Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3344. 1637 november 14. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Den 12 November werden mij drie van uE. brieven behandight, twee van den tweeden NovemberGa naar voetnoot2, een van den 25 OctoberGa naar voetnoot3, die apparentelijck voor desen bij mijn soonGa naar voetnoot4 versuimt is te bestellen. Accedit et hoc ad negligentiae argumenta. 'T is noodigh, dat hij overcome. Wil hij iet leeren, soo is het hier te doen, daer veele vremden comen om mijnentwil. Oock brengt den brief, die mijnheer den rijcxcancellierGa naar voetnoot5 hem medegegeven heeft, sulcx mede. Ea propter non improbavi illustritatis Tuae consilium ipsum ad se revocandi, cum et ei illis in partibus uberior se materies offerre possit ingenii juvenilis excolendi et nullibi commodius quam a vobis regi et informari queat. HumelusGa naar voetnoot6 heeft advysen, dat UbboGa naar voetnoot7 hem meent gebruicken over 't handelen van EurypylusGa naar voetnoot8. Soo sulcx valt is daer veel aen gelegen, dat Golilas' soonGa naar voetnoot9 hier de plaetse bewaert, ne alius eum occupet. Doch dient niet gedivulgeert. Bij NeefGa naar voetnoot10, al waer men verseeckert van het succes, soude hij niet dienen om redenen. Ende 't refuis, soo sulcx daerop viel, soude mij, hem ende vooral sijne broeders naedeeligh sijn. Ick blijve bij mijne opinie van de insinuatie aen CaesarGa naar voetnoot11 te doen doen ende verwonderen ons dat noch mijnheer SpierinckGa naar voetnoot12, noch onsen soon ons niet en onderrechten op de intentie aengaende den wissel, daer ons soo veel aen is gelegen ende de saecke niet dan te lang is gebleven in onseeckerheit. Hier is een gerucht geweest, dat de Staten-Generael de vergaderingen van de Staten van Hollant wilden beletten. Mij dunct sulcx geene apparentie te hebben. 't Verlies van mijne heeren PinsenGa naar voetnoot13 ende ReaelGa naar voetnoot14 heeft mij seer bedroeft; de saecke van d'heer GalilaeoGa naar voetnoot15 dient gevordert ende in plaetse van de heer Reael een andere gesurrogeert, gelijck ick uE. voor desen heb geschrevenGa naar voetnoot16. Den Poolschen tol meen ick, dat sal blijven. Die van Genua, eerst wat sijnde geïriteert geweest tegen Spaignie, sijn met goede beloften versacht, gelijck wij van daer verstaen ende daeruit comt de verandering van de resolutie bij uE. aengeroert. | |
Van het gouvernement van Breda is hier mede de opinie als uE. oordeelt. Van de heer d'EstampesGa naar voetnoot1, nu marquys, heb ick uE. voor desen geschrevenGa naar voetnoot2. Men moet hem hooren ende antwoorden met groote circumspectie. Rijnberck is met groot geluck gesalveert. Dat d'heer VosbergensGa naar voetnoot3 sending d'heer van OosterwijckGa naar voetnoot4 geen goed en doet, oordeelt uE. seer wel. 'T is mij lief, dat de Zelanders haere oude deuchd hervatten ende wensche om confirmatie van Angola. Men denckt overal op PenexagorasGa naar voetnoot5 off op SitalcasGa naar voetnoot6. Dan de verandering gevallen in ItaliëGa naar voetnoot7 sal difficulteit geven. De dochter van MonsieurGa naar voetnoot8 heeft groot goed in Vrancrijck; twijffele daerom seer off men den Cardinal van SpaengieGa naar voetnoot9 daermede soude willen verstercken. Wilt mij wel adviseren hoe VosbergenGa naar voetnoot10 staet met GelherGa naar voetnoot11, hoe met ScarinusGa naar voetnoot12 ende de zijnen. Wat hij seit van GolilasGa naar voetnoot13 etc. Soude die manGa naar voetnoot14 wel soecken hier ambassadeurGa naar voetnoot15 te blijven, dat waer een treck. Ick heb gesien het boeck Pontani van de zeeGa naar voetnoot16. Hij toont de historie wel te verstaen, oude ende nieuwe, maer heeft al willens de principale questie van rechten off vermijdt off bedwelmt, om de pretentiën van de croonen van Denemarcke ende Norwegen niet te quetsen. Aen hertogh BernhardGa naar voetnoot17 sont den coningGa naar voetnoot18 van nieus twee duysent man te voet, meest van des hertogs van RohanGa naar voetnoot19 volck, ende duisent paerden, met eenig | |
