetnoot4), but also because the part which is to become the root appeared to me very big. I have split the said seed openGa naar voetnoot5), and for the first time discovered in this, and in several other seeds, that they are placed with their pointed or sharp parts from which the roots will emerge, upward, away from the tree, and thus with the leaves downwards, towards the tree so that, on the tree, the seeds are placed in a position opposite to that in which they grow in the soilGa naar voetnoot6). Ga naar margenoot+Furthermore, as I stated heretofore, I did not only see the leaves extraordinarily large, as indicated here in fig. 1 CDEF, but I also discovered that the leaves (setting aside for the moment the veins) consist of an extremely large number of very small, round, | ||||||||
tragten na te volgen; dog deselve alhier op verre na soo kleijn niet geteijkent, als die wel behoorde. Daar benevens heb ik ook te gelijk een groote meenigte van ribbens, anders Vaten geseijtGa naar voetnoot9), in deselve ontdekt, die met seer kleijne bolletgens sijn beset, hoewel die hier niet sijn aangewesen: welke vaten, off ribbens haar oorspronk nemen, uijt het middenGa naar voetnoot10) van hetgeene dat tot de stam [sal worden], en waar uijt de wortel sal schieten: als indeselve figuir tusschen ABCFGH. is aangewesen. Dit laatst geseijde deel waar uijt de stam en wortel vande boom moet voortkomen is, (boven de vaten waaruijt de ribbens van het blad komen, ende diemen wel voorde PitGa naar voetnoot11) van het Hout soude konnen nemen) nog versien met seer veel vaten; ende omme deselve klaarder voorde Oogen te stellen, heb ik de verbeelde wortel of stam, overdwars doorsneden; als BG. ende dat doorgesneden deel voor mijn gesigt gebragt, ende het selvige soo veel mijn doenlijk, met alle de vaten die mij daarin te voren quamen, afgeteijkent; als hierGa naar margenoot+ fig: 2 IKLM. in welk kleijne deel ik niet alleen oordeelde, dat seer na Duijsent opgaande Vaten waren; maar het vertoonde mij ook de gantsche gedaante van een dwars doorgesneden kleijn | ||||||||
raised globules, which I tried my best to copy; but the same have not been drawn nearly so small here as they ought to have been. Next to this I also discovered, at the same time, a large multitude of veins, otherwise called vesselsGa naar voetnoot7) in the same, set with very tiny globules, although these are not shown here; which vessels or veins have their origin in the centreGa naar voetnoot8) of that which will become the trunk, and from which the root will spring, as shown in the said figure between ABCFHG. This last-mentioned part, from which the trunk and the root of the tree must come forth, is provided (apart from the vessels from which the veins of the leaf come, and which one might perhaps take to be the pithGa naar voetnoot9) of the wood) with many more vessels. And in order to get a clear view of these I made a cross-section of the supposed root or stem, as in BG, and brought this cut-through part before my vision, and have drawn the same, together with all the vessels which I could see in it, as well as wasGa naar margenoot+ feasible to me, as shown here in fig. 2 IKLM. And in this small part I not only judged that there were very nearly a thousand ascending vessels; but it also showed the whole structure of a small | ||||||||
takje van een boomGa naar voetnoot12): want de buijtenste ommekring verbeelde de bast, ende de tweede ommekring, waarin dat alle de duijstere of roodeGa naar voetnoot13) stipjens staan, vertoonde het Hout: welke bruijnigheijt off duijsterheijt alleen veroorsaakt wierd, om dat de stoffe, die seer sagt is, door het snijden van het Mes, de pijpjens als toestrijkt of stopt. De binnenste kring besluijt in sig het pit ofte de Vaten, die een Stam of tak heeft en die haar dus, overdwars gesneden sijnde, als rondagtige Lighamen vertoonen. Dog dese laatste figuirGa naar margenoot+ is door een meerder vergrotende glas geteijkent, opdat des te distincter de gestalteGa naar voetnoot14) vande Stam en wortel soude ontdekt werden, en dus is den Diameter van fig: 2 IL ontrent twee, daar den Diameter van fig. 1. BG maar een is. Verders vertoonden haar ook inde soo genoemde Stam, op eenige plaatsen, eenige rondagtige deelen, die mij wel te voren quamen als of inde Pijpjens kleijne ronde Lighaamtgens warenGa naar voetnoot15); die hier tusschen A: en B. sijn aangewesen. | ||||||||
cut-through twig of a treeGa naar voetnoot10). For the outermost ring represented the bark; and the second ring, in which are all those dark or red dotsGa naar voetnoot11), showed the wood; which brownish or dark shade is caused merely by the fact that the substance, being very soft, is, as it were, smeared over the tiny tubes, and stops them up, as a result of the cutting of the knife. The innermost ring encloses the pith or the vessels which a trunk or a branch has, and which, therefore, having been cut across, appear as roundish bodies. But this last figure was drawn through a stronger microscope, in order to discover still more distinctly the constitution of the trunk and the root. And so, theGa naar margenoot+ diameter of fig. 2 IL is about two, while the diameter of fig. 1 BG is only one. Furthermore, in some places in the so-called stem, there appeared some roundish parts, which appeared to me as if there were, inside the tiny tubes, small round bodiesGa naar voetnoot12), which are shown here between A and B. | ||||||||
Ik heb ook goetgedagt, de ommetrek vande bladerenGa naar voetnoot16), die ik uijt eenige Zaaden van boomen heb genomen, hier nevens te voegen, met die insigte omme te konnen toonen, dat het geen gevolg isGa naar voetnoot17), dat de grootste Zaaden het grootste beginGa naar voetnoot18) vande plant in haar hebben: alsoo ik hebbe bevonden, dat het begin vande plant, in het kleijne Zaad van een Essenboom, seer veel verschillende is in groote, en verre te boven gaat de kleijne bladeren die het grooteGa naar margenoot+ Zaad, de Ocker off walnoot in sig heeft, die ik hier fig: 3 en 4. aanwijseGa naar voetnoot19), welke ik uijt twee distincte Nooten heb genomen; omGa naar margenoot+ datmenGa naar voetnoot20) soude mogen sien, de weijnige verandering, die in twee eenwesigeGa naar voetnoot21) Zaaden van eene Vrugt, is. Ik heb hier alleen de bladeren aangewesen, om dat ik aan het begin vande stam, ende daar de wortel sal uijtschieten (die wat langer is als de bladeren)Ga naar margenoot+ geen of seer weijnig onderscheijt, in het maaksel kome te sien, tusschen dese ende het begin vande stam en wortels, die ik uijt andere Zaaden hebbe genomen. Ik hebbe in het afteijkenen van het beginGa naar voetnoot18) deser plant, onmogelijk konnen navolgen de uijtstekendeGa naar voetnoot8) seer kleijne bolletgens, waar uijt de begintselen van bladeren sijn te samen gestelt. En alsoo ik in voorgaande tijden UE Hoog Edele hebbe | ||||||||
I have also thought fit to add here the outline of the leavesGa naar voetnoot13) which I took from a number of seeds of trees, in order to prove that it does not necessarily follow that the largest seeds must also have the biggest embryo of the plant in them, since I have found that the beginning of the plant in the small seed of the ash-tree may vary very much in size, and far exceeds the smallGa naar margenoot+ leaves contained in the large seed of the walnut which I indicate here in fig. 3 and 4Ga naar voetnoot14), which I took from two different nuts, in order to show plainly how little difference there is between two essentially similar seeds of any fruit. I have only indicated theGa naar margenoot+ leaves here, because I can find little or no difference in structure, at the beginning of the stem, where the root (which is a little longer than the leaves) is to spring from, between this and the beginning of the stem and roots which I have taken from other seeds. In drawing the embryo of this plant it was impossible for me to trace the extremely small globules of which the beginnings of leaves are composed. And just as I have written in the past to you, most respected | ||||||||
geschrevenGa naar voetnoot22), dat tusschen de kleijne veseltgens off draatgens vlees, waar uijt een vlees muscul bestaat, geen bloedvaatgens loopen, maar dat altijts de bloedvaatgens, in, en tusschen de Menbranen leggen, die de vlees muscultgens als omvangen; ende daar benevens geseijt, in wat voegen de vleesmusculen egterGa naar voetnoot23) vande bloetvaten gevoet wierden, soo kan ik hier niet voorbijgaan te seggen, dat alle de bladeren van boomen en planten bestaan uijt bolletgens (soo men de vaten off ribbens van het blad aan een sijde steltGa naar voetnoot7)) die in een Menbrane (dat de superfitie van 't blad is) beslooten leggenGa naar voetnoot24); en hoe ik mijn inbeeld, dat dese bolletgens, schoon deselve aan geen vaten en raken, egterGa naar voetnoot23) van de vatenGa naar margenoot+ gevoet werden: soo moeten wij voor eerst weten, dat meest alle bladeren van boomen en planten, alsGa naar voetnoot25) die aande boomen off planten staan haar stoffe wel uijt twee derde deel waterige Vogt bestaat; ende dat dese bolletgens die ten merendeel de bladeren uijtmaken, niet enkel maar datter verscheijde op malkanderenGa naar margenoot+ leggenGa naar voetnoot26). Laten wij fig: 5 ABCDE stellen te sijn de vaten van een kleijn stukje van een blad, ende dat dese Vaten in haar beslooten hebben, een groote menigte van bolletgens, die inde grootmakinge van het blad, door de Vaten groot gemaakt, ende daar na onderhouden moeten werden; Wanneer nu het bolletge F sijn voetsel, dat meest water is uijt de Vaten ontfangt, waar aan het selve is vereenigt soo moet volgen, dat dese voetsame stoffe van F. tot G en van G tot H overgaat, niet alleen om dat deselve seer naauw aan malkanderen sijn vereenigt, maar om dat, als hier voren geseijt is, de meeste grooteGa naar voetnoot27) van het blad (en bij gevolg dan | ||||||||
