quintum epimetrum adiecit et typis vulgavitGa naar voetnoot5 ut hominem deridendum propinet et nomen Axelii Oxensternii, quod in Laurentiadis libello deletum putat, exprimit. Sed ego exemplar meum penitius considerans ita impressum fuisse video ‘Suecum ex familia Oxensterniana’, ita ut alius praeter Axelium designari possit, de quo monere te volui.Ga naar voetnoot6 Addam et illud, Cyrilli catechesesGa naar voetnoot7 et locum de inventione crucis egregie defendi et explicari a domino Vossio in Dissertationibus de tribus Symbolis, dissertatio I in fine, pag. 34, 35, 36, quae forte in manus tuas nondum venerint.Ga naar voetnoot8
Accepi litteras a SorberioGa naar voetnoot9 quibus maximas tibi pro collatis in se beneficiis gratias agit. Blavius cum ipso de correctione et indicibus ad Anthologiam necessariis acturum promisit.Ga naar voetnoot10 Illud nuper scribere oblitus sum: missum a Blavio per Martinum Augusti ad Oxensternium cancellarium exemplar Annotatorum tuorum ad EvangeliaGa naar voetnoot11 ante aliquod tempus, ut iam illuc pervenisse non dubitet. Imprimit iam ipse Dissertationem de origine gentium Americanarum,Ga naar voetnoot12 et Lucanum post duas septimanas praelo subiiciet;Ga naar voetnoot13 postea poemata ei tua tradam.
Filius iam Amstelodami est, inde ad te de suo negotio scripturus.Ga naar voetnoot14
Bene te de Sancti Martio et Thuano sperare,Ga naar voetnoot15 est quod gaudeam; valde enim cum ob
| |
patris avique memoriam, tum ob sua merita Thuano faveo.Ga naar voetnoot16 Perpiniano an Galli potituri sint dubito, non ignarus per discessum regis imminutum exercitum. Hic omnia crebris Suecorum in Germania victoriisGa naar voetnoot17 personant, unde spes est fore ut imperator et Bavarus suas, quae circa Coloniam sunt, copias revocent atque ita Vinarienses sine proelio hostes abigant. Nisi princeps cum exercitu propere adfuisset,Ga naar voetnoot18 magnopere metuendum erat ne Melo cum caesarianis iunctus ipsos invaderet, ut nuper Guichium.Ga naar voetnoot19 In Britannia omnia adhuc sunt turbida; parlamentum habet quantas vult copias, rex vix ullas.
Deus orbi christiano aliquando pacem concedat et tua quae ad eam tendunt secundet consilia. Vale,
tibi obsequentissimus frater,
Guilielmus Grotius.
| |
Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de Suede, à Paris.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 16/9 Iulii.
En in dorso: 7 Iulii 1642 W. de Groot.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 248. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 5766, beantw. d. no. 5793.
-
voetnoot2
- Grotius' brief aan Laurentius; vgl. no. 5720. Op 16 juni legde de Amsterdamse predikant Jacob Laurentius de laatste hand aan zijn Hugonis Grotii epistola ad Jacobum Laurentium anatomizata (BG no. 1203). Twaalf dagen later kondigde Laurentius' broer, de boekverkoper Hendrick Laurensz., in de Courante van Jan van Hilten het verschijnen van dit geschrift aan.
-
voetnoot3
- Bij het zien van bovengenoemde aankondiging gaf Willem de Groot aan Blaeu de opdracht een exemplaar naar Parijs te sturen; vgl. no. 5769.
-
voetnoot4
- Te weten, in de Animadversiones in animadversiones Andreae Riveti (BG no. 1175).
-
voetnoot5
- De oorspronkelijke uitgave van de Hugonis Grotii epistola anatomizata bevatte vier toevoegingen (epimetra): Epimetrum primum: ‘exhibens specimen bonae fidei Grotii in citandis authoribus antiquis, tum quoad citationem, tum quoad sensum’, Epimetrum alterum: ‘exhibens specimen τῆς ὑποϰϱίσεως Grotii’, Epimetrum tertium: ‘exhibens specimen conscientiae Grotii’, Epimetrum quartum: ‘in gratiam inepti ac mendacis editoris et translatoris Epistolae Grotii, qui habetur unus ex eius consanguineis, aut amicis, uti ad me perscriptum Leida ab amico, qui id Hagae intellexerat, vel Haga’ (zie BG no. 1203). Begin juli kreeg Laurentius' geschrift een vijfde, een voor de auteur minder welgezinde toevoeging: Epimetrum quintum: ‘sive Apologeticum virorum bonorum et doctorum qui credunt dominum Jacobum Laurentium translatorem, et editorem Epistolae Grotianae, quae est responsio ad librum eius cui titulus Grotius papizans’ (zie BG nos. 1203 rem. 3, 1204 (met nieuwe toevoegingen) en 1205 (Nederlandstalige bewerking)).