gelt, soo de Fransoisen seggen, om hem te bewegen den Rijn te passeren. Maer den besten tijd is voorbij. Sijne Furstelijcke Genade is noch in de Franche montagne een goed quartier ende lang vrij geweest sijnde van het oorloghen. Eenige van de vijanden daerontrent comende, sijn geslagen. De Fransoisen bewaeren de forten bij Brunbach. De brugge hebben sij gebroocken ende onder de bescherminge van het eene fort geleit, om bij den vijant, die dagelijcx in het eilant comt, niet beschadigt te werden. Men seit den marescal de ChastillonGa naar voetnoot1 noch in dese tijd Lucy gaet belegeren ende den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot2 Salines. De Fransoisen, die bij Henegouwen sijn, souden garen te Chimay ofte daerontrent haer winterleger soecken. Doch twijffele van 't succes. Den pausGa naar voetnoot3 arbeit tot trefves, vooral in Italië. Den eertsbisschop van ReimsGa naar voetnoot4, soon van den hertogh van GuiseGa naar voetnoot5 is sonder des conincx permissie alhier gecomen uit Italië, soeckende te trouwen Anne, de jongste dochter van den overleden hertogh van MantuaGa naar voetnoot6. Dit soude wel soo groote dilfficulteit niet hebben, soo hij niet en socht alle sijne beneficiën te brengen op sijn broederGa naar voetnoot7, 't welck soo licht niet voort en wil. De Fransoisen spreecken veel van de seditie, iae (?), soo sij seggen, revolte in Portugal. Soo dat vier niet gevoet en werdt, sal het licht vergaen gelijck de croquanterie in Vrancrijck. Wij verwachten advysen uit Hamburg om te weten, off het Fransche gelt soo gereed is als onse ratificatie van het tractaet van Wismar, die in handen is van de heer SalvioGa naar voetnoot8. Den cardinael van SavoyeGa naar voetnoot9 is wederom uit het Genuees teruggetrocken hebbende belofte ontfangen van de hertoginne-weduweGa naar voetnoot10 van alle sijn incomen, dat hem bij den overleden hertogh was ontnomen, te genieten, selff oock voor den gepasseerde tijdt; soodat te twijffelen is, off de saecken haer niet aldaer tot stilte sullen stellen. Soo men dat stuck van Portugael soude willen levendigh houden, most men stercke hulp bieden aen den hertogh van BraganceGa naar voetnoot11, sijnde een machtigh heer ende gecomen van 't bloed van Portugael door wettelijcke geboorte, niet door bastardie, als de soonen van d. AntonioGa naar voetnoot12. Hier is geseit, dat moeite is geweest tusschen de coetsen van de heer CamerariusGa naar voetnoot13 ende van de heer Spiering, waervan wij in uE. advysen niet en vinden. Wilt mij adviseren, off d'heer Spiering gelt sal becomen off excuse. | |
Nadat ick dit geschreven had, is bij mij gecomen monsieur TruchsesGa naar voetnoot1, die hier is vanwegen den hertogh van WeimarGa naar voetnoot2, die mij seit, dat hij wechgaet met goede belofte, sonder iet seeckers, nochte van gelt, nochte van volck; maer heeft last te gaen nae Verdun bij monsieur de FeuquièresGa naar voetnoot3, die ordre sal hebben op alles. De Fransoisen spreecken alhier, alsoff men de brugge om de groote coste behoorde te verlaeten. 'Tgunt ick van de drie belegeringen geschreven heb, gaet noch niet vast. Ick sende uE. 'tgunt hier gedruckt werdt van des conincx genegentheit tot de vredeGa naar voetnoot4. Den 14 Nov. 1637. | |
In margine schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 14 Nov. 1637 wt Paris. |
|