and noble GentlemenGa naar voetnoot15), to say that between the tiny fibres or threads of flesh of which a fleshy muscle consists, there run no blood-vessels, but that the blood-vessels always lie in, and between, the membranes which, as it were, enclose the small muscle-fibres; and also told you the way in which the flesh-muscles are nevertheless nourished by the said blood-vessels, I now cannot, at this point, omit to state that all the leaves of trees and plants consist of small globules (if we leave aside the vessels or veins of the leaf), which are enclosed in a membrane (which is the surfaceGa naar margenoot+ of the leaf)Ga naar voetnoot16), and that I imagine that these globules, although they do not touch upon any vessels, are nevertheless nourished by the vessels. Now we must know first of all that the substance composing most of the leaves of trees and plants consists of quite two-thirds of watery fluid, and that these globules which form the greater part of the leaves do not lie in one layer, but that several ofGa naar margenoot+ them lie one on top of the otherGa naar voetnoot17). Let us suppose that fig. 5 ABCDE represents the vessels of a small portion of a leaf, and that these vessels have, enclosed within them, a great multitude of globules, which must grow, and be maintained, by the vessels, when the leaf grows. Now when the globule F receives its nourishment, most of which is water, from the vessels to which it is united, it must follow that this nutrient substance passes from F to G. and from G to H; not only because these are very closely connected with each other, but also because, as stated heretofore, the larger part of the leaf (and, as a result, each of the globules) consists of a | ||||||||
ieder bolletge) uijt een waterige stoffe bestaat, en dus en konnen die naast aan de vaten leggen geen voetsel ontfangen, off deselve moeten aan hare naastgelegene van haar Voetsel mede deelen, ende dese weder aan andere. Dit overdoen van voetsel heb ik voor desenGa naar voetnoot28) vergeleeken bij bolletgens drooge kleij, die men sig imagineert te leggen in eenig glas, en dat wanneermen maar een van dese bolletgens kleij komt nat te maken, ende dat nat te houden, dat alsdan de bolletges kleij, die dit natte bolletge komen aan te raken, van t'selve nat ontfangen, ende nat werden, ende dese laatste weder aan andere; in Somma alle de bolletges kleij souden door een bolletge nat werden; ende dus gaat het mede met de grootmakinge van de bladeren, ende ook alsoo met de Vrugten. Ga naar margenoot+Fig: 6 ABC. is het bovenste gedeelte vande bladeren uijt de Amandel, en wanneer ik dese bladeren van een kome te separeren, sie ik nog verscheijde seer kleijne bladerkens, die van de eerste bladeren als omvangen worden. Ga naar margenoot+Fig: 7 ABC. is het bovenste gedeelte vande bladeren, die ik uijt de pit van een Kers hebbe genomen. Ga naar margenoot+Fig: 8 ABC. vertoont de bladeren, soo als ik die kome te sien, uijt de Kern ofte pit van een AppelGa naar voetnoot29). Ga naar margenoot+Ik heb voor desenGa naar voetnoot30) geschreven vande seer menigvuldige Zaaden, die niet alleen een boom, maar ook dat eene Vrugt verscheijde Zaaden, voortbrengt; Dog als ik ging examineren, de Zaaden die eene Vijg voortbrengt, soo stont ik over het groot getal verwondert; dese seer kleijne menigvuldige ZaadenGa naar voetnoot31), die inde Vijg sijn, sijn ieder soo wel met een harde Schil of Schors versien als eenige NootGa naar voetnoot32). Ik hebbe seer veel van dese Saatgens de harde Schors geopent, om in het pitge, dat in dese Schors soude mogen leggen, het begin vande plant te ontdekken; dog meest doorgaans ondervonden, dat inde harde schors niet anders gemaakt was, als het basje off schilletge, dat ook plat toegevouwen lag, sonder dat daar eenige de minste materie of meelagtige substantie in was; waaruijt ik besloot, dat de Vijgen die ik examineerde niet | ||||||||
watery fluid; and therefore, those which lie closest to the vessels cannot receive nourishment without passing some of it to those nearest to them, and these, again, to others. This transmission of nourishment I have compared, before thisGa naar voetnoot18), to little balls of dry clay that one might imagine being put in some glass, and if one makes only one of these balls of clay wet, and keeps it wet, then those globules of clay that happen to touch this wet globule, receive moisture from it and become wet; and these latter again wet others, in short, all the globules of clay would get wet if a single globule were wetted. And that is how it goes also when the leaves grow, and also when the fruits grow. Ga naar margenoot+Fig. 6 ABC is the upper part of the leaves of the almond; and when I separate these leaves from one another I see several more, very small, leaves enclosed, as it were, by the first-named leaves. Fig. 7 ABC is the upper part of the leaves which I took fromGa naar margenoot+ the stone of a cherry. Fig. 8 ABC shows the leaves, as I see them, from the seed, orGa naar margenoot+ pip, of an appleGa naar voetnoot18a). Ga naar margenoot+I have written before thisGa naar voetnoot19) that not only a tree, but also a fruit, produces an abundance of seeds. But when I came to examine the seeds which a fig produces, I stood amazed at the large number. These very small, abundant seedsGa naar voetnoot20) that are in a fig, are each provided with a hard skin or rind, quite as well as any nut. Of very many of these small seeds I have opened the hard rind, in order to discover, in the tiny seed that might lie inside this rind, the embryo of the plant; but I usually found that nothing else had been made inside the hard skin than the tiny bark or peel, which, too, lay folded flat, without there being the least substance or floury material inside it. From which I concluded that the figs which I | ||||||||
volkomen rijp waren geweest, doe deselve geplukt wierdenGa naar voetnoot33); en als ik al eenige seer weijnige Zaatgens aantroff, daar een weijnig meel in was, soo was dat meel soo sagt, dat ik geen het minste bescheijt daar van konde bekennenGa naar voetnoot34). Ik heb ook verscheijde ZaatgensGa naar voetnoot35), die in menigte rontom in het Huijtge van ieder aartbesie sitten, derselver harde schilletge of schorsje geopent, om in het pitge dat daar in besloten leijt, het begin vande plant en wortel te ontdekken, maar ik en heb tot mijn voornemen niet konnen komen en alleen maar soo nu als dan getwijffelt, dat ik de vaten sag in dat deel waar uijt de Wortel sijn begin sal nemen; en schoon ik dese vaten niet distinct en kome te sien, soo en hebben wij egter aandeselve niet te twijffelen, off de volmaaktheijt soo van vaten en andere deelen sijn in dit Zaad soo overvloedigh als inde groote Zaaden. Ga naar margenoot+Konnen wij nu in sodanigen kleijnen Zaad als den Essenboom voortbrengt (die een vande grootste boomen is, die hier te lande wassen) en waar uijt weder sodanigen boom te voren komt, welk Zaad ook soo ligt is, dat Ses Zaaden maar vier asen konnen ophalen, en bij gevolg ieder Zaad maar 1/15360 gedeelte van eenGa naar voetnoot*) pond maaktGa naar voetnoot36), konnen wij, segge ik daar in niet alleen de volkomen bladeren met haar vaten; maar ook selfs het hout, en dat deel waar uijt de Wortel sal komen, sien, ja veel deelen naakter en grooter, dan inden Ocker off HaasnoodGa naar voetnoot37); soo sullen wij daar benevens haast konnen begrijpen, dat de voorsigtigeGa naar voetnoot38) Natuijr in Ga naar voetnoot*)Nota. Een pond doet bij ons 16 oncen, een ons 20 engelsen, en een Engels 32 asen. | ||||||||
examined were not yet quite ripe when they were gatheredGa naar voetnoot21). And even if I came across a very few seeds in which there was a little flour, then this flour was so soft that I was unable to observe it with certainty. I have also opened the skin or rind of several of the small seedsGa naar voetnoot22) which lie in such abundance around the skin of each strawberry, in order to discover, inside the tiny pip that lies enclosed in it, the beginning of the plant and root; but I have not succeeded in doing so, and only doubted now and then whether I could see the vessels in that part in which the root will originate. And although I cannot see these vessels distinctly, we must not have any doubt that the vessels and other parts are as abundant and complete in this seed as they are in the large seeds. Ga naar margenoot+Now if we are able to see, in such a small seed as that produced by the ash-tree (which is one of the largest trees that grow in this country), and from which another such tree will emerge, which seed is so light that six seeds can balance only four acesGa naar voetnoot23), so that each seed weighs only 1/15360 of aGa naar voetnoot*)pound, if, I say, we are able to see therein not only the complete leaves with their vessels, but even the wood as well, and that part from which the root will come; nay, many times clearer and larger than in the walnut or hazel-nut, then we shall perhaps also understand that provident Nature, in all her workings, and especially with respect to re- | ||||||||
alle hare Werckingen, en voornamentlijk ontrent de voorttelingen op gelijke manier te werke gaatGa naar voetnoot39): want alle Zaaden van boomen en planten, en moeten niet alleen in haar hebben het begin vande plant; maar de Zaaden moeten daarenboven met een witte stoffe versien sijn, die wij Meel noemen om dat deel van het Zaad, dat tot een boom of plant sal worden, soo lang te voeden, ende te onderhouden tot dat het selve, door desselfs bast off harde Schil, inde aarde is gekomen, ende aldaar sijn voetsel kan trekken, als in mijn Missive vanden 30 Maart 1685Ga naar voetnoot40) geseijt is. Dit meel van veel Zaaden, dat de bladeren en daarGa naar voetnoot41) de wortel sal uijtkomen, int Zaad onderhout; most ook een olijagtige stoffe in sig hebben, om datGa naar voetnoot42) het begin van de plant niet en soude verdroogen, maar door die Olij onderhouden werden: Want soo sulcx anders waar, soo soude veel Zaaden niet lang uijt de aarde konnen goet blijvenGa naar voetnoot43). Soo sien wij nuGa naar voetnoot44) dan, dat alle boomen en planten, in haar Zaad het begin vande plant, en de voetsame stoffe tot desselfs onderhout, mosten hebben, op dat ieder sijn Soort soude konnenGa naar margenoot+ voortsetten: want daar en konde geen versamelingGa naar voetnoot45) der boomen en planten, gelijk als vande Mannelijke en Vrouwelijke Sexe der dieren, geschieden, en gelijk de baarmoeders inde Vrouwelijke geslagten van dieren gemaakt sijn, om de dierkens uijt de mannelijke Zaaden, te voeden ende groot te maken, soo is de aarde de voetster en onderhoutster vande boomen en planten, en daarom | ||||||||
