Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5090. 1641 [maart] 6. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Ick danck uE. van sijnen liberalen brief van den 25e FebruariiGa naar voetnoot2 ende ben blijde te verstaen wat daer geseit ende geschreven werdt van de saecken van Engellant om 'tselve te confereren met hetgunt hier werdt geseit; ende sal garen verstaen off het sluiten van het huwelijck heeft een bijgevouchde conditie van verbont met de Vereenigde Nederlanden te maecken.Ga naar voetnoot3 Tusschen mij ende den heer grave van Licest[e]rGa naar voetnoot4 sijn wel eenige discoursen gevallen van de oudste dochter aen den churfurst palsgraef,Ga naar voetnoot5 doen alleen van de tweedeGa naar voetnoot6 aen den jongen prins van Orangië te geven wierd gesproocken. Dat uEd. seit van voorsichtigh te moeten gaen in 't schrijven aen Elianus,Ga naar voetnoot7 kenne ick waer te sijn ende sal daerop letten. De ordre die in Hollant op 't stuck van de zee is gestelt,Ga naar voetnoot8 staet mij wel aen. 't Ophouden van de vloot van West-Indië noch voor dit jaer meene ick dat practicabel is. Daer sal veel aen gelegen sijn, wat cours de gouverneurs van Brasyl, Angola ende in Oost-Indië sullen zetten, naedat de verandering in Portugael voorgecomen aldaer ruchtbaer sal sijn. Wat vorder in Ceilan ende bij Malacca sal passeren, is mede van groote consideratie. | |
Aen mijnheer den churfurst Pals heb ick eene geschreven,Ga naar voetnoot9 naedat sijne Doorl. van hier is vertrocken; maer heb aen de zijne die hier sijn,Ga naar voetnoot10 oock aen mijnheer den grave van Lecester ende aen de heer CamerariusGa naar voetnoot11 doen verstaen, dat ick meende dat het oorboir soude sijn dat sijne Doorl. met goedvinding van den coning van Groot Bretaigne op dese tijdt in Engellant mochte gaen. Den graef van Licester spreeckt niet quaelijck van de uitlandige,Ga naar voetnoot12 oock van milord député.Ga naar voetnoot13 Wat van de saecke is van SoniusGa naar voetnoot14 wilde ick wel wat naerder verstaen, ende wie sijne rechters sullen sijn. Desen tijd, op dewelcke den coninck van Denemarcken met den keiser drie questiënGa naar voetnoot15 heeft, is seer bequaem voor Swede ende Hollant. Die vrijheit van den impost voor d'heer SpierinckGa naar voetnoot16 is wel verhaest. De croon van Swede tracteert nu als voor desen ende can alle die van nieus aengenomen werden groote ofte cleine titulen geven nae haer beliefte. Ick en meene geen residentschap aen te nemen. 6 Febr. 1641. | |
Adres: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot uyt Paris, den 6 Feb. 1641. |
|