Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 16

[p. 502]

7339. 1645 februari 27. Van G. Keller.¹

Hochedeler, etc., hochgeneigter herr vndt patron,

In eyl berichte ich hierdurch allein, dass den 12. dieses der Beyerische gesandter Dr. Krebs, zu Münster mit dem gewöhnlichen comitat der anwesenden gesandten einkommen ist.² Sonst war zwar zwischen denen herren Schwedischen vndt Frantzösischen gesandten ve(rglic)hen, dass die proposition an beeden orthen zugleich geschehen, inmittelst aber noch etwas weniges, biss mann etwa sehen möchte, ob noch einige Teutsche, vndt zum wenigsten der herren churfürsten gesandten sich zur stelle finden würden, damit zu ruck halten wollte;³ wie amjetzo aber mann vernimbt, so seindt ungeachtet dessen die Frantzösische gesandten ihres orths mit ablegung der proposition den 13. dieses fortgefahren;⁴ worinn aber eigentlich selbige bestehe, vernimbt mann noch nicht.

Belangendt hiesigen orth wirdt vermuthlich mann auch ehistens darzu schreitten, zumahln doch aus der vielfältigen gegebenen hoffnung von ehister herankunfft der Chur-Brandenburg-, Meintzisch⁵ vndt anderer gesandten noch nichts werden will.⁶

Ich schliesse hiemit, verbleibendt stets,

Ew. Excell. gehorsamber diener,
G. Keller m.pa.

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 129. Eigenh. ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius.

2 De Beierse gevolmachtigden Georg Christoph, vrijheer van Haslang, en dr. Johann Adolf Krebs ontvingen bij hun intocht in Munster (22 februari) de fel begeerde keurvorstelijke ‘eer en tytulen’ (Acta pacis Westphalicae; Diarium Wartenberg I, p. 100-104).

3 Het vraagstuk van de gelijktijdige aanvang van het ‘vredeswerk’ (negotium pacis) in Munster en Osnabrück (nos. 7288, 7289, 7301 en 7302). De graaf van Avaux had de Zweedse gevolmachtigden niet tot matiging van hun harde opstelling ten aanzien van de aanwezigheid van de keurvorsten en Duitse standen kunnen bewegen. Op 10 februari keerde hij misnoegd terug van het bondgenootschappelijke overleg te Osnabrück: ‘Tout ce que nous avons pu faire est qu'ils semblent se restraindre à la venue des ambassadeurs de Mayence et Brandebourg et des députéz du cercle de Franconie’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 123-126).

4 De Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini namen op 14/24 februari een nieuwe redactie (‘propositio I^a’) van de eerste Franse propositie, dd. 4 december 1644, in ontvangst (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 358-360).

5 De Mainzer gevolmachtigden Hugo Eberhard Cratz, graaf van Scharffenstein, Heinrich Brömser von Rüdesheim en dr. Johann Adam Krebs maakten op 10/20 april hun entree in Osnabrück. Vier dagen later verschenen de Brandenburgse gevolmachtigden Johann VIII, graaf von Sayn-Wittgenstein-Hohenstein, Johann Friedrich von Löben en dr. Peter Fritze in de stad (Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 59-61).

6 De discussie over de Franse en Zweedse ‘propositiones de pace’ zou tot 1/11 juni 1645 voortduren (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 439-448).

Osnabruck, den 17. Februarii 1645.

Adres: A son Excellence, monseigneur Grotius, ambassadeur de Suede en France, à Paris. 16 st., tout 8 ll. 16 s.

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 15 Maert.

En in dorso: 17 Febr. 1645 Keller.