production, proceeds in one and the same mannerGa naar voetnoot24). For, all seeds of trees and plants must have inside them not only the beginning of the plant; but the seeds must, in addition, be provided with a white substance which we call meal or flour, to nourish that part of the seed which will become a tree or a plant, until it has perforated its hard skin or rind, and thus reached the soil, and is able to draw its food there, just as I have stated in my missive of the 30th of March 1685Ga naar voetnoot25). This meal, or flour of many seeds, which maintains, inside the seed, the leaves and that part from which the root will come, should also contain an oily substance, in order that the beginning of the plant might not dry up, but be maintained by this oil, For if this were otherwise then many seeds would not be able to remain alive outside the soilGa naar voetnoot26). So nowGa naar voetnoot27) we see that all trees and plants must have in their seed the beginning of the plant, and the nutrient substance for its maintenance, in order that each of them may be able to reproduce its species. For there could not be any mating between trees and plants,Ga naar margenoot+ such as that of the male and female sexes of the animals; and just as the wombs of the female sex of animals have been made to nourish the little animals from the male seeds, and to make them grow, in the same way the earth is the foster-mother and supporter | ||||||||
brengt ieder boom off plant sijn Zaad, dat al met een kleijne plant versien is, voortGa naar voetnoot46). Ik weet wel datter veele sijn die seggen datter Mannelijke en Vrouwelijke boomen sijnGa naar voetnoot47); maar dit ontkenne ik, soo lang ik niet beter onderrigt ben: Want alsmen tegens mij wilde staande houden, dat onder de Essen en Ypenboomen mannekens en wijfkens waren, met bijvoeginge dat veele onder deselve geen Zaad dragende boomen waren, en bij gevolge dat de Zaad dragende waren wijfjens; soo heb ik mijn begeven, int laatst vande Maand Meij, ter plaatse daar seer veel essenboomen stonden ende aan deselve boomen bevonden datter ten minsten onder vier boomen een was, die het voorleden jaar Zaad hadde gedragen; ende daar benevens datter seer weijnige waren, die voorleden jaar Zaad gedragen hadden, en nu weder Zaad droegen; ja ik troff plaatsen aan, daar vande vijftig boomen maar een was, die Zaad droegGa naar voetnoot48). En wanneerGa naar voetnoot49) mijn oog opde Ypenboomen liet gaan, soude ikGa naar voetnoot50) wel geseijt hebben, datter onder deselve boomen waren, die geen Zaad | ||||||||
of the trees and plants, and that is why each tree or plant produces its seed, which is already provided with a tiny plantGa naar voetnoot28). I am well aware that there are many who say that there are male and female treesGa naar voetnoot29); but this I deny, so long as I am not better informed. For, when someone had stubbornly maintained to me that there were males and females among the ash-trees and elm-trees, adding that many of the same were not seedbearing trees, and that, therefore, the seed-bearing ones were the females, I went to a place, towards the end of the month of May, where there stood very many ash-trees, and I found that, among these trees, there was at least one out of four that had borne seed the previous year. And in addition I found that there were but very few that had borne seed the previous year, and were now bearing seed again. Nay, I came across places where, out of fifty trees, there was only one that bore seedGa naar voetnoot30). And when I let my eye dwell on the elm-trees, IGa naar voetnoot31) could well have said that there were | ||||||||
en droegen; Dog als ik sodanige boomen boven inden top beschoude, sag ik dat deselve aldaar soo wel met Zaad waren versien als eenig ander boom; oordelende de redenen waarom onder aande boomen geen Zaad en was, te sijn, alleen om dat die boomen onder met haar takken te naauw en digt in een waren gewassen, en alsoo malkanderen, de wasdom off vrugtbaarheijt belettendeGa naar voetnoot51). Ga naar margenoot+Uijt dese ondervindingen is de voorttelinge van een dier, uijt een dierken vande Mannelijke Zaaden nu onwederspreekelijk: Want schoon wij in een dierken uijt het Mannelijk Zaad, de figuir van een dier niet konnen sien, waar uijt het gekomen is, soo konnen wij egter ons genoegsaam versekeren, dat de figuir van het dier, waar uijt het gekomen is, in het dierken, dat int Mannelijk Zaad is, besloten leijtGa naar voetnoot52). En alhoewel ik mijn wel ingebeeld heb, als ik aanschoude Dierkens int Mannelijk Zaad van een dier, dat ik soude konnen seggen, daar leijt het Hooft ende weder daar leggen de Schouders, en daar de Heupen; egter met geen de minste seekerheijt daar van hebbende konnen oordeelen, soo en sal ik dat tot nog toe niet vast stellenGa naar voetnoot53), maar hoopen, dat wij nog eens het geluk sullen hebben van sodanigen dier aan te treffen, wiens Mannelijke Zaaden soo groot sullen sijn, dat wij daar in de figuir van het schepsel, waar uijt dat het gekomen is, sullen bekennenGa naar voetnoot54): Want hebben wij het geluk gehad van aan te treffen sodanigen kleijnen Zaad als den Essenboom voortbrengt, in welk Zaad sodanige groote bladeren besloten leggen, als hier voren geseijt is, welke bladeren in groote alle bladeren van Zaaden van boomen, bij mij tot nog toe besigtigt, overtreffen, soo soude het wel konnen sijn, dat wij een kleijn dier quamen te ontledigen, in welkers Mannelijk Zaad groote levende dierkens gevonden wierden. Maar omme nog nader te toonen dat de voorsigtigeGa naar voetnoot38) natuir, in alle hare werkingen bij na op een ende deselve Manier toe gaat, soo hebben wij eerst maar met aandagt te beschouwen, te over- | ||||||||
trees among them that bore no seed. But when I examined such trees right at the top, I saw that the same were provided with seeds, up there, quite as well as any other tree; and I judged that the reason why there was no seed at the bottom of the trees, was merely that the lower branches of the trees had grown too closely and densely together, thereby impeding one-another's growth or fertility. Ga naar margenoot+From these findings, the reproduction of an animal from an animalcule of the male seed is now irrefutable. For, although we cannot see, in an animalcule of the male seed, the figure of the animal from which it has come, we can nevertheless assure ourselves sufficiently that the figure of the animal from which it has come is contained in the animalcule that is in the male seedGa naar voetnoot32). And although I have sometimes imagined, as I examined the animalcules in the male seed of an animal, that I might be able to say, there lies the head, and there, again, lie the shoulders and there the hips, but not having been able to judge of this with the slightest degree of certainty, I shall not, therefore, affirm this as definite, but rather hope that we may, at some time, have the good fortune to come across an animal whose male seeds will be so large that we can recognize in it the figure of the creature from which it has comeGa naar voetnoot33). For we have had the good fortune to come across such a small seed as that produced by the ash-tree, in which seed such large leaves are contained, as said heretofore, which exceed in size all leaves in the seeds of trees which I have examined hitherto; and therefore it might well be that we came to dissect some small animal in whose male seed we should find large living animalcules. But to demonstrate still further that provident Nature proceeds in practically the same way in all her workings, we must begin by contemplating and considering attentively, and regarding as quite similar, the animalcule from the male which is discharged into the womb, and the beginning of the plant that is made | ||||||||
Ga naar margenoot+wegen, ende in gelijke graat te stellenGa naar voetnoot55) het dierken uijt het Mannelijk Zaad, dat inde baarmoeder gestort is met het begin vande plant twelk int Zaad gemaakt wort: Gelijk nu het dierken vant Mannelijk Zaad inde baarmoeder niet en kan leven sonder continueel voetsel te ontfangen en met Wintsels omvangen te sijn, soo moet insgelijks het Zaad der planten soo lang het niet volkomen rijp is, continueel voetsel ontfangen, en soo wel met wintsels omvangen wesen, als de vrugt off dier inde baarmoeder. Maar het remarquabelste is dat gelijk de dieren inde baarmoeders maar eene Streng hebben, die uijt veele Vaten bestaat waar door het dier gevoet en groot gemaakt wert, soo hebben de Zaaden bij mij tot nog toe beschouwen, mede maar eene strengh die uijt veele Vaten bestaatGa naar voetnoot56), dog eenige Zaaden hebben dese streng seer kort ende andere weder soo lang, dat de streng het gantsche Saat overtreft, en omme niet veele Zaaden haar streng aan te wijsenGa naar margenoot+ sal ik maar eenige weijnige hier voorstellen. Fig: 9 ABC. is de helft van het buijtenste bladsgewijse omwintsel van het Zaad van een essenboom, AD. is de plaats waarin het Zaadje EF. dat uijt desselfs plaats genomen is gelegen heeft, AF. is de streng waar uijt het gantsche Zaad EF gevoet wort, soo dat, dat deel A. dat aan de boom is vast geweest, ende aldaar sijn voetsel van ontfangen heeft, geen ander voetsel aan het Zaad geeft als door de streng AF. als boven geseijt isGa naar voetnoot57). Dat meer is, het geene dat nu int geseijde Zaad voor het begin van de wortel sal verstrekken is gelegen aan het Punt F (daar de streng aant Zaad vast is) soo dat mede, als hier voren geseijt, de bladeren van een boom, als die nog inde Zaden sijn, ende aanden boom staan, om soo te spreken, met haar puncten na om laag, ende de wortel om hoog staan. Maar als wij gaan considereren, dat de Zaaden van een essenboom, die met geheele troepen bij malkanderen wassen om haar swaarte neerwaarts hangen, soo moeten wij seggen, dat in sodanigen geval de wortel nederwaarts: ende de bladeren opwaarts staan: ende soo kan het ook met appelen, en peeren toegaan, die, wanneer deselve | ||||||||