-
voetnoot6
- In het exemplaar van de uitgave BG no. 1203, aanwezig te Leiden, UB, leest men op p. 5: ‘ego certo scio, nobilem quendam Suecum [doorgestreept: ‘ex familia Oxenst(i)erniana’], hoc de te tulisse iudicium: Vere magnus esset Grotius, si missam fecisset theologiam, et non scripsisset de Antichristo’.
Ook in de uitgave BG no. 1204 (ex. aanwezig te Den Haag, Vredespaleis) is op p. 5 genoemde auteurscorrectie waar te nemen.
-
voetnoot7
- In zijn open brief aan Laurentius had Grotius geschreven: ‘pro catechismo Ursini [legas] catecheses Cyrilli’; vgl. no. 5720. Daartegen voerde Laurentius aan dat Cyrillus' werk ‘paapse’ onjuistheden bevatte (Hugonis Grotii epistola anatomizata, p. 20 en p. 47-48).
-
voetnoot8
- Vossius' nieuwste publicatie, de Dissertationes tres de tribus symbolis, Amsterdam 1642, dissertatio prima, c. LI.
-
voetnoot9
- De Franse protestant Samuel Sorbière die in april 1642 zijn geluk in de Republiek ging beproeven. Zijn brief aan Willem de Groot is bewaard gebleven, Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 33.
-
voetnoot10
- Aanvankelijk werd overwogen om Sorbière in de uitgeverij van Blaeu in te schakelen bij het persklaar maken van Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534). Weldra vond hij op voorspraak van André Rivet aantrekkelijker werk.
-
voetnoot11
- De Annotationes in libros Evangeliorum (BG no. 1135). Hier is een vergissing in het spel. Het was namelijk Grotius' bedoeling dat de Zweedse rijkskanselier een exemplaar van de nieuwste herdruk van De iure belli ac pacis (BG no. 571) aangeboden zou krijgen; vgl. no. 5582. De bode ‘Martinus Augusti’ kan niet geïdentificeerd worden.
-
voetnoot12
-
BG no. 726; het werk zou spoedig verschijnen.
-
voetnoot13
- Grotius' nieuwe aantekeningen bij Lucanus (BG nos. 430 en 431) werden in 1643 uitgebracht.
-
voetnoot14
- Pieter de Groot was gevraagd om op 6 juli aanwezig te zijn op de bruiloft van de Amsterdammer Joan Hulft. Een brief over dit onderwerp is niet bekend.
-
voetnoot15
- Het proces tegen Henry Coiffier de Ruzé d'Effiat, markies van Cinq-Mars, en François-Auguste de Thou was in voorbereiding.
-
voetnoot16
- François-Auguste de Thou, zoon van de historicus Jacques-Auguste de Thou en kleinzoon van Christophe de Thou, in leven president van het Parlement van Parijs. Zie voor de goede betrekkingen die Grotius met François-Auguste onderhield, nos. 846, 847 (dl. II), 1868 (dl. V), 2208 (dl. VI).
-
voetnoot17
- De opmerkelijke opmars van de Zweden onder Torstensson in Silezië en Moravië.
-
voetnoot18
- Het offensief van het Frans-Weimarse leger van Guébriant was vastgelopen. Gehoopt werd dat het Staatse leger het leger van don Francisco de Melo op een afstand zou houden, zodat Guébriant en zijn Hessische bondgenoot Caspar van Eberstein vrij waren om de strijd aan te binden tegen het gecombineerd keizerlijk-Beierse leger van Hatzfeldt en de graaf van Wahl.
-
voetnoot19
- De nederlaag die de graaf van Guiche op 26 mei bij Honnecourt had geleden.
-
voetnoot20
- De brief van ‘Santra Salebrosus’ dd. 22 juni; vgl. no. 5761. Binnen afzienbare tijd zou Willem van de inhoud kennis kunnen nemen in Rivets Examen animadversionum Hugonis Grotii (BG no. 1180). Zijn eerste ergernis uitte hij in een epigram; zie voor Grotius' reactie op dit niet overgeleverde gedicht, no. 5793.
-
voetnoot21
- Daniel Heinsius had gelijk. Achter de naam ‘Santra’ verschool zich Constantijn Huygens, heer van Zuylichem.
-
voetnoot22
- Maria de' Medici was op 3 juli te Keulen overleden (Diarium Chigi I, p. 139).
|