Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5454. [1641 november 4]. Van P. Spiring Silvercrona.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Het verlies van DorstenGa naar voetnoot2 bevindt men nu dat desen staat naedeeliger is als men 'tselvige in den eersten geschat heeft. Den gouverneur aldaerGa naar voetnoot3 begeert van de landen gelegen aen de oostzijde des Rijns seer groote contributiën, dewelcke men aen de Hessische voor desen noyt heeft willen toestaen, maer gedraicht, indien sij contributiën van die landen souden willen nemen, met cracht van wapenen sich daerweder te sullen setten; ende also desen naebuyr soo veel machtiger is, soo weet men quaelijck, hoe daerinne te versien is. Niettemin heeft men, naedemael den gouverneur in Dorsten schijnt te dependeren van den ceurfurst van Colen,Ga naar voetnoot4 van hier aen 'tselvige hof geschreven ende daerinne over soodanige exactiën sich beclaegt ende begeert te weeten, hoe men daeraen is. Het succes leert den tijt. Den grave van EbersteinGa naar voetnoot5 sijne residentie genomen hebbende in Coetsvelt legt sijne armeën bestaende in 32 compagniën te paerde ende soo veel te voet in de guarnisoenen daerontrent. Den ceurfurst van Ceulen binnen sijn stadt arriverende ging 's anderendaegs la re[i]ne mèreGa naar voetnoot6 besoecken, 'twelck een uir daernae mede geschiede van den Spaenschen ambassadeur.Ga naar voetnoot7 Des keysers ambassadeursGa naar voetnoot8 deeden sulcx 's anderendaegs, des paus nuntiusGa naar voetnoot9 door sijne indispositie heeft maer alleen sijne coetse met edellieden tot haer connen senden. | |
De keyser is den 14e des voorleden maents nae Weenen vertrocken ende tot Straubingen comende seer costelijck van den hertog van Beyeren getracteert geworden; de gesanten wegen den PalsGa naar voetnoot10 gaen mede nae Weenen, den ambassadeur UlefeltGa naar voetnoot11 is van sijn heer, den coning van Dennemarcken, gerevoceert ende een ander in sijne plaetse gesteltGa naar voetnoot12 met gelijcke autoriteit ende credentiebrieven. Des rijcks afscheit is gepubliceert.Ga naar voetnoot13 Den grave van AuersbergGa naar voetnoot14 is nae Hamburg gedestineert onder pretext van de generale tractaten t'assisteren, dogh meer, soo men meint, om een oog te hebben op de handelinge van den coning van Dennemarcken ende stadt Hamburg, waervan dese wel mocht met den keiser in haperinge comen wegen het verbot, dat geene stant noch staet des Roomschen Rijcks sal mogen met den vijant correspondentie hebben, 'twelck een van de vruchten is van den rijxdagh. Van Hamburg schrijft men mij, als soude tuschen de WeymarschenGa naar voetnoot15 ende keyserschen een rencontre voorgegaen sijn ende de desen in de 500 man verlooren hebben, waervan de seeckerheit te verwachten staet; dat den general TorstensonGa naar voetnoot16 te Wismar doens soude aengecomen wesen ende de armeën nae de Elve marcheren; mede wirdt daer gesegt dat de tractaten te Goslar tuschen den eertshertog Leopold Wilhelm ende de Luneburgische gesantenGa naar voetnoot17 souden tenietgegaen sijn, alsoo den keiser begerende was, dat Lunenburg het stift ende stadt Hildesheim afstaen ende sijn volck, soowel dat in guarnisoen als in 't velt nogh ligt, aen den keiser soude overgeven, waertoe men niet heeft willen verstaen; dat den vijant soude opgebroocken ende sich voor EinbeeckGa naar voetnoot18 gelegert hebben, andere meinden nae 't graefschap Waldeck gemarcheert om sich met HatzveltGa naar voetnoot19 te conjungeren. Hohentwiel is geblocqueert, 'twelck den gouverneurGa naar voetnoot20 daerin voorsiende heeft genoegsaeme provisie bijtijts gedaen. Den resident van Venetië alhierGa naar voetnoot21 verseeckert de heeren Staten dat de salvi conductus tot de vredenstractaten in amplissima forma bij Spaegnië souden afgeveerdigt sijn ende dat deselvige den ambassadeur van Venetiën te Paris residerendeGa naar voetnoot22 met den ersten was verwachtende. Hiermede verblijve, mijnheer, u Excellentie dienstwilliger. | |
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 20 Nov. 1641. En in dorso: 4 Nov. 1641 Spierinck. |
|