Ga naar margenoot+in the seed. Now just as the spermatozoon from the male seed cannot live in the womb without receiving regular nourishment and without being enclosed in membranes, in the same way the seed of plants, as long as it is not fully ripe, must continuously receive nourishment, and be enclosed in a skin or seed-coat, exactly like the embryo or animal in the womb. But the most remarkable thing is that, just as the animals in the wombs have only one cord, which consists of many vessels through which the animal is nourished and made to grow, the seeds which I have examined up to now, also have only one cord consisting of many vesselsGa naar voetnoot34). But some seeds have this cord very short, and others, again, so long that the cord is bigger than the whole seed. And in order not to show the cords of too many seeds, I will hereGa naar margenoot+ represent only a few. Fig. 9 ABC is one half of the outer leaf-like seed-coat around the seed of an ash-tree. AD is the place where the seed EF, which was taken from its place, has lain. AF is the cord through which the entire seed EF is fed; so that the part A, which was attached to the tree, where it received its nourishment, gives nourishment to the seed only through the cord AF, as stated aboveGa naar voetnoot35). What is more; that part which will now, inside the seed, provide for the beginning of the root, is located at the point F (here the cord is attached to the seed), so that, as stated heretofore, the leaves of a tree, so long as they are still in the seeds, and on the tree, stand, so to speak, with their points downwards, and the root upwards. But if we then consider that the seeds of an ash-tree grow together in whole clusters and, owing to their weight, hang downwards, we must say that in such a case the root points downwards, and the leaves upwards. And that is how it may also be with apples and pears, which when they are still small, point upwards; and therefore the beginning of the plant which is being formed in it, stands or hangs upside-down. But again, when the apple, pear, or other fruit has grown to such a size that | ||||||||
nog kleijn sijn opwaarts staan, en bij gevolg dan het begin vande plant, dat in haar gemaakt wort, staat off hangt het onderste boven; Maar weder wanneer de appel peer off andere Vrugt, in sodanigen groote is toegenomen, dat deselve omme haar swaarte in plaats van over eijnd te staan nederwaarts hangt, soo staat het begin vande planten, die inde Zaaden off kernen gemaakt sijn, met de wortel en bladeren gelijk als die sullen wassen. Ga naar margenoot+Fig: 10 GHI. is de helft van het omwintsel off harde schorsGa naar voetnoot58) van een Haasnoot. K.L.M. is de pit off kernGa naar voetnoot59) uijt deselve, G, isGa naar margenoot+ dat deel vande schors dat aanden boom is vereenigt geweest, en in welk harde deel aan G aangewesen word, een meer als gemene spongieuse passage, waardoor de streng van het pit off Zaad gaatGa naar voetnoot60), als GK.Ga naar voetnoot61) om de voetsame stoffe, hetGa naar voetnoot62) begin vande plant, die hier gemaakt sal werden, in te storten, en vorders soo een overvloedige stoffe daar bij te brengenGa naar voetnoot63), ten tijde als de noot inde aarde geworpen wort, waar door het begin vande plant inde geseijde noot residerende soo groot off lang wort, dat de wortel door de harde schil, die sig alsdan opsplijt, de aarde kan bereijken. Hier blijkt ons mede dat de stoffe, die door de streng wert gevoert, waar uijt de kern gemaakt wort, sijn eerste oorspronk niet en heeft uijt de harde schil van de noot: maar dat de streng door de harde | ||||||||
the same, because of its weight, hangs downwards instead of standing upright, the beginnings of the plants that are made in the seeds or pips have their roots and leaves in the position in which they will grow. Fig. 10 GHI is one-half of the involucre or hard shell of aGa naar margenoot+ hazel-nut. KLM is the pip or seed from the same. G is that part of the shell which has been united to the tree, and in which hardGa naar margenoot+ part, at G, an unusually spongy passage is shown, through which goes the cord of the pip or seedGa naar voetnoot36), as GKGa naar voetnoot37), to carry the nutrient substance into the beginning of the plant that will be made here, and further, to bring there such an abundance of nutrient material as to cause the beginning of the plant which resides in the said nut, to grow so big or so long that, at the time when the nut will be dropped into the earth, the root will be able to reach the soil through the hard shell, which will then split open. Here it is also clear to us that the substance carried through the cord, and from which the pip or seed is made, does not have its origin in the hard skin of the nut, but that the cord passes, through the hard | ||||||||
schil heenen gaat: ende de stoffe gebragt wert uijt den boom selfsGa naar voetnoot64). Dese strengen, waar door het begin vande plant en vordere stoffe vande Zaden groot gemaakt worden, hebben mede nog een rok off schorsGa naar voetnoot65), en van binnen in die rok off schors leggen inde streng van een Haasnoot na mijn oordeel meer dan 100 seer kleijne vaten, die alle (voor soo veel ik konde bekennen) van een omdraijent draatagtig wesen sijn gemaaktGa naar voetnoot66), op die manier als off wij een seer dun coperdraatge nevens den anderen om een spelt hadden gewonden, ende die Spelt dan daar uijt hadden getrokkenGa naar margenoot+ als hier met fig: 11 A en B wort aangewesen. Maar het geene ontrent de streng aanmerkenswaardig was, dat is, dat in meest alle Zaden de streng geplaatst wort aan dat deel van de kern off pitGa naar voetnoot59) waar uijt de plant sal voortkomen, als hierGa naar margenoot+ Fig: 12. aan A. (dat mede een pit uijt een Haasnoot is, die ik hier grooter heb laten teijkenen omme des te beter de loop vande Vaten, die uijt de streng komen aan te wijsen) van welke plaats A. de streng sig begeeft na B. ende hemGa naar voetnoot67) onderweeg verspreijt in verscheijde takken, ende dese takken weder in kleijnder takken, ende dus deselve de gantsche pit over; welke gedivideerde streng off vaten, eijndelijk weder te samen komen, off eijndigen, van daar deselve gekomen sijn, dat is daar de plant sijn begin sal nemen. | ||||||||
skin, and that the said substance is brought, from the tree itselfGa naar voetnoot38). These cords, through which the beginning of the plant and other substances of the seeds are made to grow, have, in addition, a coat, or rindGa naar voetnoot39); and inside this coat or rind there are, in the cord of a hazel-nut (in my judgment) more than 100 very small vessels, all of which (so far as I was able to observe) are made of a twisting, thread-like somethingGa naar voetnoot40), in a manner as if we had wound an extremely thin copper wire very closely around a pin, and thenGa naar margenoot+ withdrawn the pin, as shown here in fig. 11, A and B. But what was so remarkable about the cord, is that, in nearly all seeds, the cord is placed at that part of the pip or seed fromGa naar margenoot+ which the plant will come forth, as shown here in fig. 12 at A. (which, too, is a seed of a hazel-nut that I here had drawn larger, in order better to indicate the course of the vessels which come from the cord), and from which place A. the cord goes on to B., dividing itself, on the way there, into several branches, and these branches, again, into smaller branches, and so all over the whole of the seed; which said divided cord or vessels join together again, or end up, at the point whence they came; that is, where the plant will have its beginning. | ||||||||
Ga naar margenoot+Ik heb de Streng waar door de AmandelGa naar voetnoot68) gevoet wert, overdwars doorsneden om datse wat dikker is als die van een Haasnoot, ende deselve met sijn ommetrek als fig: 13 CDEFG afgebeeld.Ga naar margenoot+ Dese streng is verdeelt in seven parken off vacken: welke ver- | ||||||||
Ga naar margenoot+I have made a cross-section of the cord through which the almondGa naar voetnoot41) is nourished, because it is somewhat thicker than that of a hazel-nut; and I have illustrated the same, with its outline,Ga naar margenoot+ as fig. 13. CDEFG. This cord is divided into seven spaces or | ||||||||
delinge een rootagtig wesen hebben; endeGa naar voetnoot69) in een vak de vaten die overlangs in deselve loopen afgebeelt, soo als mij deselve te voren quamen als FGH. Uijt het beschouwen vande Vaten van dit eene Vak kanmen sig genoegsaam inbeelden de groote meenigte van Vaten die eene streng heeft, daar uijt den Amandel, Haasnoot, en meest alle Zaaden gevoet werden: want als ik de Streng vande Haasnoot mede overdwars examineerde, heb ik geen onderscheijt konnen sien, als dat de streng vande Amandel in allen deelen wat grooter was. Ga naar margenoot+Wanneer wij nu met aandagt gaan overwegen, de voorttelinge van de Dieren, ende wel voornamentlijk hoedat deselve door een streng inde baarmoeders soo lang gevoet ende groot gemaakt werden, totdat deselve bequaam sijn om in de Lugt te konnen levenGa naar voetnoot70), ende als dan van de baarmoeders verlaten, ende uijt deselve gestooten werden; ende dat insgelijks het begin van de plant die tot een boom sal werden, in een Lighaam dat een Zaad genaamt wert, door een streng uijt de baarmoeder, dat de boom selfs is, soo groot gemaakt is, en genoegsame stoffe in sig heeft, om dat wanneer het inde aarde komt, tot een boom te doen opgaan, insgelijks vande boom verlaten sijnde, gelijk de dieren vande baarmoeder, soo sullen wij bevinden datter tusschen de boomen ende dieren geen ander onderscheijdt en is, als dat de boomen geen verplaatsende off bewegende Ziel hebbende, en oversulcx niet konnende versamelen gelijk de dieren, dat dan bij gevolg ieder boom niet alleen most voortbrengen het begintsel van sodanigen plant (dat ik vergelijk bij het dierken van het Mannelijk Zaad van een dier) maar ook te gelijk de stoffe moeste in sig hebben, waardoor het begintsel vande plant gekoestert ende onderhouden wiert, tot ter tijt ende wijle de wortel vande plant (die uijt het Lichaam komt dat wij Zaad noemen) sig soo verre hadde uijtgestrekt, dat deselve uijt de aarde sijn voetsel konde trekken. Dit voetsel off meel, dat om het begin vande jonge plant leijt, vergelijk ik bij de baarmoeders die de dieren soo lang voeden, tot datse inde lugt konnen levenGa naar voetnoot70). Dit konnen wij niet alleen seggen vande | ||||||||
