Hochedeler, gestrenger herr ambassadeur, hochgenaigter herr vndt patron,
Sint meinem jüngsten den 16. dieses gethanen bericht,Ga naar voetnoot2 ist dieses orths weiter vorgefallen, dass den 24. ditto m[onsieu]r Servien von Münster anhero kommen, vndt gestern, nach verschiedenen mit unsern herren legatis gepflogenen conferentien, wiederumb zu rück gangen ist.Ga naar voetnoot3 Die vornehmbste ursach seiner anher raysse war, umb zu entschuldigen das jenige, so zu Münster mit der proposition, dass neml[ich] an Frantzösischer seite mit ausgebung derselben mann so schleünig insciis et inconsultis nostris, etc., verfahren, vorgangen ist; woruff es dann anjetzo sein bewenden hat, gestallt ohne das die proposition in generalibus mehrentheils versiret, vndt allein das jenige, so in der ersten proposition stehet, mit etwas mehr specialitet- vndt umbstendten anführet.Ga naar voetnoot4 Es hat auch monsieur Servien wiederumb gut gemacht, was newlich der Hansee-städte gesandten bey ihm wiederfahren; da sie, als sie ihn besucht, ohnangesprochen seiner wiederumb abtretten müssen, massen umb desswillen er sie alhier besuchet, vndt das passirte bestens entschuldigt hat.Ga naar voetnoot5
Die Schwedische proposition ist biss dato noch nicht abgeleget worden,Ga naar voetnoot6 wirdt aber
| |
allem ansehen nach nicht lang mehr aussbleiben,Ga naar voetnoot7 vndt hoffet mann inmittelst, noch mehrere, vndt zum wenigsten die Chur Brandenburg-,Ga naar voetnoot8 auch Fränck- vndt Schwäbische gesandten alhier zu sehen.Ga naar voetnoot9 Vnsere herren legaten waren sonst lengst, vndt zwar von anfang her, resolvirt, die herren keisserl. zu besuchen, allein haben sie, weiln diese dem gewöhnlichen styl nach ihre gegenwart nicht -
ohngeachtet es verschiedentlich ihnen an die handt gegeben worden - notificiren lassen, solches bis dato uffschieben müssen; vndt obschon kurtz vergangener tagen der herr graff von Lamberg dergleichen notification an des herren legati Oxenstirns Exc. thun lassen,Ga naar voetnoot10 so hat doch die visite, weiln des herren legaten Salvii Excell. mit der notification praeterirt worden,Ga naar voetnoot11 vndt jene ohn diese nichts thun wollen oder können, biss noch zu rück bleiben müssen; wir vermeinen aber, es werde der error ehistens geendert, vndt so dann das werck einmal fortgesetzt werden.Ga naar voetnoot12
Ich bin in dessen vndt bleibe allzeit,
Ew. Excell. gehorsamber diener,
G. Keller m.pa.
| |
Adres: A son Excellence, monseigneur Grotius, conseiller d'estat et ambassadeur ordinaire de sa Majesté de Suede en France, à Paris. 17 st.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 13/[23] Martii 1645.
En in dorso: 27 Febr. 1645 Keller.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 130. Eigenh. ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius.
-
voetnoot2
- Vermoedelijk de brief van 17/27 februari 1645 (no. 7339).
-
voetnoot3
- De Franse gevolmachtigde Abel Servien maakte de reis naar Osnabrück om de Zweedse delegatie ter vredesconferentie opheldering te verschaffen over de ‘propositio Ia’ (infra, n. 4). Op 26 februari/8 maart keerde hij naar Munster terug, ‘der Angabe seiner Leute nach mit schlechter satisfaction’ (nos. 7336 en 7341, en Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 49-50; Diarium Wartenberg I, p. 115-116, en Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 215-217).
-
voetnoot4
- Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius accepteerden uiteindelijk de verklaring dat de ‘propositio’ die de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien op 24 februari de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini hadden overhandigd, slechts een door de regering in Parijs voorgeschreven aanvulling was op
de eerste Franse propositie, dd. 4 december 1644 (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 511-512 en p. 514-515, en Die Französischen Korrespondenzen II, p. 16-19 en p. 171-173).
-
voetnoot5
- De mislukte visite van dr. David Gloxinus (Lübeck), Liborius von Line(n) en dr. Gerhard Koch (Bremen) en dr. Johann Christoph Meurer (Hamburg) aan de Munsterse residentie van Abel Servien (no. 7324). Op voorstel van Reinhard Scheffer, de gevolmachtigde van de landgravin van Hessen-Kassel, herstelde de op zijn eer beduchte Fransman in zijn Osnabrücker logement het contact met de vertegenwoordigers van de Hanzesteden (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 216).
-
voetnoot6
- De Zweedse gevolmachtigden hadden in de strijd over de afgifte van vrijgeleidebrieven aan de ‘confoederati et adhaerentes’ van de Zweedse kroon het ‘vredeswerk’ voor zich uit geschoven (nos. 7288 en 7289).
-
voetnoot7
- De wil om gelijke tred met elkaar te houden bleef aanwezig: op 1/11 juni 1645 verenigden de Zweedse en Franse gevolmachtigden zich in een gelijktijdige openbaarmaking van hun ‘propositiones de pace’ (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 439-448).
-
voetnoot8
- De entree van de vertegenwoordigingen van de keurvorst-aartsbisschop van Mainz (20 april) en de keurvorst van Brandenburg (24 april) in Osnabrück.
-
voetnoot9
- De delegaties van de Frankische en Zwabische Kreitsen troffen voorbereidingen voor hun reis naar Osnabrück. Dr. Andreas Burckhardt (1594-1651), vice-kanselier van de hertog van Württemberg, en Johann Konrad Varnbüler (1595-1657) dienden zich als eersten aan (9 april). Op 20 april kregen zij gezelschap van de Frankische afgevaardigden dr. Tobias Oelhafen, syndicus van Neurenberg, Cornelius Gobelius (Göbel), syndicus van Bamberg, en dr. Johann Müller, raad van de markgraven van Brandenburg-Kulmbach en Brandenburg-Ansbach. De Zwabische delegatie was pas na de komst van dr. Sebastian Otto, syndicus van de stad Ulm, en dr. Johann Georg Köberlin, raad en kanselier van de bisschop van Konstanz, voltallig (28 mei 1645) (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 28, p. 125 en p. 191; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 249 en p. 303, en Diarium Lamberg, p. 57, p. 60, p. 62 en p. 68).
-
voetnoot10
- De keizerlijke gevolmachtigde Johann Maximilian, graaf Lamberg, was op 11/21 september 1644 ‘incognito’ in Osnabrück verschenen (nos. 7053 en 7067 (dl. XV)). Pas op 2 maart 1645 stuurde hij zijn secretaris naar de residentie van de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna met zijn complimenten en de notificatie van zijn aanwezigheid ter vredesconferentie (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 203-204; Diarium Lamberg, p. 47-48, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 523).
-
voetnoot11
- De visite moest uitgesteld worden in verband met het overlijden van Oxenstierna's zwager Johan Jespersson Kruus. Het uitstel gaf de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius de tijd voor een opdracht aan de gezantschapssecretaris Mattias Mylonius Biörenklou om bij de Osnabrücker deken Raban Heistermann (Heystermann) te informeren naar de redenen van het uitblijven van een keizerlijk compliment aan zijn persoon (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 216-217).
-
voetnoot12
- Op 11 maart herhaalde de keizerlijke secretaris de notificatie. Vijf dagen later brachten Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius de keizerlijke gevolmachtigden
Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane de eerste visite (Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 50-52; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 224-225, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 549).
|