compartments, which divisions have a reddish appearance, and I have pictured, in one compartment, the vessels that run longitudinally in the same, as they appeared to my vision, as FGH. From a contemplation of the vessels in this one compartment one can sufficiently well imagine the great multitude of vessels that a cord has from which the almond, the hazel-nut, and nearly all seeds, are nourished. For, when I also examined the cord of the hazel-nut in cross-section, I could see no difference, except that the cord of the almond was a little bigger in all its parts. Ga naar margenoot+Now if we carefully consider the reproduction of the animalsGa naar voetnoot42), and, more especially, how the same are nourished and made to grow, through a cord in the wombs, until they are able to live in the airGa naar voetnoot43), when they leave the wombs, and are forced out from the same; and that, in the same way, the beginning of a plant that will become a tree, is made to grow, inside a body called a seed, through a cord from the womb, which is the tree itself, and has sufficient substance inside it to grow into a tree when it has come into the earth, having left the tree just as the animals leave the womb, we shall find that there is no other difference between the trees and the animals than that the trees have not a motile or ambulatory soul, and cannot, therefore, mate as do the animals; and that, therefore, every tree must not only produce the beginning of such a plant (which I compare to the animalcule in the male seed of a mammal), but, at the same time, must have in itself the substance by which the beginning of the plant can be nurtured and maintained, until such time as the root of the plant (which comes from the body that we call the seed) shall have stretched itself so far as to be able to draw its nutriment from the earth. This nutriment, or meal, which lies around the beginning of the young plant, I compare to the wombs that feed the animals until they can live in the airGa naar voetnoot43). And this we may say not only of the reproduction of the trees; | ||||||||
voorttelinge inde boomen; maar wij moeten stellen, dat dit in alle planten en kleijnder gewassen ook alsoo geschiet. En als wij onse gedagten laten gaan op de voorttelinge vande Vogelen, soo sullen wij de voorttelinge vande planten met die vande vogelen nader konnen overeenbrengen: want de versamelinge vande vogelen most geschieden, om datter Mannelijke en Vrouwelijke geslagten onder deselve sijn; en daarom most het dierken uijt het Mannelijk Zaad, dat met een levende Ziel besielt is (als voor desenGa naar voetnoot71) te meermaal geseijt) geplaatst worden aan het doyr van het eij, om van het eij soo lang gevoet en groot gemaakt te werden, dat het uijt het selve gekomen sijnde, bequaam soude sijn, om van sijn moeder door de Mont gevoet te werden, off dat het selfs zijn kost opde aarde soude konnen gaan soeken. En gelijk nu geen versameling inde boomen kan geschieden, soo moesten dan de boomen int voortbrengen van hare Zaaden, die ik nu bij de eijeren sal vergelijken, voor Mannekens ende wijfken speelen: te weten, de boomen mosten het begin van de plant voortbrengen, dat in plaats van het Mannelijk Zaad is; ende deselve mosten te gelijk om de plant een stoffe (maar beter geseijt een olijagtig meel) voort brengen, dat ik bij het eij van het gevogelte vergelijk, die de jonge plant niet alleen soude beschermen, ende onderhouden; maar ook te sijnder tijt het eerste voetsel toebrengen, tot ter tijd en wijle de jonge plant sijn bequaamheijt heeft om sijn voetsel uijt de aarde te trekken, als hier voren te meermaal geseijt. Op de verhaalde Manier konnen wij de voorttelinge vande boomen, ook met de voorttelinge van de visschen vergelijken. In somma dan, den dienst van het gantsche eij is maar om het Mannelijk dierken te voeden ende tot seekere groote te brengen, als te meermaal geseijt, ende bij na de gantsche grooteGa naar voetnoot72) van het Zaad, datmen bij een eij kan vergelijken, is insgelijks alleen maar omme het kleijne deeltge, dat het begin vande plant is, tot soodanigen groote te brengen, dat het vande Aarde kan gevoet werden. Ende alhoewel ik voor desen hebbe geseijt, dat de vrouwelijke geslagten alleen maar sijn, omme stoffe te geven, waar door het Mannelijk Zaad gevoet ende groot gemaakt werd; alsmede dat uijt de stoffe die in het water is, dat inde aarde gestort wert, de | ||||||||
but we must assert that the process is the same in all plants and smaller vegetation. And if we let our thoughts dwell on the propagation of the birds, we shall be able to find a closer conformity between the reproduction of the plants and that of the birds. For, the mating of the birds must happen because there are males and females among the same. And for this reason the animalcule from the male seed, which is endowed with a living soul (as stated many times heretoforeGa naar voetnoot44)) must be brought to the yolk of the egg, in order to be nourished and made to grow, by the egg, until, having emerged from the same, it may be able to be fed by its mother through the mouth, or go and find its food on the earth for itself. And since there cannot be any mating between the trees, these trees, in producing their seeds, which I shall now compare to the eggs, must play both the male and the female part; to wit, that the trees must produce the beginning of the plant, which takes the place of the male seed. And the same must also produce, around the plant, a substance (or, rather, an oil-like flour), which I compare to the eggs of the birds, which substance must not only protect and maintain the young plant, but in time also supply it with the first nourishment, until such time as the young plant shall have the ability to draw its food from the earth, as stated several times heretofore. In the way described we can also compare the propagation of the trees to the reproduction of the fishes. In short, the whole function of the egg is merely to feed the male animalcule and bring it to a certain size, as stated repeatedly; and almost the entire contents of the seed which may be compared to an egg, serve, in the same way, to bring the tiny part that is the beginning of the plant, to such a size that it can be nourished from the earth. And although I have stated heretofore that the female sexes exist only to supply substances from which the male seed can be nourished and made to grow; and further, that from the substance which is in the water that falls into the the earth, plants are | ||||||||
Ga naar margenoot+planten voortkomenGa naar voetnoot73), soo moet men weten dat het bij mijn vast staat, dat de voetsame stoffe, die de moeder toebrengt, een groote veranderinge in de dieren kan veroorsaken. Hier van hebben wij daaglijkxz ondervindingen; want wij sien niet alleen, datter somtijts uijt de versamelinge van eenige dieren, een schepsel voortkomt welker maaksel nog na Vader, nog na Moeder en gelijkt; maar ook dat bij de Menschen uijt de versamelinge van een blank man met een swarte Moorinnen, ordinair een geel schepsel voortkomt, diemen MestiseGa naar voetnoot74) noemt, twelk ik vast stelle dat alleen voortkomt uijt de voetsame stoffe vande Moeder; en om dese redenen moetter ook, wanneer tweederleij aart van dieren met malkanderen versamelen, een dier voortkomen, dat nog na de Vader nog na de Moeder en gelijkt: Want laat een Paart met een Eselinne versamelen, soo kan daar geen Paard nog geen Esel van voortkomen; om dat het dierken dat uijt het Mannelijk Zaad van het Paard tot inde baarmoeder vande eselinne is gestort, onmogelijk al de voetsame stoffe die tot grootmakinge van een Paard vereijst vande Eselinne nietGa naar voetnoot75) kan ontfangen, om dat de Eselinne soo in maaksel van Ooren Staart &c met het paard seer is verschillende, ende bij gevolg dan kan de eselinne sodanigen overvloedigen stoffe van Hair aan de staart van het schepsel dat sij in haar draagt niet toevoeren, als het manneken heeft van wie sij beswangert is: en wederomGa naar voetnoot76) de Eselinne heeft groote Lange ooren ende daarom is de stoffe tot het maken van de Ooren grooter als die in een Paart vereijst wert: waar uijt dan volgen moet, dat het Mannelijk Dier, dat van het Paard inde baarmoeder vande Eselinne gestort is, langer Ooren moet hebben dan desselfs Vader heeft; ende dus gaat het ook na advenant met alle de ledematen van dese dieren, die van malkanderen verschillende sijn; ende daarom moest van die twee bijsondereGa naar voetnoot77) dieren, een dier voortkomen, dat nog na Vader | ||||||||
Ga naar margenoot+producedGa naar voetnoot45), I want it known that I am fully convinced that the nutrient substance supplied by the mother may cause a great change in the animals. Of this we have daily experience; for we see not only that, from the mating of some animals, a creature may sometimes result whose form resembles neither the father's nor the mother's. But also that, among humans, from the mating of a white man with a black Moorish woman, a yellow creature will ordinarily result, which is called mestizoGa naar voetnoot46), a thing which I assert is caused only by the nutrient substance from the mother. And for the same reason it is also certain that, when two animals mate which are of different species, a young will be produced which resembles neither the father nor the mother. For, let a horse mate with a she-ass, then this can produce neither a horse nor a donkey; for the animalcule from the male seed of the horse, which has been discharged into the ass's womb, cannot possibly receive from the she-ass all the nutrient substance necessary to make it grow into a horse, because the she-ass differs so much from the horse in the shape of its ears, tail, etc. And therefore the she-ass cannot supply such an abundance of substance for hair, to the tail of the creature that she carries inside her, as that possessed by the male animal by which she was impregnated. And conversely, the she-ass has large, long ears, and therefore there is more of the substance for the making of the ears than needed for a horse. From which it must follow that the male animalcule from the horse, which was discharged into the womb of the she-ass, must become an animal with longer ears than its father has. And it goes the same way with all the bodyparts of these animals that are different from one another. And for that reason | ||||||||
nog na Moeder en geleek, en welkers naam een Muijlesel isGa naar voetnoot78). Sien wij nu op het gevogelte soo weten wij, dat wanneer wij een Doffer dat een Pagadet is (dat een Mannekens Duijff is, die een groote bek heeft met groote witte knobbels op deselve) laten versamelen met een slegteGa naar voetnoot79) boereduijff, dese jongen die daar van voortkomen sullen nog na de Vader nog na de Moeder gelijken, om dat het eij dat van het Wijfken voortkomt, met alle die voetsame stoffe niet versien is om het Mannelijk dierken, dat int eij gevoet wort, nade Vader te doen gelijken; en bij gevolg dan moest uijt het eij een duijff voortkomen, die nog na Vader nog na Moeder en geleek; ende daarom sodanigen soort van duijff, die onder de Duijffhouders, een Bastart Pagadet genaamt wert. Sien wij op de boomvrugten, soo weten wij dat deselve in ijder Lantschap haar bijsonder aard hebben, voortkomende vande Aarde daar sij in geplant sijn. De Appelen die wij uijt Vrankrijk krijgen, werden bij ons in groote waarde gehouden; en schoon wij selfs Appelboomen, en ook Enten uijt Vrankrijk laten komen, soo en sijn die geene die hier te lande wassen op verre na so goet niet, als die tot ons gebragt werden: ja de Appelen en andere Vrugten, die ontrent een uijre van onse Stad in Lage moerigeGa naar voetnoot80) Landen wassen, en sijn op verre na soo vast en soo smakelijk niet als die geene die in goede kleij om onse stad wassenGa naar voetnoot81). Gelijk dan de jongen van de dieren en vogelen van figuir veranderen als die met haar aartGa naar voetnoot82) niet versamelt sijn geweest, uijt gebrek van sodanige voetsame stoffe, als waaruijt desselfs Vader off Moeder was gemaakt geweest; soo veranderen ook eenige Vrugten van Aard- | ||||||||
an animal had to result from these two different animals, resembling neither father nor mother, and whose name is: a muleGa naar voetnoot47). When we now consider the birds, we know that, if we let the variety of cock-pigeon called ‘pagadet’ (that is, a cock-pigeon with a large beak with big white nodules on it) mate with a common farm-pigeon, their young will resemble neither the father nor the mother, because the egg produced by the female does not contain all the nutrient substance necessary to cause the male animal that is fed in the egg, to resemble its father. And therefore a pigeon would have to come out of the egg, which would not be like either father or mother, that is, a species of pigeon which pigeon-fanciers call a ‘bastard-pagadet’. When we consider the tree-fruits, we know that they each have their own specific nature in any particular landscape, arising from the soil in which they are planted. The apples that we obtain from France are greatly valued in this country. And although we ourselves have apple-trees sent to us from France, and also grafts or shoots, those that grow in this country are not nearly so good as those which are brought to us. Nay, the apples and other fruits that grow in the low-lying, marshy grounds about an hour's distance from our city, are not anywhere near so firm and tasty as those which grow in good clay soil just around the townGa naar voetnoot48). Just, then, as the young of the animals and birds change their shape when their parents have not mated with their own species, owing to the lack of such nutrient substance as that from which their father or their mother was made, so certain fruits of herbs change, both in size, taste and firmness, all according to the soil, the prevailing weather conditions, or may be, the subterraneous salts with which the earth is impregnated. Nay, what is more, some herbs may, in | ||||||||
gewassenGa naar voetnoot83) soo in groote, smaak als vastigheijt, ende dat na de Gront, minder off meerder getempertheijtGa naar voetnoot84) van de Lugt, ofte ook na de onderaartse Zouten, waarmede de Aarde beswangert is. Ja dat meer is eenige kruijden sullen in seekere Lantschappen van Hoedanigheijt en kragten uijtsteken, ende wanneer die selve kruijden in andere Lantschappen vervoert end opgequeekt woren, sullenGa naar voetnoot85) aldaar dikmaals int geheel smakeloos en kragteloos bevonden werden. Soo het nu bij ons mogelijk waar, dat wij het begintsel van een plant, uijt een lighaam dat wij Zaat noemen konden nemen, ende dat vereenigen off voegen in een ander Zaat, ter plaatse daar het begintsel van een andere plant hadde gelegen, ik verseker mijn selven, dat daar een vrugt van soude voortkomen wiens gelijk niet te vinden soude wesen, als bij exempel: men kondeGa naar voetnoot86) het begintsel vande plant, die in een okkernoot leijt (die ik vergelijk bij het Mannelijk Zaad van een paart) daar uijt nemen, ende dat voegen ende vereenigen inde PitGa naar voetnoot87) van een karstangie (die ik vergelijk bij de baarmoeder vande Eselinne) ik stel vastGa naar voetnoot86), dat uijt dese versameling van bijsondereGa naar voetnoot87) Zaden (want het eerste deel van het Zaad moet voor het Mannelijk geslagt, ende het tweede deel vant Zaad, dat de Carstangie is, moet voor het Vrouwelijk geslagt gerekent worden) een boom en vrugt soude voortkomen, die na geen van beijde boomen en Vrugten souden gelijken, en bij gevolg een onbekende boom en vrugt soude sijn. Na verscheijde SpeculatienGa naar voetnoot88) soo op het voorttelen vande | ||||||||
certain regions, excel in quality and vigour; and when the same herbs are transported to other regions, and cultivated there, they will often be found completely tasteless and feeble. Now if it were possible for us to take the beginning of a plant from a body which we call ‘seed’, and unite it with, or add it to, another seed, at the place where the beginning of a different plant had lain, then I assure myself that a fruit would result from this whose equal were not to be found; as, for example, if one could take the beginning of the plant which is in a walnut (and which I compare to the male seed of a horse) out of the same, and add it to, and unite it with, the pip or seedGa naar voetnoot49) of a chestnut (which I compare to the womb of a she-ass), then I assert that, from this mating of different seedsGa naar voetnoot49) (for the first part of the seed must be reckoned as the male sex, and the second part of the seed, that is the chestnut, as the female sex) a tree and fruit would come forth which would not resemble either of the two trees and fruits, and would therefore be an unknown tree and fruitGa naar voetnoot50). Ga naar margenoot+After much consideration and reflection on the reproduction of trees, and the seeds that the same produce, my thoughts turned to the willow tree, which, in our country, is not reproduced in any other way than by chopping a branch from the said tree and sticking | ||||||||
Ga naar margenoot+boomen, ende de Zaden die deselve voortbrengen, is mijn Oog gevallen opde Willige boom, die bij ons op geen andere manier werden voortgeteelt, als datmen een tak van deselve boom afhakt ende die weder inde aarde steekt, uijt welke tak weder een boom wastGa naar voetnoot89). Maar alsoo ik ook in verscheijde streeken Lands op, ende inde kanten van het water veel Willige boomen hebbe sien staan, die ik oordeelde dat aldaar uijt geen takken geplant, maar uijt een Zaad voortgekomen waren, soo heb ik mijn gedagten laten gaan opde Vrugt, die een willige boom voortbrengt, om uijt hetselve des booms Zaad te ontdekken. Wanneer ik nu int begin vande Maant junij examineerde de wol off katoen, dat de eenigste Vrugt is, die dese boom voortbrengt, sag ik indeselve leggen veele in mijn oog, bruijnagtige deeltgens, wat grooter als ZantjesGa naar voetnoot90); Dese deeltgens met het vergrootglas examinerende, bevond ik die het Zaad vanden Boom te sijn, ende dat dese wol en Zaaden waren gemaakt in peersgewijse Huijsjens, van welke Huijsjens aan een kleijn takje (dat alleen tot Zaad dragen gemaakt was) wel vijffentseventig bij een stonden, ende dat in ieder Huijsje, drie, vier a vijff Zaadjens niet alleen rondom int katoen lagen, maar ik sag selfGa naar voetnoot91) dat rontom uijt dit Zaad, in desselfs groot worden, het Katoen wiert gemaaktGa naar voetnoot92). Ga naar margenoot+Deze Zaatgens waren vande groote als fig: 14. Dit Katoen ofte wol was aan het Zaad met twee, drie, vier, vijff, ende ook wel met ses draatgens aan een knobbeltge, dat op het Zaadje vast hadde geweest, aanden anderenGa naar voetnoot93) als vereenigt; en wanneer nu het Zaad en catoen rijp was, soo barsten het Huijsje, waar in het selve lag, op, en het Catoen separeerde van het Zaad, en ijder | ||||||||
it into the earth again, from which branch then grows another treeGa naar voetnoot51). But since I had seen, in many parts of the country, at the water's edge, many willows which I judged had not been planted from branches, but had grown from a seed, I let my thoughts dwell on the fruit that a willow-tree produces, in order to discover from the same the seed of the tree. Now when I examined, in the beginning of the month of June, the wool or cotton which is the only fruit that this tree produces, I noticed, lying in the same, many particles, to my eye brownish and a little bigger than small grains of sandGa naar voetnoot52). On examining these particles under the microscope, I found them to be the seed of the tree; and further, that this wool and these seeds were composed of tiny chambers, arranged in pairs; at least seventy-five of these small chambers were crowded together on a small twig (which was made only to bear seed); and further, that in each of the chambers there not only lay three, four or five tiny seeds around inside the cotton, but I even saw that, around this seed, as it grew, the cotton was being formedGa naar voetnoot53). Ga naar margenoot+These seeds were of the size shown in fig. 14. This cotton or wool was united with the seed by two, three, four, five, and sometimes six, threads, by a small nodule attached to the seed. And when the seed and the cotton were ripe, the tiny chamber in which it lay, burst open; and the cotton separated from the seed; and in each particle of cotton - which, before this, had lain in a straightGa naar margenoot+ line and in regular order, as in fig. 15 - the threads then spread | ||||||||
deeltge katoen, dat te voren in een regte Linie, en in geschikteGa naar margenoot+ ordreGa naar voetnoot94) bij malkanderen hadde gelegen, als fig: 15. spreijden deGa naar margenoot+ draden alsdan van een, als hier met fig: 16. wert aangewesen; waar door een kleijne quantiteijt draatagtig katoen, sig soo groot uijtspreijde, dat deselve met een weijnig wint seer verre inde Lugt wierd weggedreven, met haar dragende verscheijde vande kleijne Zaatgens; welke wegwaijende ende ligte Substantie en draatgens, niet alleen Muijren en daken konnen overvliegen; maar daar konnen ook verre gelegen Landen (daar geen willige boomen ontrent sijn) op dusdanige Manier vande willige boomen beswangert worden. Dit Zaad nader examinerende sag ik, dat dat deel waar uijt de wortel soude voortkomen (het welke omtrent een derdendeel vande groote van het Zaad uijtmaakten) versien was met veel vaten, die uijt langwerpige rondagtige deelen meest scheenen te bestaan, de rest van het Zaad bestond uijt twee opmalkanderen leggende bladersgewijse Lighamen, die seer dik, naar advenant haar groote waren, hebben een donker groene Couleur; welke bladersgewijse deelen ik sag dat uijt globulen bestonden; ende wanneer ik dese deeltgens van een separeerde, sag ik twee seer kleine verheventheden, die ik mij imagineerde twee begintselen van bladeren te sijn, die het begin van den boom souden sijn; ende dat de eerst geseijde bladsgewijse Lighamen alleen die deelen waren, waar uijt het begin vande plant most gevoet werden totdat het worteltgens hadden, daardoor het uijt de aarde sijn voetsel konde trekkenGa naar voetnoot95). En omdat ik ontrent de uijtstekende kleijnheijt van dit Zaad, waar uijt soo overvloedigen wasrijken boom, als de Willigeboom | ||||||||
Ga naar margenoot+apart, as shown here in fig. 16. This caused a small quantity of thread-like cotton to spread out so wide that a slight wind would drive it far out into the air, carrying with it several of the tiny seeds. Which very light substance and threads, so blown away, cannot only fly over walls and roofs; but it is also possible that far-away lands (where no willow-trees are found) may be impregnated by the willow-trees in this manner. On examining this seed more closely, I saw that the part from which the root would come (which formed about one-third of the size of the seed) was provided with many vessels, which mostly appeared to consist of oblong, roundish parts. The rest of the seed consisted of two leaf-like parts lying one on top of the other; they were very thick in proportion to their size, and had a dark green colour; which leaf-like parts, I observed consisted of globules. And when I separated these parts from each other, I saw two very tiny elevations, which I imagined to be two beginnings of leaves, which should be the beginning of the tree. And I imagined that the first-mentioned leaf-like bodies were only those parts from which the beginning of the plant must be nourished, until it should have roots through which it might draw its nutriment from the soilGa naar voetnoot54). And as I desired to satisfy myself still more fully concerning the extreme minuteness of this seed, from which such an abundantly thriving tree, as the willow-tree is, comes forth, I have taken a number of these seeds, and placed them, in the month of June, in | ||||||||
is voortkomt, mij nog meerder soude konnen voldoenGa naar voetnoot96), heb ik van dese Zaaden genomen, ende die in Nat gemaakt Zand, inde maant Junij, op mijn ComptoirGa naar voetnoot97) gestelt, alleen omme te sien, hoe het begin van de grootwerdinge in dit uijtstekende kleijne Zaad soude toegaan. Eer dit Zaad int Sand leijt, en seer ingedroogt was, vertoonde hetGa naar voetnoot98) door een vergrootglas (waar door het beginGa naar voetnoot18) vandeGa naar margenoot+ planten hier voren sijn aangewesen) als de fig: 17. ABCDEF dog ieder Zaatge verschilde eenigsints in gedaante; want dese hadde int uitdrogen een groote inwendige bogt gekregen, en andere weder veel kleijne. Fig. 17. ABEF. is dat deel van het Zaad, daar uijt de wortel sal voortkomen. Ga naar margenoot+Wanneer nu het Zaad 36 uijren in nat Zand hadde gelegen, vertoonde het sig als fig: 18 GHIKL. Hier uijt blijkt nu hoe groot dat het deel is, waar uijt de wortel sal voortkomen, dat alhier metGa naar margenoot+ GHKL wert aangewesen, twelk sig in die tijt in lengte niet alleen heeft uijtgeseth; maar uijt hetselve waren in die korte tijd al ses distincte wortels voortgekomen; als met GL wert afgebeeld: Alsmede dat de bladsgewijse Lighamen HIK. die wanneer het Zaad droog was, niet dan met moeijten van malkanderen en waren te separeren, nu haar als van malkanderen hebben gescheijden, om het begintsel vande plant, dat daar tusschen bewaart wert plaats te verschaffen. Wanneer ik nu dit Zaad driemaal vierentwintig uijren in nat Sand hadde laten leggen, ondervond ik dat de worteltges haar in verscheijde takjens hadden uijtgespreijt; welke worteltges haar soo vast om, en inde oneffenheden vande Zanden hadden geplaatst, dat het mij onmogelijk was de Sanden vande | ||||||||
wet sand in my studyGa naar voetnoot55), merely to see how the beginning of growth, in this exceedingly small seed, would proceed. Before this seed lay in the sand, and while still very dry, it presented the appearance, through the microscope (through which the beginning of the plants indicated heretofore was examined)Ga naar margenoot+ as shown in fig. 17. ABCDEF; but each of the tiny seeds differed slightly in shape; for some had, in the process of drying, got one large internal bend, and others, again, many small ones. Fig. 17, ABEF. is that part of the seed from which the root will come forth. Ga naar margenoot+Now when the seed had lain in the wet sand for 36 hours, it appeared as in fig. 18, GHIKL. From this it is evident how big the part is from which the root will come, which is indicated here byGa naar margenoot+ GHKL, and which not only grew in length during that time, but no fewer than six distinct roots had emerged from the same in that short time, as shown here by GL. And further, that the leaf-like bodies HIK - which, while the seed was dry, could only with difficulty be separated from each other - now had separated themselves, in order to make room for the beginning of the plant which they were holding between them. Now when I had left this seed in wet sand for three times twenty-four hours, I found that the tiny roots had spread themselves into several branches, which roots had placed themselves so firmly in and around the unevennesses of the grains of sand that I could not possibly separate the grains of sand from the roots without breaking the said roots into piecesGa naar voetnoot56). What appeared so remarkable to me about the willow-tree, was | ||||||||
Wortelkens te separeren, als met het ontstucken breeken vandeselve wortelkensGa naar voetnoot99). Het geene mij inden willigen boom aanmerkenswaardig was, dat was, dat deselve boom sijn Zaad al rijp was, ende dat liet vallen. eer de bladeren vanden boom haar volkomen groote hadden; daar meest alle boomen hare vrugten, en bij gevolg haar Zaaden, om dat deselve inde vrugten beslooten leggen, off veel later int jaar, off opden Herst [!] eerst rijp worden, soo dat van dit Zaad, om dat het soo vroeg rijp is int selfde jaar een jonge boom kan wassen.Ga naar voetnoot99) Dit heb ik ook inden olm off Ypenboom waargenomen: want ik heb Zaaden die ook seer kleijn sijn, int laatst van Meij, vanden Olmboom geplukt, doen de meeste bladeren vanden boom maar halff volwassen waren, ende deselve gedroogt sijnde, weder int nat Sand geleijt, ende gesien, dat na verloop van drie dagen in deselve weder wasdom quam. Alsmede heb ik ondervonden dat de populierboom (die mede een wol of catoen voortbrengt, dat ook twee platte sijdenGa naar voetnoot100) heeft gelijk den willigen en het indiaans catoen) sijn Zaad int laatst van meij off int begin van Junij laat vallen. Kan nu uijt sodanigen kleijnen Zaad, als hier voren geseijt is, dat den willigen boom voortbrengt gesien werden niet alleen het begin vande plant ende dat deel waar uijt de wortel sal voortkomen, welk laatste al versien is met vaten, off het, het hout selfs was; maar dat selfs inden tijt van 36 uijren sodanigen wasdom in een Zaad komt, ende dat in een beslooten kamer, datmen daar uijt seer distinct de wortels siet voortkomen; hoeveel te minder salmen nu behoeven te twijffelen, dat uijt een dierken vande mannelijke Zaaden, een dier voortkomt: wat mij belangt, het staat hoe langer, hoe onverbreekelijker bij mij vast, dat de voorttelinge van een dier | ||||||||
that the seed of this tree was already ripe and had dropped even before the leaves of the tree had grown to their full size; because, in nearly all trees, their fruits - and, therefore, their seeds, because these are enclosed in the fruits - mature either much later in the year, or not until the autumn; so that from this seed, which ripens so early, a young tree can grow the very same yearGa naar voetnoot56). I have observed the same thing in the elm-tree. For I have taken seeds, which too, are very small, from the elm-tree during the latter part of May, when most of the leaves of the tree were only half-grown; and after drying the seeds, also placed them in wet sand; and I saw that after three days they, too, began to grow again. I have also found that the poplar-tree (which also produces a wool or cotton, with two flat sidesGa naar voetnoot57), like the willow, and the Indian cotton) drops its seed in the latter half of May or the beginning of June. Now if we can see, in such a small seed, as I have said before, as that produced by the willow-tree, not only the beginning of the plant and that part from which the root will come forth, which latter is already provided with vessels, as if it were the wood itself; but that even in the space of 36 hours such growth comes into a seed - and this in an enclosed chamber - that one can very distinctly watch the roots emerge from it; how much less are we then to doubt that, from an animalcule of the male seeds an animal will comeGa naar margenoot+ forth. As for me, it is becoming more and more irrefutable that the procreation of an animal results exclusively from an animalcule of the male seed being discharged into the womb. True; this passes our understanding: namely, when we come to think how these animalcules are made in the testes, and how the same receive life | ||||||||
alleen voortkomt, uijt een dierken vant Mannelijk Zaad, dat indeGa naar margenoot+ baarmoeder is ingestort. Wel is waar, dat wij met al ons verstant moeten blijven stil staan, als wij gedenken; hoe dat dese dierkens inde testiculen gemaakt worden, ende hoe dat deselve aldaar Leven ontfangen, ende dat (onder het welnemenGa naar voetnoot101)) eerst wanneer een Manspersoon den ouderdom van veertien, vijftien a sestien jaren bereijkt heeft: te meer als wij vast stellen, dat nootsakelijk de stoffe, waar uijt dese dierkens, die naar een reeks vande geseijde jaren eerst gemaakt werden, off Leven ontfangenGa naar voetnoot102), al in het dierken is geweest, doen het inde baarmoeder wiert gestort. In Somma, de kleijnheijt, waar uijt een Mens van geslagt tot geslagt voorkomt, is onbegrijpelijk. Dog wanneer wij de voorttelinge van een Mensch overbrengen opde voorttelinge vande boomen, soo sullen wij ons konnen voldoenGa naar voetnoot103), om dat wij met onse oogen naakt sien, dat meest alle boomen, die uijt een Zaad werden voortgeteelt niet het eerste jaar haar vrugt, off Zaad voortbrengen; maar dat veele boomen, seven, agt en meer jaren out moeten wesen, eer dat sij vrugten dragen, of sodanigen Zaad voortbrengen, als van welke den boom gekomen is. Dit soo sijnde konnen wij nu niet seggen, dat dat Zaad, dat dese boom voortbrengt, alleen afhangende is vanden boom, maar wij moeten seggen dat de stoffe van het Zaat dat desen boom voortgebragt heeft, al afhangende is van het Zaad waar uijt selfs den boomGa naar voetnoot104) voortgekomen is. En schoon wij ons selven wel eenigsints konnen imagineren hoe een Appel, Peer of diergelijke vrugt, die uijt in een gedrongen rondagtige deelen (soo men de menigte van Vaten, die indeselve sijn aan een sijde steltGa naar voetnoot105)) bestaat door de steel gemaakt wert; MaarGa naar voetnoot106) als wij gedencken dat in ieder van | ||||||||
there; and that not until (without prejudice to the opinion of others) a male person has reached the age of fourteen, fifteen, or sixteen years; the more so when we realize that the substance from which these animalcules were made, or received lifeGa naar voetnoot58) only after a number of the said years have passed, must necessarily have been present in the animalcule when it was discharged into the womb. In short, the minuteness from which man is produced, from generation to generation, is inconceivable. But if we then pass from the procreation of man to the reproduction of trees, we can satisfy ourselves on this questionGa naar voetnoot59); because we can see plainly with our own eyes that nearly all trees that are reproduced from a seed do not produce their fruit, or seed, the first year; but that many trees must be seven, eight or more years old before they bear fruit, or produce the same seed from which the tree came forth. This being so, we cannot now say that the seed produced by this tree depends only on the tree, but we must say that the substance of the seed produced by this tree depends on the seed from which the tree itself has sprouted. And although we can imagine to some extent the way in which an apple, pear, or suchlike fruit, which consists of tightly packed, roundish parts (leaving aside the multitude of vessels inside the same), was made through the stalk; and when we reflect that, in each of such fruits, 6, 8, or 10 cords were made, while, through each of those cords (which, in their turn, consist of a large quantity of vessels) such substance is transported as will not only produce the skin, but that a slimy substance is first poured into this skin, consisting of tightly | ||||||||
sodanige Vrugten 6. 8. â 10 strengen gemaakt werden, ende dat door ieder streng (die weder uijt een groote quantiteijt van vaten gemaakt sijn) gesonden wort sodanigen stoffe, dat niet alleen de schors maakt; maar dat in sodanigen schors eerst wort ingestort een qualagtigeGa naar voetnoot107) Dikke Vogt bestaande uijt in een gedrongen rondagtige en wateragtige deelen, ende dat ook vervolgens daar wort ingestort off gemaakt een wesen, dat het beginGa naar voetnoot18) vandeGa naar margenoot+ vande plant is, waar uijt den boom selfs is voort gekomen; ende daar benevens nog een stoffe die de jonge gemaakte plant sal bewaren, ende tsijnder tijt voetsel verschaffen; soo is immers dit begin vande voorttelinge vande boomen voor ons soo onbegrijpelijk ende onnaspeurlijk, schoon wij voor ons oogen sien, dat sodanig (als verhaalt is) geschiet als het begin ende maaksel vande dieren, ende het instorten vande Levende Zielen (na dat den Mensch een ouderdom van 15 a 16 jaren bereijkt heeft) inde testiculen; endeGa naar voetnoot108) bij gevolg dan gelijk als den boom na verloop van 8 a 10 jaren eerst Zaad voortbrengt, welk Zaad niet alleen afhangende is off sijn eerste begin heeft vanden boom; maar selfs al uijt het Zaad waar vanden boom gekomen is; Soo ist ook met het Mannelijk Zaad van een Mensch, dat niet alleen afhangende is, off sijn eerste begin heeft uijt den mensch; maar al uijt het dierken van het Mannelijk Zaad, waar uijt selfs den menschGa naar voetnoot109) is voortgekomen. En dus sal de eerste wesentlijke stoffe, ofte begin waar uijt de Mensch voortkomt (die voor ons onbegrijpelijk kleijn is) onnaspeurlijk ende verborgen blijven. Na desen heb ik gaan besigtigen de Taruw en Rogge, als deselve in haar Wasdom stonden, ende hebbe mede gesien, dat niet alleen het begin van de plant in haar gemaakt wierd; maar dat ook ieder greijntge, groot gemaakt wiert door een Lange strengGa naar voetnoot110). Ik hebbe heden nog twee Zaaden (als vande Catoen ende dadelboom) onderhanden, dese observatien sal ik nevens nog eenige | ||||||||
packed, roundish, watery parts; and that also, after this, something is made or put in it which is the beginning of the plant, from which the tree itself has come forth: and in addition to all this, a substance that shall protect the young plant, and provide it with food when the time comes; then this beginning of the reproduction of the trees is, surely, so incomprehensible and inscrutable to our minds, although we can see before our eyes that the same happens (as described) as the beginning and making of animals, and the infusion of the living souls (after man has reached the age of 15-16 years) into the testes. Just like the tree, therefore (which does not produce seed until after 8-10 years; which seed is not merely dependent on, or derives its first beginning from, the tree, but from the seed from which the tree itself has come forth), it happens with the male seed of man, which does not merely depend on, or has its first beginning in man, but already in the animalcule of the male seed from which man himself has come forth. And thus the primary, essential substance, or origin from which man springs (which is, to us, incomprehensibly small) will remain inscrutable and concealed. After this I have started examining wheat and rye, when fully grown, and have also observed that not only the beginning of the plant was made in them, but also that each grain was made to grow through a long cordGa naar voetnoot60). To-day I have two more seeds (of the cotton and the date-tree) in hand; these observations I will send ere long, together with some | ||||||||
andere die ik heb leggen eer lang laten toecomenGa naar voetnoot111). Ende soo ik eenig onderscheijt tusschen de vrugtbare ende onvrugtbare eijeren vande ZijdwormenGa naar voetnoot3), en voornamentlijk als die eerst geleijt sijn, sal komen te ontdekken, sal ik niet nalaten UE Hoog Edele daar van advertentie te geven, ende onder des blijvenGa naar voetnoot112) Hoog Edele, Hoog Geleerde, en seer vermaarde Heeren,
UE Hoog Edele alderonderdanigste
Antoni Leeuwenhoek | ||||||||
othersGa naar voetnoot61). And if I should happen to discover any difference between the fertile and the sterile eggs of the silk-worm, especially when just laid, I shall not fail to inform Your Honours of this, and remain meanwhileGa naar voetnoot62), Very noble, most learned and illustrious Sirs,
Your Honours' most humble servant,
and modest fellow-member,
Antoni Leeuwenhoek. |
|